13. Permanent tuckshop

Als Ludowitz een vlakvark tegenkomt, dat er flink de pas inhoudt, besluit hij achter hem aan te gaan. Liever de escort van een zwijn, dan helemaal geen escort, denkt hij. In de township, cq. informal settlement, kan alles en iedereen een Buchhandler uit de Witbooistraat tot escort dienen. Het totale gebrek aan twijfel als hij links en rechts afslaat, de ferme tred op de vage paadjes tussen de donkere hutten door, geeft Ludowitz het gevoel dat dit vlakvark precies weet waar hij mee bezig is en waar hij naar toe moet, maar na een drie kwartier durende achtervolging komt hij bij een permanent tuckshop uit, een lokale convenience store, die hij, denkt hij, eerder heeft gezien, al lijken alle tuckshops hier op elkaar. Het zijn provisorische winkels, winkels die vandaag lijken te zijn begonnen, en morgen misschien al niet meer bestaan. Permanent in de township is hooguit de township zelf. Het is koud geworden. Ludowitz kijkt op zijn ouderwetse Handy. Nog steeds geen bereik, hoewel hij de ene na de andere palmboom is gepasseerd waarin een zendmast schuilt, zoals Otomandu hem trots vertelde op weg naar het diner in zijn ouderlijk huis, toen de sfeer nog gemoedelijk, nee zelfs uitgelaten was. Dat moeten zendmasten zijn van een andere telefoonmaatschappij, maar daar wil hij vanaf wezen. Vreemd dat Ludowitz niet bang is. Hij zou bang moeten zijn. Heel Swakopmund is een vesting tegen het geboefte uit de township. De township is de enige plek waar geen hoge muren met prikkeldraad, beveiligingscamera's en herdershonden rondom percelen staan. Ludowitz is niet bang omdat hij geen bezittingen heeft, en in kleren rondloopt van begin jaren tachtig. Het enige wat hij bij zich heeft is zijn Handy, maar die mogen ze hebben, dan heeft hij een reden om van Magda een nieuwe te eisen, en een verfomfaaide, zo goed als lege, kinderportemonnee, waar hij allang afstand van had moeten doen. Hij had niets bij zich, behalve die bundel van Lichtenberg, maar die ligt nu in Otomandu's toilet. Wat was het dat Otomandu in zulke toorn deed ontsteken? Wat is er mis met het aforisme, volgens welk de wereld zich mag verheugen in, per saldo, meer vreugde dan leed?

12. Nu zou hij willen dat hij wat meer buiten de deur geweest was.

Het is aardedonker, er is niemand op straat, en aan het uitbundige, misschien zelfs ietwat overdreven uitspansel heeft Ludowitz op dit moment ook weinig. De Buchhandler, als een volle vuilniszak op straat gezet, volgt zijn intuïtie. Er zijn geen straatnamen, nauwelijks wegen; wat hij om zich heen ziet kan nog het beste worden omschreven als een schimmige verzameling houten hutten, onafgemaakte huizen en bergen troep, het verschil is moeilijk te zien. Zijn richtingsgevoel is nooit sterk ontwikkeld geweest; zijn avonturisme heeft zich zijn leven lang op de bladzijde afgespeeld, in zijn hoofd. Reizen is niet aan hem besteed. Reizen is voor de armen van geest, zo denkt hij er over. Magda denkt er heel anders over, en gaat uit protest af en toe toch op reis, al is het alleen maar een 'game drive' met de leden van de golfclub van Swakopmund, haar man alleen achterlatend met zijn boeken op de bank achter de gesloten winkel. Nu zou hij willen hij dat hij wat meer buiten de deur geweest was. Na 20 minuten ferm doorstappen – als ik alsmaar rechtdoor loop moet ik ooit aan het eind komen, redeneert hij, niet onzinnig, hardop – dunt de schimmige bebouwing uit, om uiteindelijk over te gaan in een strook semi-woestijn. Een briesje verwaait de stank. Democratic Resettlement Community, leest Ludowitz op een bord. In de verte staan straatlantaarns, maar ze zijn niet aan. In de verte zijn straten, maar er staan geen huizen aan, alleen rudimentaire bouwsels die onmogelijk bewoond kunnen zijn. Hij keert om. De Democratic Resettlement Community, in de volksmond informal settlement, ofwel de plek waar van het platteland naar de stad toegetrokken Afrikanen voor zichzelf zijn begonnen in de hoop op subsidie van de gemeente, zoals die ook wordt verstrekt in de township, is de laatste plaats waar hij dood gevonden wil worden.

