8. Wat is precies de bedoeling?

Lucian Freud, Girl with beret


'Wat machtig dat je gekomen bent,' zei De Jeude, toen Ariane zich bij hem vervoegde in zijn bescheiden bovenwoning. Hij had haar nooit kunnen beminnen, Ariane, ze was onbeminbaar, het bleef bij bewonderen. Nu bewonderde hij de pet die ze op had, met die pet op was ze adembenemend. 'Ja, ik vind het ook ontzettend leuk,' zei ze, opeens nogal onnozel, als een klein meisje, spelend met haar pet, 'maar wat is precies de bedoeling?' 'Wat precies de bedoeling is, weet niemand,' sprak De Jeude filosofisch, waarop hij even kort en fel hoestte om een grote, blaffende hoestbui te voorkomen. 'Of, laat ik het zo zeggen: wat denk jij dat de bedoeling is?' 'Je zoekt toch iemand die je kan verzorgen tot het eind, hoe lang het ook duurt, een buddy?' 'Ik heb al een buddy. Z. is mijn buddy. Nee, adembenemende Ariane, ik ben niet op zoek naar een buddy. Ik ben op zoek naar iemand die geen idee heeft van de toekomst, noch van het verleden, die alleen maar in het hier en nu leeft, en die om die reden voor alles in is.' Hij was opgetogen over zijn eigen definitie van waar hij naar op zoek was, zo had hij het zelf eigenlijk nog niet eerder bekeken. 'En die kast dan, ik bedoel... kist...' Ze wees met haar adembenemende neus naar de doodskist die pontificaal in zijn appartement was opgesteld, op zijn kortste kant, als een teletijdmachine. Hij kwam bijna tot het plafond. De deur stond op een kiertje, nieuwsgierig makend, uitnodigend. 'Ja, mooi hè? En weet je wat het mooie is, maar misschien heeft Z. je dit al verteld bij het sollicitatiegesprek, ik pas er in, jij past er in, wij passen erin. Zullen we even proberen, dan weten we meteen waar we het over hebben.' Ariane hielp de toch nog altijd behoorlijk doodzieke De Jeude de kastkist in, en wurmde zichzelf er vervolgens bij. 'Hou je vast,' zei De Jeude, terwijl hij de deur dichttrok. 'Daar gaan we.'

7. Een succesvolle sollicitatie



'Wat wil je dat ik doe?' 'Niets. Kun je dat?' Het eerste sollicitatiegeprek met Ariane verliep voorspoedig. Ariane bleek te beschikken over alle kwaliteiten die vereist waren voor De Jeude's onderaardse wandeling: ze paste  – met gemak – in de kastkist, ze praatte niet veel en ze was avontuurlijk aangelegd. Vooral dat laatste had De Jeude aangemerkt als een eigenschap die belangrijk, misschien wel onmisbaar was voor het onderhavige doel. 'Ze moet zich niet steeds afvragen waar ze morgen is. Ze moet niet de hele tijd op haar mobiel kijken. Ze moet zich geen zorgen maken of ze haar belastingen wel op tijd doet. Het liefst zou ik willen dat ze helemaal geen belastingen doet, dat ze niet eens weet wat belastingen zijn.' 'Maak je geen zorgen,' antwoordde Z., 'ze heeft niet eens een huis. Ze woont bij iedereen die haar in huis neemt.' 'Heeft ze werk?' vroeg De Jeude. 'Ik vind het belangrijk dat ze werk heeft. Een vrouw zonder werk is zoiets als een kruiwagen zonder wiel. Wat ze ervoor betaald krijgt is onbelangrijk. Als er maar iets is wat ze als haar levensproject beschouwt. Liever niet grunten.' Z. zou het haar vragen, in het tweede sollicitatiegesprek, dat die middag plaatsgreep, op het grootstedelijke terras. Het was nat en winderig. Zelfs de honden bleven binnen. Toen Z. terugkeerde, meldde hij: 'Ariane zegt dat haar werk eruit bestaat haar geliefden te gronde te richten. Of ze daarin succesvol is, heb ik niet kunnen controleren. Ik ga haar, in het derde en laatste sollicitatiegesprek, ook nog vragen naar haar passies.' De Jeude barstte los in een van zijn groteske hoestbuien; hij herpakte zich snel. 'Je maakt er werk van Z., dat spreekt me aan, maar, even voor de goede orde, wat doen haar passies ertoe, passie is toch iets voor de middenstand?' - Het laatste en beslissende sollicitatiegesprek greep plaats in Z.'s slechtverlichte, en tjokvolle gangkast. Tussen de vergeten tennisrackets, het afgekeurd speelgoed en de rottende boeken sprak Ariane gepassioneerd over haar passies, ook al waren die irrelevant. Het enige wat Z. wilde meten was haar claustrofobie-score. Welnu, haar claustrofobie-score was -5, wat zoveel wilde zeggen dat ze genoot van krapte, dat ruimtegebrek haar gelukkig maakte. 'Heb je zelf ook nog vragen?' vroeg Z. Die had ze niet.

