Op het matje

Er is een belletje afgegaan, ergens. Er is een munt gevallen. Dat moet wel, want ik ben op het matje geroepen door mijn chef – en  d i e n s  chef. Misschien willen ze nieuwe richtlijnen voor masturbatie op de werkvloer met me opstellen. Of Dagboek van een postbode deze kerst opnemen in de CadeauCarrousel van PostNL.
Of ik krijg alsnog die oorvijg, die lieftallige zo graag op mijn in haar ogen nog altijd te uitgestreken facie ziet neerkomen. Ik heb niks tegen oorvijgen, maar ik word graag betrokken bij de regie. Maar niet naar conclusies springen. Eerst maar eens zien wat dat matje behelst. Goede instap-strategie van mijn nieuwe advocaat: 'Doe alsof je gek bent, alsof je niet helemaal snapt waar ze op doelen.'
Ik doe mijn best.

Masturberen

Bij het sympathieke en goed gesorteerde bric à brac winkeltje laat ik een stapeltje Dagboek-Ansichten achter – wie postbezorger is en een boek te promoten heeft zou wel gek zijn om geen junkmail te verspreiden – bij de verkoopster, die zoals gewoonlijk met een handvol gevorderde vriendinnen pontificaal op het trottoir zit te ouwebetten.
‘Stond jij niet in het Parool?’ vraagt een van de vrouwen, met zwartgeverfd haar, haar hoofd licht gekanteld.
Ik knik. Ik merk aan mezelf dat ik terugtrekkende bewegingen maak, en niet alleen omdat ik haast heb.
‘O ja,’ herinnert de vrouw zich ineens, ‘jij masturbeert!’
‘Klopt. Ik kan het iedereen van harte aanbevelen.’
‘Gaan we doen!’ hoor ik de vrouwen in koor terugroepen, voordat ik het hoekje om ben.

Juf Nederlands

Ik was al tamelijk onder de indruk van de respons op het diepte interview in de Echo, maar de respons op het stuk in Het Parool van maandag overtreft mijn stoutste verwachtingen. Plotseling zoeken allerlei oude en iets minder oude bekenden contact met me. Voorheen zocht niemand contact met me, en dat vond ik eigenlijk ook best, maar nu het gebeurt, moet ik toegeven dat mijn hart zich vult met warme gevoelens voor de mensheid in het algemeen, en die oude bekenden in het bijzonder.
Case in point: een week geleden was ik op de boekpresentatie van Kinderen waaien om, van Mariëtte Baarda, en daar sprak ik Mariëtte's alleraardigste juf Nederlands, en toen dacht ik: op  m i j n  boekpresentatie wil ik  o o k  mijn juf Nederlands. (Met mijn meester Nederlands, het woord zegt het al, had ik een haat-liefde verhouding.) En verdomd, gisteren vind ik in mijn mailbox een bericht van mijn juf, Anja Verberne, die in mijn herinnering in haar Volvo Amazone het schoolterrein op scheurde en bij wie je te allen tijde een sigaret kon bietsen. Verheug me op het weerzien.

Curb your enthousiasm

Op zondag ontvang ik een sms van de collega die in het boek Jeff heet, met een aantal rectificaties. Ik sms terug dat ik nog wel meer rectificaties verwacht. Wie probeert stiekem de werkelijkheid te vangen, als een jongen die een vlinder achterna zit met zijn net, moet rekening houden met rectificaties. Ik zal ze verwerken in de – DV, insjallah en be’ezrat hashem – tweede druk. Jeffs eindoordeel over het boek is geloof ik toch wel positief, hetgeen een meevaller mag heten. Jeff is niet de enige lezer op depot, maar zijn smaak komt volgens mij voor een groot deel overeen met de mijne, dus ik hecht waarde aan zijn mening. De naam die ik hem gegeven heb is ook niet zomaar een naam, hij hoort bij een karakter uit een HBO-televisieserie van een tijdje geleden die we allebei hogelijk waarderen: Curb your enthousiasm. Overigens heette dat karakter in het echt ook Jeff, maar dat is een detail.