11. Ein merkliches Übergewicht

'En wat dacht je van deze, Wolfie: Je mannigfaltiger die Begebenheiten sind, die sich ereignen, desto geschwinder verstreichen einem zwar die Tage, allein desto länger dünkt einen die Vergangene Zeit, die Summe deiser Tage; hingegen je einförmiger die Beschäftigungen, desto länger, werden einem die Tage und desto kürzer die vergangene Zeit oder ihre Summe. Schitterend!' Dat laatste citaat moest Ludowitz zelf nog eens overlezen, om het in zijn geheel tot zich te kunnen laten doordringen. Aha, nu zag hij het. Hoe minder er gebeurt, hoe langzamer de tijd verstrijkt, maar hoe korter de periode in retrospectief lijkt te zijn geweest, en omgekeerd. Een voltreffer inderdaad. Dat niemand daar vóór 1775 is opgekomen... Ludowitz en Otomandu slaan elkaar om beurten om de oren met Lichtenbergse wijsheden, als kinderen die elkaar op straat overtreffen met kattekwaad. 'Vergangene Schmerz ist in der Erinnerung angenehm, vergangenes Vergnügen auch, künftiges Vergnügen wieder, auch gegenwärtiges, also ist nur der Zukunftige und gegenwärtige Schmerz, was uns quälet; ein merkliches übergewicht von seiten des Vergnügens in der Welt.' Dit aforisme schijnt Otomandu in het verkeerde keelgat te schieten, want Ludowitz is nog niet klaar met zijn voordracht of hij rukt de oranje bundel uit zijn hand, loopt heftig hoofd- en dus dreadlocksschuddend naar de hoek van de kamer waar een wankele WC-pot staat, en werpt het boek in het gat, alsof het om een gebruikte koffiefilter gaat. Daarna kijkt hij op zijn grote digitale horloge en zegt: 'De avond is voorbij, Wolfie. Schluß! Je kunt gaan.' Ludowitz is enigszins verbaasd over deze abrupte gang van zaken, het was juist zo gemütlich, en zo intellectueel stimulerend, het is lang geleden dat hij vrij ideeën uitwisselde met een geestverwant, de ideeënuitwisseling met Magda beperkt zich toch vaak tot de lokatie van het zout, de glazigheid van de Kartoffel en de gaarheid van de Wurst. Opnieuw heeft Ludowitz reden om beteuterd te zijn. Teleurgesteld en beteuterd. En bezorgd ook wel, omdat het over twaalven is en hij geen idee heeft hoe hij thuiskomt.