6. Ariane



Op Z.'s facebookoproep 'Wie wil er met De Jeude aan een onderaardse wandeling beginnen?' kwamen zeventien likes, vier melige en twee serieuze reacties. Aanvankelijk had Z. niet willen meehelpen aan De Jeudes wens om een partner te vinden voor zijn onderaardse wandeling. Niet alleen vanwege de morele implicaties, maar vooral vanwege de tegenstrijdigheid in De Jeudes gedachtengoed. Immers, wie Ultieme Autonomie nastreeft, heeft bij definitie niemand nodig. Maar Z. had zijn bezwaren vrij snel terzijde geschoven toen De Jeude, na een korte blafbui, had uitgeroepen: 'Maar autonomie heeft post mortem toch helemaal geen betekenis meer?!' – Eén van de serieuze reacties kwam van Ariane, een kennis van De Jeude en Z. uit de tijd dat zij nog snoeiharde gitaarrock maakten in een onverwarmde loods aan de rand van de stad. Ariane wilde toen heel graag grunten. Ariane was een meisje dat geen vrouw wilde worden. Niet alleen wilde ze niet ouder worden – dat had ze gemeen met de meeste vrouwen –, maar ze wilde ook geen moeder worden. Kinderloos of de dood, in haar woorden. Ze voorvoelde dat ze zich zou verliezen in haar kind en ze wilde zichzelf niet verliezen – althans niet op die manier. De Jeude was stiekem altijd een beetje bezeten geweest van Ariane, maar dat was niet zo bijzonder want iedereen was bezeten van haar, stiekem, of niet zo stiekem (zoals Z., die nergens een geheim van maakte omdat hij naar eigen zeggen nergens bang voor was). 'Count me in!!!' had ze ge-uitroeptekend op de facebookoproep. En: 'Ik wist niet dat die gek nog leefde!!!'

5. De ultieme autonomie



Nadat De Jeude UwKistNu.com opdracht had gegeven tot vervaardiging van zijn kastkist, – die er precies zo uitzag als een liggende kist, zij het dat hij op de kleinste kant zou staan –, begon hij zich zorgen te maken om het in- en exterieur. Het hele idee van zijn doodskist als kamertje, als privé-vertrek, stond hem zozeer aan, hoe weinig bewegingsruimte – ijs of geen ijs – het ook bood, dat hij voor zichzelf enkel en alleen het allerbeste op dat gebied wenste. 'Ik heb nooit een privékamertje gehad,' biechtte hij tegen Z., die had toegezegd zijn oneindige ideeënstroom ook op de be- en aankleding los te laten. 'Ik wilde heel erg graag een kamertje voor mezelf alleen. Ik merk hoezeer ik daarnaar verlang nu ik steeds langer op de WC doorbreng.' 'Ja, u is een langpoeper,' beaamde Z., 'maar ik heb dat altijd als luiheid uitgelegd. Je bent te lui om te drukken, je laat liever de gravitatie haar werk doen.' 'Dat ook. Ook dat. Maar het gaat me vooral om de allenigheid, de afzondering.' 'Wat doe je daar dan behalve je stront naar beneden laten vallen, als ik vragen mag, of is dat te privé?' 'Dat is te privé, maar ik kan je wel vertellen, waarde Z., dat het idee dat niemand kan zien, horen, voelen, ruiken of proeven wat ik daar doe mij bijzonder veel voldoening schenkt. En dat wil ik dus ook in mijn kist. De ultieme autonomie. En je begrijpt, dat iemand die zoveel waarde schenkt aan zijn laatste, mooiste kamertje, ook wat kwaliteitseisen stelt. Dus ik wil de beste schilder that money can buy vragen om een beschildering, en een dito stoffeerder om het meest luxueuze interieur. Ik wil dat de boodschap van buiten hard, confronterend, en onvergetelijk zal zijn, en die van binnen warm, fuzzy en troostrijk.'