De tol der eerlijkheid

Lieftallige leest Dagboek van een postbode, in bed, terwijl ik aan tafel zit te werken. Op een gegeven moment hoor ik een vloek, het boek vliegt door de kamer, het bedlampje gaat uit. Ik probeer me voor te stellen welk fragment haar toorn heeft opgewekt.
'Dat jij een kaart met een zoen erop stuurt naar die secretaresse!' briest ze van onder haar dekbed.
'Ik heb er toch ook een naar jou gestuurd?' doe ik een poging tot damage control. 'En naar mijn moeder?'
Het is even stil.
Ik loop naar haar toe, zoek contact. ''t Wordt nog erger,' fluister ik. Maar toch ook weer niet zo erg, denk ik er achteraan, dat de wereld op instorten staat. Er zijn ergere dingen. Er zijn altijd ergere dingen. Maar, inderdaad, eerlijkheid komt met een prijs.
Goed, twee dagen later is haar toorn wel weer een beetje weggeëbd.
Ze ligt opnieuw in bed te lezen.
Terwijl ik bij haar in bed stap, mompelt ze: 'Smeerlap.'
Nu meen ik wel te weten bij welke passage ze is aanbeland.

Les filles ne peuvent pas jouir

'Madame Claude was de grootste bordeelhoudster in mijn tijd, ze opereerde vanuit Parijs, terwijl ik in New York zat.'
Op de – mierzoete – thee bij Xaviera.
'Ik heb haar nooit gezien, maar wel aan de telefoon gehad. Madame Claude stuurde van die deftige meisjes mijn kant op, ik stuurde haar wildere types. Als mijn meisjes bij haar kwamen moesten ze eerst hun tasjes leegmaken. Als daar een half eindje lipstick in zat, of een afgekloven potloodje, dan lagen ze eruit. Te weinig klasse. Dan: kutje wassen. Als die meisjes schone kutjes hadden, zei ze: doe 't maar eens. Sommige van die van mij kwamen in een mum van tijd klaar. Maar Madame Claude vond dat niks. Les filles ne peuvent pas jouir! riep ze. Ik begreep daar niks van, ik bedoel, ik vond het ook wel eens leuk, dat heb ik ook beschreven. Als je goede seks hebt, ook al is het betaald, en met een vreemde, dan kan het toch zeker gebeuren dat je klaar komt? Maar dat was dus helemaal fout. Weet je waarom? Die orgasmes kostten veel te veel energie, dat vond ze doodzonde, er moest gewerkt worden, niet genoten.'

Whinegard

Ah, een liefdesbrief. Zoiets maakt vrolijk, geeft hoop, voor de mensheid in het algemeen en de liefde in het bijzonder. Goed, dit was geen brief, maar een kaart. Daarom kon ik (en mocht ik, althans van mezelf) hem ook lezen. Ik zou hem het liefst in zijn geheel citeren, maar dat zou een flagrante schending van de privacy inhouden. Blokletters, in het Engels, van een jongen met een Nederlandse naam aan een meisje met een Engelse naam. Hij heeft een stokpoppetje getekend, in de regen, met een liftbordje LYON. Hij is namelijk aan het liften via Duitsland naar een 'whinegard' in Frankrijk om druiven te plukken. 'I will let you know if it's as good as in our fantasy. Thinking about you...' Hopelijk mag ik de volgende kaart, vanaf de 'whinegard', –  gesteld dat hij ooit aankomt –, ook bezorgen.

Faits divers

1. Op depot tref ik de Indiaan. Hem had ik nog niet persoonlijk uitgenodigd voor mijn boekpresentatie, dus dat doe ik bij deze. 'Geen tijd. Leuk voor je. Nou doei,' zegt hij en weg is hij.

2. De ex-depothouder stormt binnen en verklaart: 'Je zal wel bij De Wereld Draait Door komen. Ik bedoel, je schrijft een boekje over wat je allemaal meemaakt als postbode en dan kun je daar toch leuk over vertellen? Daar is dat programma voor, dat kan die jongen die dat doet heel goed, het leven een beetje leuker maken.'