10. Een uit een gaaf gebit geslagen tand

Het mag op zijn minst opmerkelijk heten, zeg maar gerust toevallig, dat het juist Aphorismen, Essays, Briefe is van Georg Christoph Lichtenberg dat Ludowitz vanavond heeft meegebracht naar Otomandu om eventuele demonen uit te bannen. Of is het niet zo toevallig? Het was immers deze diefstal, jaren geleden, die hem op de titel attendeerde. Of opnieuw op de titel attendeerde. Ludowitz kon het zich nog goed herinneren, want zo vaak werd er niet uit de Buchhandlung gestolen, ook al lagen de boeken open en bloot, dikwijls zonder supervisie, klaar voor het grijpen, voor passanten aan de Witbooistraat. Magda was ontzet geweest. Magda was ontploft, had haar man urenlang uitgefoeterd, dat dit het begin van het einde was, dat Wolfie geen talent had voor het boekenvak, dat ze net zo goed op konden doeken, en dat als ze hun cliëntele in Swakopmund niet meer konden vertrouwen, wanneer een medewerker (Wolfie) even de trap op moest om een stel leren banden onder het plafond recht te zetten, wie dan nog? Ludowitz was vooral verrast geweest door het boek dat de dief had gekozen. De Mandela-kast had hij overgeslagen. De vagelijk, of niet zo vagelijk racistische plank eveneens. Voor de oud-Duitse heraldiek en larmoyante verslagen over de aan Duitse zijde geleden slachtoffers in diverse militaire conflicten toonde de boekendief evenmin interesse. Nee, hij koos Aphorismen, Essays, Briefe van de oude meester Lichtenberg, een oranje band die pontificaal op een toonplank stond en waarvan het ontbreken dus meteen opviel, zoals een uit een gaaf gebit geslagen tand. Wolfie had het Magda onmiddellijk opnieuw laten bestellen, de dief zou toch niet meer gevonden worden, laat staan dat hij het eigener beweging zou terugbrengen. Hoe kon hij anders dan verslingerd raken aan de puntige, raadselachtige, soms ronduit scabreuze maar altijd originele 18e eeuwer, die bijvoorbeeld schreef: 'Ob ein Mann, der schreibt, gut oder schlecht schreibt, is gleich ausgemacht, ob aber einer, der nichts schreibt und stillesitzt, aus Vernunft oder aus Unwissenheit stillesitzt, kann kein Sterblicher ausmachen'

9. Zoals het voor sommigen een prestatie is om te stoppen, was het voor Wolfie juist een prestatie om niet te stoppen, om door te gaan.

Als Freia zich op haar beurt discreet heeft teruggetrokken, komt Otomandu binnenwandelen in het ouderlijk huis, het is tenslotte zijn ouderlijk huis, hij hoeft zich niet te verontschuldigen, hij zal, zolang hij leeft, in en uit kunnen wandelen zoals hij zijn vinger in en uit zijn neus beweegt. Zijn mobieltje is weg van zijn oor, daarvoor is een glimlach in de plaats gekomen. Ludowitz denkt niet dat hij ooit zo'n grote glimlach heeft gezien, zoveel stralende tanden op een rij, omlijst door zulke wulpse lippen. Otomandu gaat naast de oude boekhandelaar zitten, geeft hem een klap op zijn rug. 'Wolfie! Ik wist dat je zou komen, ik wist dat je mijn eten zou eten, ik wist dat je verzot was op authentiek Afrikaanse delicatessen, ook al heb je er geen verstand van, ik weet dat je goede smaak hebt. Voor goede smaak is geen verstand vereist.' Ludowitz staart voor zich uit, met vochtige ogen. Hij heeft zin om te roken. Hij heeft al jarenlang geen pijp meer opgestoken, Magda was daar altijd al mordicus tegen, tegen die pijperij van hem, maar hij heeft het lang volgehouden. Tot 1984 om precies te zijn. Zoals het voor sommigen een prestatie is om te stoppen, was het voor Wolfie juist een prestatie om niet te stoppen, om door te gaan. Enfin, het is lood om oud ijzer, een academische kwestie zogezegd, want hij had zijn pijp niet bij zich, en aan het authentiek Afrikaanse roken, wat dat dan ook wezen mocht, zou hij zich niet wagen. Ludowitz voelt zich niet zozeer schuldig, alswel bezoedeld. Hij voelt zich al bezoedeld vanaf het moment dat hij op de uitnodiging is ingegaan. Hij zoekt naar een manier om de stilte, zijn gedachtengang, te verbreken, 'Wat,' wendt hij zich tot zijn gastheer, 'predikt u eigenlijk? U bent toch predikant? Ik heb uit uw gedrag tot dusver geen evidente levensovertuiging kunnen afleiden.' 'Stimmt,' antwoordt Otomandu. 'Ik ben geen traditionele prediker. Ik predik Lichtenberg. Zijn bundel Aphorismen, Essays, Briefe, die ik als jonge student uit uw boekhandel stal, is mijn bijbel. Ken jij, Wolfie, Georg Christoph Lichtenberg nog, nah?'