4. Een poëtische oplossing



'IJs,' fluisterde Z., De Jeudes adviseur (onbezoldigd), en schoof zijn ontwerp voor de kastkist terug over het stroeve blad van diens gammele keukentafel. Z. was een man van vele talenten, maar zijn grootste talent bestond uit het bedenken van originele oplossingen voor alledaagse en, nou ja, niet zo alledaagse vraagstukken. (Dat hij dit talent niet te gelde wist te maken deed daar niets aan af.) Hij zag eruit als iemand die de dag in bed doorbracht, en dat was ook zo, hij beweerde dat hij daar de beste ideeën kreeg. 'Wat bedoel je met ijs?' vroeg De Jeude, terwijl hij zijn eigen tekening nog eens van alle kanten bekeek, 'ik zie het niet.' 'Dat is het hem nou juist,' zei Z. 'Je ziet het niet, maar het is er wel. Ideaal dus. Bovendien heb je dan meteen een oplossing voor je olfactoire overgevoeligheid... IJs is poëtischer dan glas, dat is ook wat waard, mensen zijn heden ten dage dol op poëzie.' Op dat moment barstte De Jeude uit in een hevige, aanhoudende hoestbui. Z. stond ondertussen op, liep naar de bank en ging liggen, zijn armen gekruist onder zijn hoofd, en zijn gestrekte benen gekruist bij de enkels, en sloot de ogen. Hij wist dat het zinloos was om De Jeude zachtjes op zijn rug te kloppen, glaasjes water aan te bieden en wat niet al. Na tien, max twaalf minuten blaffen en hijgen hield het kabaal ineens op, alsof iemand de stekker uit een apparaat had getrokken. De Jeude richtte zich met betraande ogen tot zijn adviseur, die vanaf de bank vervolgde, met een zelfingenomen grijns, zijn schedel rustend op zijn handpalm: 'Het mooiste is, binnen vierentwintig uur na de begrafenis is het ijsblok gesmolten en kan de dode aan zijn onderaardse wandeling beginnen. Wat wil je nog meer?'

3. De kist werd een kamer, of, zo je wilt, een kast, vanwaaruit de dode aan zijn onderaardse wandeling kon beginnen.



Hoewel de noodzaak alsmaar afnam, en Z. hem bleef feliciteren met zijn revival, raakte De Jeude geobsedeerd door de gedachte zijn eigen kist te ontwerpen. Hij was nooit een ontwerper geweest, had nooit iets ontworpen – afgezien van (ooit, tegen zijn zin, op aanraden van Z., zij het zonder diens medewerking) een zwevend bed, dat volgens de wetten der slapstick binnen twee maanden met een ongehoorde klap naar beneden kwam; wonder boven wonder mankeerde De Jeude niets, sterker, hij sliep na het incident gewoon door in het niet meer zwevende, maar scheve bed – maar het ontwerpen van een kist leek plotseling wel haalbaar, mits hij de productie ervan uitbesteedde aan een fabriek. – De Jeude schetste op de achterkant van een envelop – o noodlot, o voorzienigheid, een factuur van ZesPlanken.com – en kwam al snel op een naar zijn eigen bescheiden mening geniaal, intuïtief ontwerp: een staande kist. Net zoals een portretfoto beter staand dan liggend kan worden genomen, kan een doodskist beter staand dan liggend worden ontworpen, non-sequiturde hij. Sinds hij was gediagnosticeerd met een vervroegde dood, was De Jeude gerechtigd tot elke non-sequitur die hij zich maar wenste, vond hij, en hij niet alleen. Z. was het roerend met hem eens. En vlak de vele voordelen van de verticale kist niet uit, redeneerde De Jeude voort, denk aan de ruimtebesparing op begraafplaatsen, maar vooral ook aan de symboolkracht. De kist werd een kamer, of, zo men wilde, een kast, vanwaaruit de dode aan zijn onderaardse wandeling kon beginnen. Om dit idee nog verder uit te werken zou de kist worden afgesloten met een heuse deur (niet ongelijk die uit Lazarus), in plaats van een klep. Er deed zich nu echter een probleem voor: hoe te voorkomen dat het lichaam inzakte? Juist: daar was ophanging voor nodig. De kastkist diende van binnen te worden voorzien van allerlei haken en ogen en katrollen en knijpers, waarmee het lijk in erecte staat kon worden gehouden. Meteen vloog De Jeude internet op om te zien of iemand het patent op deze vinding al had opgeëist.

