Herfstiger




dichters die het over de herfst willen gaan hebben
hebben het makkelijk deze herfst
nog voor goed en wel
overal dood en verderf
alles stuk in grote scherf
niemand die zegt leef
iedereen die zegt sterf

en ik? ik veeg bladeren bijeen
op een doodstil kurkdroog erf
ze zijn groter doder dit jaar
kronkeliger krokanter
wat zout er overheen
en zo bij de borrel
in de aula van het knekelhuis

maar wat doet het ertoe
het gaat niet om de familie
het gaat niet om de soort
het gaat niet om de botanie
het gaat enkel en alleen
krikkrak schrans nerf
om vroegere vergankelijkheid

Narratief

In het dennenbos, aangenaam beschut, zit ik achter mijn laptop als vriend M. passeert, met zijn kinderen, 13 en 7.
Zit je te zoomen? vraagt die van 7.
Ik schud van nee.
Ben je een lezer, vraag ik aan die van 13.
Ze leest thrillers, zegt M.
Maakt niet uit, als je maar leest, hoor ik mezelf zeggen. De schrijver als onbezoldigd CPNB-medewerker. Mijn eigen 13-jarige leest helaas niet meer, hopelijk begint hij ooit weer.
Pappa, zegt de 7-jarige, waarom zijn wij gestopt bij deel 5 van Harry Potter?
De verhaallijnen werden te ingewikkeld, zegt M.
En het is ook best eng toch, zeg ik.
M. knikt.
Ik raad, zoals altijd, Alleen op de wereld aan, van Hector Malot, in de wat archaïsche vertaling van August Willemsen. Dat boek staat nog steeds als een huis. Ontroerend, spannend, grappig – in die volgorde.
Ik ben in de laatste van Salman Rushdie bezig, zegt M.
En?
Nogal veel, eh... narratief. Ik weet niet...
Ik denk dat ik begrijp wat je bedoelt. Maar hij kan wel schrijven, Rushdie.
M. knikt.
Misschien is dat het probleem, bedenk ik, als M. weg is, dat als je kan schrijven, dat het narratief het overneemt. Niet het verhaal, maar de vertelkunst.
Enige uren later attendeert M. mij op de aanslag op Rushdie in New York.
We speculeren dat Rushdie precies op het moment dat wij over hem spraken, in zijn nek en buik werd gestoken.
'Ik heb wel zin om nu door te lezen,' zegt M.
Ik knik. 'Ik dacht aan een verhaal over een schrijver die zijn eigen dood in scène zet om de aandacht voor zijn werk te vergroten,' zeg ik tegen M.
'Dat heeft Houellebecq toch al eens gedaan? In Platform?'
'Het is niet een heel origineel gegeven. Maar ik dacht, ik werk het nog eens uit.'
Misschien moet mijn verhaal gaan over een schrijver die erover denkt een verhaal te schrijven over een schrijver die zijn eigen dood in scène zet om de aandacht voor zijn werk te vergroten.
Misschien ook niet.




Andere schepselen

1.

In alle vroegte een colonne luid snaterende ganzen

Of eenden; ik kan ze niet zien, ik hoor ze alleen.

Ze scheren voorbij, over het dak heen. Consternatie.

Waar gaan ze naar toe. Waar hebben ze het over.


2.

Een kraai die op een tak dichtbij gaat zitten.

Ik denk dat ik hem als enige hoor.

Hij krast vier keer, zwijgt, en krast opnieuw vier keer.

In de verte klinkt soortgelijk gekras.


3.

Ik heb twee wespenvallen gekocht,

Maar ik weet niet of ze werken.

Ze hangen aan de boom. Ze werken.

Massamoord in een mum van tijd.


4.

Er komt een muisje de hoek om kijken.

Zal wel een bosmuisje zijn.

Deinst niet terug voor stadsmensen.

Oogjes, oortjes. Ik ben ontroerd.


5.

Op het strand vind ik voor de zoveelste keer

Het bekende platte, witte, schuimachtige bot.

Sepia. Het rugschild van de sierlijke zeekat,

Een onwaarschijnlijk fantastisch beest.


Al vijf jaar actueel