8. Taal zonder schrift

Ludowitz krijgt de kans niet om protest aan te tekenen tegen dit oneerbaar voorstel, want Otomandu heeft zich, zoals beloofd, onmiddellijk discreet uit het huis verwijderd, een mobieltje aan zijn oor. Oma is ook nergens te bekennen. Als Oma zich wel laat zien dan is het nog maar de vraag of ze zich iets aantrekt van Ludowitz. Oma spreekt Afrikaans, en dan niet Afrikaans als in 'alles sal reg kom', maar als in een van de 25 talen die in Namibië gesproken worden en die voor de taalkundig toch aardig onderlegde Ludowitz één voor één Chinees zijn, omdat het talen zijn zonder schrift. Geef Ludowitz schrift en hij maakt er chocola van. Zonder schrift is hij verloren. Freia springt op Ludowitz' schoot en begint nauwgezet de stukjes Afrikaanse andijvie uit zijn keelbaard te plukken, en op te eten, alsof ze een aap vlooit. Ondertussen schommelt ze wild met haar beentjes op en neer, hierdoor vibraties in het onderstel van de oude Buchhandler veroorzakend die diezelfde Buchhandler niet onwelgevallig zijn. Hij kan zich werkelijk niet meer herinneren wanneer hij voor het laatst iemand op schoot had. Hij wil vragen hoe oud ze is, Freia, maar eigenlijk wil hij het niet weten. Hij wil vragen of ze nog niet naar bed moet, maar eigenlijk wil hij het niet weten. Hij wil vragen of ze onder haar  jurkje iets aan heeft, maar eigenlijk wil hij het niet weten. Het is beter sommige dingen niet te weten. Ludowitz heeft nooit kinderen gehad, ook nooit de behoefte gevoeld zich voort te planten. Hij en Magda hadden aan elkaar, en hun boekhandel, genoeg. De enige vraag die hij kan bedenken, hij moet toch contact leggen met dit schepsel, dat, toegegeven, over een toverachtig zij het smoezelig smoelwerkje beschikt, voorzien van katte-ogen die licht lijken te geven, is waar zij van droomt. Kinderen dromen toch? Zo lief en zacht als zijn Duits in deze vraag klinkt heeft zijn Duits nog nooit geklonken. Freia's antwoord komt onverwacht snel, en in een universele taal. Ze priemt haar smoezelige wijsvingertje in zijn borstbeen, springt van zijn schoot af en begint zijn broek open te knopen.

7. Het is even doorbijten

Daar komen de schalen. Eén schaal bevat een mengsel van zaagsel en behangselplak. Dat is de pap. Eén bevat iets dat lijkt op andijvie maar het niet is. Weer een andere bevat harde bruine appels die geen appels zijn maar een soort noten; te kraken zijn ze evenwel niet, alleen de melige buitenste schil kan voorzichtig worden afgeknauwd. Het pièce de resistance van de authentiek Afrikaanse keuken waarop Otomandu de oude Buchhandler vergast is echter gegrilde rups. Het is even doorbijten, want het zijn taaie rupsen, maar dan heb je ook wat: een rijkdom aan eiwitten, en de smaak van verbrande autoband. 'Als je het niet lekker vindt, Wolfie, dan spoel je de boel maar weg met bush bier,' bast Otomandu opgewekt. 'Ik zal niet beledigd zijn. Er is, moet je weten, heel wat meer voor nodig om mij te beledigen.' Ludowitz heeft al snel in de gaten dat de strikte tafelmanieren waarmee hij is opgegroeid in de township niet van toepassing zijn. Toch meent hij dat hij de hem voorgezette authentiek Afrikaanse delicatessen op zijn minst moet proberen, en als hij iets probeert, dan zet hij ook tot het einde door. Hij haakt niet onderweg af, hoe groot de verleiding ook is voor iemand die gewend is aan Bratwurst mit Kartoffeln – met name bij de rupsen. Ze hangen half uit zijn mond, als in een no budget horrorfilm, omdat hij ze niet verteerd krijgt. Ludowitz is zo druk bezig met eten, herstel: beleefde manieren om niet te hoeven eten, en daarbij is de ruimte zo spaarzaam verlicht, dat hij het meisje met corn rows nauwelijks opmerkt dat halverwege de avond blootvoets de kamer binnenglipt en, op een oppervlakte die niet groter is dan de kaft van een boek een slangendans begint op een door haarzelf geneuriede melodie. 'Meine Schwester Freia,' bromt Otomandu, Ludowitz aantikkend met zijn linkerhand, die in wc-papierloze culturen niet als bestek mag worden gebruikt. 'Je mag haar hebben, als je wilt. Bij wijze van toetje. Ik zal me discreet terugtrekken, nah?'