3. Onder in mijn tas had ik vorige week een stapeltje post aan de familie met de Spaanse naam – aanmaningen, achterstallige rekeningen etc. – laten zitten, met de bedoeling die thans te herstelstickeren/retourneren, maar het stapeltje is weg. Gejat, wellicht. Veel plezier ermee.

4. De man die een langwerpig doosje van de Postcodeloterij in zijn brievenbus vindt, maakt een ironisch vreugdedansje, als ik hem overdreven feliciteer met zijn prijs, maar hij maakt toch een vreugdedansje. (Waarschijnlijk zitten er stroopwafels in.)

5. Dingena Mol, de fotografe van Het Parool, wil een actiefoto. Ik ook. We worden op onze wenken bediend door mijn hulppostbode (6), die op de Stadionweg zoals altijd weer met een noodgang op mij af komt gestormd.

6. Mijn huidige favoriete weduwe, een kettingrokende oud-intensive careverpleegster met een droog gevoel voor humor, is naar een tehuis vertrokken, meldt haar zoon. Ik zal haar missen.

Bakker

Voor de tweede keer in twee weken bood mijn favoriete bakker me een baan aan in zijn drukbezochte bakkerij. Het enige dat hij van me weet is dat ik koekjes bak, maar iedereen bakt koekjes. Zit hij echt omhoog, of zou hij medelijden met me hebben? Hij ziet me steeds met mijn driejarige, onder werktijd, aan de balie verschijnen. Vanochtend, toen ik opnieuw mijn schouders vragend ophaalde op zijn spontane job-aanbod, voegde hij nog toe: 'Mocht je op een dag besluiten je vaderschap opzij te schuiven, dan hoor ik het wel.'

Allemaal gelogen

Interview bij Snackbar Triomf, dit keer met Marjolijn de Cocq van Het Parool. Lieftallige vroeg zich af waarom ik zonodig interviews moet geven bij Snackbar Triomf, terwijl het ook bij, om maar wat te noemen, De Ysbreeker kan. 'Dichterbij, en de broodjes zijn beter.' Dat kan wel wezen, maar het gaat me niet om de broodjes, maar om de interviewer, en mijzelf, in de wereld die ik beschrijf in Dagboek van een postbode onder te dompelen – al is het maar voor even.
Ik was vroeg. Ik liep de zaak in en wilde met een biertje op het terras gaan zitten, toen mijn blik viel op een kastbibliotheek onder de toog. Nu hangt Amsterdam vol met kastbibliotheken, maar dat er ook een zou hangen onder de toog bij Snackbar Triomf had ik niet kunnen bevroeden. Ik spotte in de gauwigheid een Worthy, een Nabokov en een Springer. Ik koos voor de Springer en ging buiten in de zon zitten. Een verhalenbundel, voorafgegaan door een interessant diepte-interview met de schrijver-diplomaat. De titel? "Allemaal gelogen."
Het broodje kroket, dat we halverwege het gesprek lieten aanrukken, viel ook niet tegen. Maar van mijn voornemen, om mijn woordenstroom enigszins in te dammen, is niets terecht gekomen. Benieuwd naar De Cocqs filtraat.

Geachte familie met de Spaanse achternaam,

De huidige bewoonster van uw voormalige woning heeft mij een stapeltje aan u geadresseerde post overhandigd. Het zal u misschien niet verbazen dat die post voor 60 procent bestaat uit aanmaningen, voor 30 procent uit achterstallige rekeningen en 10 procent uit dreigementen van deurwaarders en incassobureau's. De politie heeft de deur nog niet ingetrapt, meldt de huidige bewoonster, maar zij is daar wel bang voor.
Bij gebrek aan uw huidige woon of verblijfplaats, ga ik uw post retourneren naar de afzenders, maar sommige afzenders zullen hier geen genoegen mee nemen. Schuldeisers hebben de neiging om vroeg of laat geld te gaan ophalen waar ze het maar kunnen krijgen.
De kans dat deze brief u bereikt is klein, maar zij is ook niet uitgesloten. Ik begrijp, Nederland is een land dat erom vraagt opgelicht te worden, en het is niet zo dat we het met zijn allen uw nalatigheden niet kunnen gladstrijken, maar als u alsnog uw schuld aflost, kunt u met een schoon geweten verder leven, en dat is ook wat waard.
Was getekend: Eduard P. Restante, postbezorger.