2. De Jeude: 'Ik ben nogal olfactoir aangelegd.'

Dead Silvio

De Jeude had een begrafenis bijgewoond van een mede-patiënt die wel uitbehandeld, opgegeven en wat al niet was, die dus, om zo te zeggen, pech had gehad – ware het niet dat niemand het leven, en al helemaal niet de dood, in termen van mazzel en pech wenst te beschouwen (het universum waarin wij ons bewegen schijnt meer dimensies te hebben). 'Ik keek in de kist,' zei hij tegen Z. 'Ik zag het lijk. Ik dacht: ik ben dat lijk. Of: ik hoor daar te liggen. Of, iets minder dramatisch: ik zou daar kunnen liggen. Of: voor hetzelfde geld had ik daar gelegen.' Maar De Jeude lag daar dus niet. Althans, niet in letterlijke zin, want wie iemand verliest, verliest ook een stukje van zichzelf, en ligt in die zin dus toch ook een beetje in de kist. 'Hoe zag de dode eruit?' wilde Z., immer nieuwsgierig, weten. De Jeude: 'Zoals alle dode gezichten was ook dit gezicht ingevallen, ingezakt, uitgedroogd – ondanks cosmetische pogingen om het verval te voorkomen... Waarom keek ik naar dit gezicht? Ik had goede herinneringen aan het gezicht, als ik eraan dacht, zag ik een mooi hoofd, met een jonge uitstraling... Nu etste zich een nieuw beeld in mijn geheugen... een stuk minder flatteus... zeg maar gerust verontrustend... om nog maar te zwijgen van de geur. De geur van een dode – ook al wordt er tegenwoordig nog zoveel gedaan aan koeling en opsmuk – gaat je niet in de kouwe kleren zitten... Althans mij niet. Ik ben nogal olfactoir aangelegd. Toen ik boven de kist hing voelde ik geen enkele behoefte om het lijk aan te raken, omdat ik bang was voor die akelige koude huid, maar onwillekeurig snifte ik, snoof ik de geur van de dode op... en die loog er niet om. Als ik ooit word opgebaard, dan graag onder glas. Wil je dat noteren?'

1. 'Ziet u nu af van uw levenseinde, dan geldt dit als eenvoudige contractbreuk.'



Een van de eerste dingen die De Jeude deed toen hij van zijn dokters hoorde dat hij niet langer terminaal was, was de regeling die hij met zijn begrafenisonderneming had getroffen ongedaan maken. Hierbij stuitte hij op onverwachte problemen. 'U heeft een contract bij ons getekend,' kreeg hij te horen van Linda van ZesPlanken.com, volgens de website gevestigd te West Friesland, maar niet per telefoon bereikbaar, 'het is niet meer dan normaal dat wij verwachten dat dat contract wordt nageleefd.' 'Maar de behandeling slaat aan!' emailde De Jeude terug, in kapitalen. 'Dat is toch heugelijk, ik ontkurk de champagne, dan mag ik het contract toch zeker wel opschorten?' Het antwoord van Linda kwam binnen vier minuten. 'Het spijt ons u te moeten meedelen dat dit niet zal gaan. Meneer de Jeude u heeft ons laten weten dat u waarschijnlijk nog zes maanden te leven had, hooguit acht. Uw aanbetaling is gebaseerd op een uitvaart binnen het kalenderjaar. Ziet u nu af van uw levenseinde, dan geldt dat als eenvoudige contractbreuk.' Bij De Jeude, een laconieke man, die wel wat gewend was, en zeker sinds de onset van zijn ziekte een berustende kalmte was gaan vertonen, kwam stoom uit de oren. Groene stoom. 'Dus ik moet betalen voor een uitvaart die helemaal niet plaats gaat vinden?!' brieste hij, met een kinderlijke massa vraag- en uitroeptekens. – ZesPlanken.com was hem aangeraden door Z., zijn adviseur, die zei dat het tijd was voor een nieuw soort begrafenisondernemer, dat de gangbare begrafenisondernemers hadden afgedaan, en dat ZesPlanken.com niet alleen naam maakte met zijn flexibele, ja vindingrijke uitvaartrituelen (bij een ceremonie in een molen was de kist bevestigd aan een van de wieken, die onder applaus nog eenmaal rondging), maar ook om zijn scherp geprijsde pakketten, en niet in de laatste plaats de toespraken van John den Akker, zelfbenoemd 'hemelaar', die allesbehalve tenenkrommend zouden zijn. Het antwoord op De Jeudes laatste email liet anderhalf uur op zich wachten, en kwam van Den Akker himself. 'U betaalt een kill fee van 80 procent van het overeengekomen bedrag, of u kunt in de kist gaan liggen. Aan u de keus.'