6. Vetkoeken

Het ouderlijk huis van Otomandu is alleen een ouderlijk huis te noemen in de strikte betekenis van het woord. Het heeft vier muren en een dak. In een van de muren zit een deur. In een andere bevindt zich een gat dat als raam zou kunnen dienen. De eerste kamer die zich bij binnenkomst aandient is de woonkamer, maar deze wordt bij nadere inspectie ook gebruikt als keuken, bad- en logeerkamer. Het grote aantal enorme, vale bankstellen, zoals die nogal eens bij het vuil te vinden zijn, dwingt tot onmiddellijk plaatsnemen. Wat Ludowitz nog het meest verbaast, nadat Otomandu hem een glas bush bier heeft aangeboden dat de geur van koeienvlaai verspreidt, is dat er niets aan de muur hangt. In een gevangenis hangt ook niets aan de muur, denkt de oude boekhandelaar, maar hij zegt: 'Hier bent u opgegroeid.' Ludowitz houdt er niet van om valse complimenten uit te delen, daarom doorspekt hij zijn conversatie het liefst met feitelijke constateringen. Wat die constateringen waard zijn of suggereren mag de toehoorder zelf bepalen. 'Geboren en opgegroeid,' antwoordt Otomandu. 'Mijn vader heeft er vijf jaar over gedaan om dit huis te bouwen. Dat was voor de tijd van de subsidies. Een van mijn broers is in de achtertuin begonnen zijn eigen huis te bouwen. De subsidie voor de fundering heeft hij al binnen.' Uit een mand, die Oma, een nors vrouwtje met tattoeages in haar gezicht, voor het tweetal op tafel heeft gezet, graait Otomandu een vetkoek. 'Onbegrijpelijk dat jullie die dingen alleen rond Weihnachten en oud en nieuw eten,' mompelt hij, met zijn mond vol. 'Daarvoor zijn ze toch veel te lekker?' Ludowitz glimlacht beschaafd. Hij heeft geen trek in vetkoeken, Weihnachten of geen Weihnachten. Weihnachten in Namibië, inclusief boom, stal en engelenhaar, heeft hij altijd al bespottelijk gevonden, maar met Magda in Swakopmund is er geen ontkomen aan. 'Jij eet geen vetkoek, omdat je die al kent. Jij bent niet op mijn uitnodiging ingegaan om mij een plezier te doen, maar om eindelijk eens authentiek Afrikaans te eten. Ha!' Otomandu neemt een nieuwe vetkoek en houdt hem in de lucht. 'Dan heb ik goed nieuws voor jou, Wolfie. Deze vetkoek is de laatste niet-authentieke Afrikaanse lekkernij die jou vanavond zal worden voorgezet.'

