47. Aksel (II)

Claus Johansen, Untitled



Tot zijn eigen verbazing parkeerde Aksel zijn elektrische auto niet uit het zicht, maar bijna voor de deur. De man die zijn vrouw had afgepakt zat te lezen op het bankje in de voortuin, zag hij, met een glas witte wijn binnen handbereik.

Hij keek niet op of om, hij leek volstrekt gelukkig, of in elk geval op zijn gemak.

Martin heette hij. Martin Sonnergaard. Een waardeloze naam. Een waardeloze naam voor een waardeloze man.

Hij had een korte broek aan.

Het slaapkamerraam van Luna stond open, maar de gordijnen waren dicht. Sliep ze, was ze zich van niets bewust?

Aksel mocht geen lawaai maken, dat was een absolute vereiste. Ieder geluid was een geluid te veel. Alleen de vogeltjes. Af en toe in de verte wat verkeer. Misschien een telefoon die ergens aandacht opeist. Een gedempt gesprek, hooguit.

Wacht: de hond. De hond van Martin Sonnergaard. Mouska. (Luna was dol op Mouska, and how could she not.) Mouska kwam uit de openstaande voordeur gewaggeld, met haar eeuwig wapperende staart. Ze ging languit liggen op het stenen paadje. Legde haar bek op de ene voorpoot. Op de andere. Stond weer op, rekte zich uit en waggelde terug naar binnen, na kort het scheenbeen van Martin Sonnergaard te hebben besnuffeld.

Sonnergaard gaf Mouska een aaitje over de bol zonder zijn blik van zijn boek af te halen.

Voorlopig bleef Aksel in zijn auto zitten, met de tas op schoot. Hij keek nog eens naar wat hij had meegenomen.

Waarom een sinaasappelnetje?

De beweegredenen van een moordenaar.

Aksel was geen moordenaar maar hij zou er een kunnen worden vanavond, hij solliciteerde naar het moordenaarschap.

Hij streek met de nagel van zijn duim langs het lemmet van het pizzames. Dat pizzames had hij kortgeleden aangeschaft, mede om de pizza's te snijden voor Luna als zij bij hem at. Luna hield van pizza. Aksel hield ook van pizza. Wie hield er niet van pizza?

Het pizzames bestond uit een rond, blankhouten handvat. Het lange maanvormige lemmet was scherp. Meteen toen hij het ding in de winkel had zien liggen schoot er iets door hem heen. Het beeld van dit pizzames tegen een keel.

Aksel grinnikte, en grinnikte daarna nog een keer, om zijn gegrinnik. Hij dacht aan de verklaringen van moordenaars in rechtbanken die in de krant stonden. Hoe ongeloofwaardig die klonken. Hoe rommelig, hoe rafelig. Amateurs, allemaal!

Afgezien van enkele opvallende uitzonderingen, zagen moordenaars er nooit uit als moordenaars, ze spraken nooit als moordenaars en ze hadden geen idee wat ze aan het doen waren.

Doe ik ook maar wat? vroeg Aksel zich in de beslotenheid van zijn elektrische auto af. Hij ging een stukje verzitten in zijn leren stoel. Nee. Ik weet wat ik doe. Ik kom iets rechtzetten. Ik laat me niet zomaar vernederen. Niet door mijn vrouw, met wie ik twaalf jaar samen ben geweest, en niet door de nieuwe man van mijn vrouw, met wie zij al hoelang? samen is, God only knows.

Met duim en wijsvinger wreef hij zich in de ogen. Hij was moe, Aksel, hij werd moe van zichzelf, hij zou het liefste willen gaan slapen, hier en nu, in de auto. Rugleuning naar achter, tas over zijn ogen tegen het licht.

Misschien als ze het anders had aangepakt, misschien als ze het anders had gebracht, minder als een gewapende roofoverval midden in de nacht terwijl hij naakt in bed lag, dat hij dan beter met dit nieuws, deze nieuwe werkelijkheid, om had kunnen gaan.

Ik wil mijn leven niet langer vermorsen, als een druppende kraan in een overvolle wasbak. Ik heb een man gevonden die goed voor me is. Die van me houdt. Hij heet Martin Sonnergaard. Hij heeft twee restaurants en maakt films. Misschien ken je hem. Zijn restaurants. Hij kan goed koken. Hij kan ook goed met Luun. We hebben het met haar besproken. Ik trek over twee weken met Martin in een nieuw huis dat we hebben gekocht op de dijk hier niet ver vandaan. Wil je dat ik tot die tijd bij je blijf of zal ik maar meteen gaan?

Ze stonden in de keuken.

's Middags, Luna was op school.

Hij was aan het opruimen, eeuwig aan het opruimen; zij kwam op hem toelopen. Op hakken. Toen opende ze het vuur.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat jullie er zijn