Bericht van de cramping (6): Going nowhere slowly.

De cramping is leeg. Afgezien van enkele laagovervliegende vliegtuigen, en een libelle, zijn we de enigen. We eten aan de rand van het bos, bij ondergaande zon. Conform de Tweede Hoofdwet van Frölke – waar zwembaar water is moet gezwommen worden – fiets ik in de schemering door de duinen naar het strand. Niemand. Of nee, toch nog een paar laatste zielen. Ik loop – naakt, conform de Derde Hoofdwet van Frölke – de kalme zee in, er zijn nauwelijks golven, maar er is wel stroming, en zwem, doelloos, going nowhere slowly. Het wordt al donkerder. Ben ik gelukkig? Dat is mogelijk, maar je kunt er niet zeker van zijn. Als ik nu doorga tot ik niet meer kan, is het met me gedaan. Boven de duinen, zie ik als ik omdraai, een rood-oranje maan. Spontaan begin ik te zingen: 'When the moon is in the seventh hour...'

Grijs iemand

Op weg naar depot spot ik Hotpants, drukdoende in de hitte. Hij heeft – uiteraard – hotpants aan; daarboven niks. Ik stop mijn fiets en bewonder zijn torso, dat ik nog niet eerder in volle glorie bewonderen mocht. Alleen de navelpiercing kende ik, omdat die navel dikwijls onbedekt blijft. Op zijn borst valt onmiddellijk de ster op (of de zon, maar de zon is ook een ster), die hij rondom zijn linkertepel heeft laten tattoeëren. In zijn rechterhand houdt hij een rood, afgescheurd lapje stof, ter grootte van een geel doekje. Pas als hij het aantrekt begrijp ik dat het een topje is.
Hij is met boeken bezig, H.P., boeken die in zijn fietstassen zitten en die hij op straat heeft gevonden. Hij laat me een Hemingway zien. Ik zeg dat ik die wel wil hebben. Ik krijg de Hemingway.
Als ik hem vertel over mijn boek (daar wist hij niets van af), en mijn schrijversschap (idem) en hem uitnodig voor de boekpresentatie, zeg ik nog, – je moet sommige dingen tijdig in de week leggen –: 'Ik heb iedereen andere namen gegeven, maar ik denk dat je jezelf wel gaat herkennen.'
Hij kijkt me verbaasd aan door zijn rechthoekige bril. 'Wat? Ik? Maar ik ben toch een heel grijs iemand?'

Briefje van tien

Ik sla met een briefje van tien in het gezicht van mijn zevenjarige en zingzeg, als in een soort mantra: 'Dit is het eerste geld/ dat ik/ met mijn boek/ heb verdiend'. Hij ondergaat de quasi chartale marteling gelaten, werpt dan tegen: 'Maar ik heb 89 euro!' Dat is ook zo, hij  h e e f t  89 euro, of daaromtrent, in zijn spaarpot zitten, euro's die hij ongeveer dagelijks natelt om te zien of er een mutatie heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld omdat een van zijn ouders/verzorgers er een graai uit deed en die graai nog niet adequaat heeft gecompenseerd (gelukkig is het systeem lenen/schuld/rente nog niet tot hem doorgedrongen), maar waar het om gaat, om terug te keren naar  m i j n  geld, is dat ik dat tientje heb verdiend aan mijn  b o e k,  omdat kunstbroeder Hannes Wallrafen zo vriendelijk was om de allereerste bestelling te doen. 'Wéét ik toch al,' knikt mijn zevenjarige.