5. Magda is mordicus tegen.

Wolfgang Ludowitz is beteuterd. Maar hij voelt ook een vreemd soort opwinding, die hij niet eerder heeft gevoeld. Ludowitz heeft al vroeg in zijn leven voor de boekhandel gekozen, niet alleen omdat hij van boeken houdt, met name Goethe, Heine, Rilke, de klassieken dus, maar ook omdat hij het verkopen van boeken ziet als een volmaakt eenvoudige levensopdracht. Wanneer er geen boeken verkocht worden, en dat wil nogal eens het geval zijn in Swakopmund, koopt zijn vrouw ze in en leest hij ze. Hij geniet van dit syteem, in al zijn voorspelbaarheid. De uitnodiging van Otomandu heeft het systeem enigszins in de war geschopt. Nooit eerder, zelfs niet tijdens de anti-apartheidsrellen in 1958, is de typische boekhandelaar met de keelbaard voor zo'n verrassing komen te staan. Dineren bij een klant – of is hij leverancier? – behoort niet tot Ludowitz' taakomschrijving, en heeft er nooit toe behoord. Het is verstandig om productie en consumptie gescheiden te houden. Dineren bij een klant in de township is vragen om moeilijkheden, natuurlijk dat ziet hij ook wel in, maar hij vindt dat hij toch op de bijzondere uitnodiging moet ingaan, al was het maar uit hoffelijkheid. Magda is mordicus tegen. Ze zit zich te verbijten, achter, omdat ze vindt dat haar Wolfie zich te weinig assertief heeft gedragen. Ze vindt dat hij de politie moet bellen. Dit is geen uitnodiging, schampert ze keer op keer, dit is een ontvoering! En jij, trotse oude boekhandelaar, laat je zomaar meenemen, als een mak lammetje naar de slachtbank! Ludowitz heeft zich tegen al deze aantijgingen verzet, omdat ze op niets zijn gebaseerd. Als ze ergens op zijn gebaseerd dan zijn het vooroordelen. Nee, Wolfie gaat. Hij is inmiddels gewend aan het idee. Het is zaterdagmiddag, de winkel is dicht, hij heeft nog twee uur om zich te bezinnen welk boek hij mee zal nemen. Want ja, een boek moet hij meenemen. Dat staat vast. Met een boek zal hij zich zeker staande kunnen houden in de township, denkt hij, de township waar hij zolang hij leeft nog nooit is geweest.

4. Einladung

Gottfried 'Dr. Rasta' Otomandu schudt zijn hoofd – zo lang en zo nadrukkelijk, dat zijn dreadlocks de molen met Ansichtkaarten (à N$ 1), met fletse afbeeldingen van het goede oude Swakopmund – het Kaiserliches Bezirksgericht, Hotel Eberwein, de Hansa Brauerei – licht doen tollen. Magdalena schiet tevoorschijn om te voorkomen dat de hele kaartenmolen omvalt. 'Nein,' bast Otomandu ten overvloede door de muisstille winkel. 'Hier is sprake van een misverstand. Ik kom geen boeken afrekenen die ik eerder besteld of geleverd heb. Ik kom een ander soort schuld aflossen. Een levensschuld. Een schuld voor de kansen die ik heb gekregen in mijn leven. Als u geen boeken had verkocht in Swakopmund, had ik als kind niet gelezen. Als ik niet als kind had gelezen, was ik nooit behoorlijk naar school gegaan. Als ik niet behoorlijk naar school was gegaan, had ik niet kunnen studeren aan de Uni. Als ik niet aan de Uni had kunnen studeren, was ik nooit in Luebeck beland. Als ik niet in Luebeck was beland had ik mij nooit kunnen verheugen in hagelwitte onderdanen.' Magdalena is al vroeg in deze kettingredenering, zogenaamd om thee te zetten, terug naar achter gegaan. Ludowitz kijkt Otomandu ondertussen vanachter de toonbank glazig aan. Hij luistert maar half naar wat hij zegt, hij is gefascineerd door de lippen, de grote, dikke lippen van deze zelfverklaarde dominee, en zijn roze tong. Het laatste dat hij opvangt, in vragende vorm, is het woord Einladung. Waarvoor wil hij Ludowitz precies uitnodigen? 'Voor een maaltijd. Een maaltijd in Mondesa. In mijn ouderlijk huis in de township, om precies te zijn.' Otomandu wacht het antwoord niet af. Zelfverzekerd swingt hij naar de uitgang. Voordat hij de winkeldeur opent, wat een oud belletje vermoeid zal doen rinkelen, zegt hij: 'Ik kom je bij zonsondergang halen. Vind je het goed als we elkaar duzen? Grüß Gott!'