Omgekeerde post

Ik ben geen filatelist, nooit geweest ook, maar de zegels op het brievenbuspakje uit Indonesië, alsmede de brief uit Monaco spraken tot de verbeelding. De pakweg dertig, drukbestempelde postzegels, van elk 3000 roepia (20 cent) op het pakket uit Indonesië vertelden een verhaal over Kalimantan, het Indonesische deel van Borneo, met heldhaftige taferelen van vechtende mannen in krijgstenue, en de leptopticos javanicus, maar bevatten bijvoorbeeld ook een plaatje van een bord eten. Turend naar die zegels werd ik getransporteerd naar dat deel van de wereld; omgekeerde post dus. Hetzelfde gold in iets mindere mate voor de klassieke zegel uit Monaco: een koninklijk paar met een kroontje, met een stempel MONTE CARLO. Ik waan me dan in Monte Carlo, heel even maar, en langer wil ik er eigenlijk ook niet zijn.

Sportief

Jawel, het is zover: het bestaan van dit blog is doorgedrongen tot de wereld buiten mijn familieleden en hardnekkige fans en de sporadische Google I feel lucky-hit. 'Ik heb al je stukjes gelezen,' zegt een collega ietwat lacherig op depot. 'Vermakelijk, en ook herkenbaar, maar ik was het niet helemaal eens met de manier waarop je mij neerzette.'
'Hoe had ik je ook alweer neergezet?'
'Iets van saai aardig, of aardig saai.'
Ik ben blij dat hij mijn mini-karakterisering sportief opvat.

Geen woord teveel

Mijn raadsman staat ’s avonds voor de deur, onaangekondigd, met een fles Crémant in de hand. Hij komt me feliciteren met Dagboek van een postbode, dat hij als een van de eerste had weten te bemachtigen. ‘Er staat geen woord teveel in,’ zei hij. Dat beschouw ik als een compliment. Elke tekst is een trade off tussen betekenisoverdracht en economie van taal: een schrijver wil zoveel mogelijk betekenis overdragen met zo min mogelijk woorden – eigenlijk, nu ik erover nadenk, het tegenovergestelde van wat taalgebruikers in de dagelijkse omgang beogen en doen.
Toen ik hem en mezelf en de kostwinner had ingeschonken was ik toch ook wel een heel klein beetje benieuwd of hij rellen, onlusten en bloedige conflicten voorzag naar aanleiding van deze publicatie. Hij voorzag niets van dat alles. ‘PostNL heeft wel wat belangrijkers aan zijn hoofd dan zich druk te maken om een boek... Het kan zijn dat er wat reuring komt – dat wil je toch? – maar voor de rest zou ik me geen zorgen maken.’ Ik ben er nog niet over uit of ik hierover opgetogen, dan wel teleurgesteld moet zijn.

Alles puur

Vanmiddag gaf ik mijn eerste interview als postbode op het terras van snackbar Triomf. Eerste vraag van het alleraardigste meisje van De Echo (wie eenmaal ja heeft gezegd tegen de post kan tegen niemand meer nee zeggen): hoe is het zo gekomen dat je postbode bent? Ik: dat staat in het boek, maar... Tweede vraag, hoe lang ben je al postbode? Ik: dat staat ook in het boek, maar... etc. Derde vraag, vertel eens een leuke anekdote. Ik sla het boek willekeurig open en lees een stukje. Het meisje, na een tijdje: ik denk dat ik het wel zo ongeveer heb.
Om heel eerlijk te zijn was de foto spannender. Als experiment, en als statement, liet ik mijn gulp openstaan. Ik ben er nog niet helemaal uit wat dat statement te betekenen heeft – mijn moeder suggereerde later aan de telefoon: dat je brievenbus open staat – maar het  w a s   een statement. De vraag was of de alleraardigste fotograaf het opviel. Nee dus. Tot slot vroeg ik hem, in een vorig leven had hij op de markt gestaan, doe je aan fotoshop. Daar doe ik niet aan, zei hij. Alles puur.
Dus ik ben eigenlijk wel benieuwd naar de foto, a.s. woensdag, in de krant.