3. Schuld

'Wat,' wil Ludowitz weten, in zijn beste Engels, 'is het precies dat u komt afrekenen?' Dit is een vrij goede vraag, aangezien de oude Buchhandler zich niet kan herinneren welke titels hij recent op krediet heeft verkocht. Hij is sowieso niet zo kien op krediet, maar voor gretige boekliefhebbers wil hij wel een uitzondering maken. Maar dat er onder die gretige boekliefhebbers recent een Otomandu zou zijn geweest, nee, dat weer hij niet meer, hoe vaak hij ook met zijn hand langs zijn grijze keelbaard gaat. 'Auf Deutsch!' blaft Otomandu opeens over de toonbank, als door een slang gebeten. Daarna, lieflijk: 'Auf Deutsch, bitte. Dat is toch onze taal, nah? Waarom zouden we de taal van de onderdrukker spreken, nah?' Er ontstaat een zweetbankje op Ludowitz' kin. Had hij in het Afrikaans moeten beginnen? Koortsachtig gaat hij door zijn kasboek om te zien of hij niet toch een betaling over het hoofd heeft gezien. 'Magda!' roept hij naar achter. 'Wolfie?' 'Weet jij misschien of wij iets vergeten zijn af te rekenen met deze meneer?' Magda komt, controleert en stelt vast dat er geen achterstallige rekeningen open staan, althans niet bij een meneer met de naam Otomandu. 'U zegt dat u een schuld hebt bij ons,' mompelt Magdalena, een vale, kortharige vrouw. 'Nu zou ik graag van u willen weten, meneer Otomandu, hoe hoog die schuld is. Dat is het enige dat ik zou willen weten. Want dan kunnen we die zo snel mogelijk voldoen en dan is alles hopelijk in orde?'

Alweer heeft dit blog een dag moeten overslaan ivm gebrek aan internet. Het moet niet veel gekker worden.

2. Ironie (of God) bestaat nog

Gottfried 'Dr. Rasta' Otomandu is een grote man met dikke lippen uit Luebeck. Hij is nu bij zijn moeder in Mondesa, de township van Swakop, waar hij sinds zijn twintigste niet meer is geweest. Iedereen komt hem begroeten, het lijkt alsof hij nooit is weggeweest. Otomandu is de township niet ontvlucht. Hij is de township ontgroeid. Hij had een motief. De gelegenheid bood zich aan tijdens een uitwisseling van studenten tussen de Universiteit van Windhoek en die van Luebeck. Toen hij Duitsland zag dacht Otomandu: wat doe ik in Mondesa, wat doe ik in de vuilnis, de chaos, de uitzichtloosheid, als ik ook in het aangeharkte, frisse, opgewekte Luebeck kan zijn? Hij moest onmiddellijk werk zoeken, en dat vond hij, ironie (of God) bestaat nog, in een kerk. Een dominee nam hem onder zijn vleugels en nu, zoveel jaren later, is Otomandu zelf dominee. Zijn Duitse volgelingen, veel zijn het er niet, maar ze zijn er, en ze zijn allemaal sprankelend wit, noemen hem liefkozend Dr. Rasta. Otomandu is niet naar Swakop gekomen voor braai of kingklip, voor festiviteiten of reünies. Nee, dit is moeilijk een sentimentele reis te noemen. Op een bloedhete dag in December, het kwik neigt naar de veertig graden, stapt hij Wolfgang Ludowitz' Buchhandlung op de Witbooistraat binnen en zegt: 'Ik kom afrekenen.'

1. Die Buchhandlung

Sinds veertig jaar runt de bijzonder opgeruimde Wolfgang Ludowitz de oudste, en dat moet hier meteen aan worden toegevoegd, enige Buchhandlung in Swakopmund, Nambibie. Boekverkopen is in deze contreien nog altijd meer missie dan commercie, hoewel Ludowitz ook weer niet vies is van geld. Hij wil graag werken, hard ook, en er navenant voor worden beloond, maar het is ook weer niet zo dat hij in zijn tot de nok toe gevulde en al even opgeruimde winkel aan de Witbooistraat droomt van bestsellers die hem schatrijk gaan maken. De hele idee van de Namibische bestseller heeft hij, Buchhandler Ludowitz, al vrij lang geleden, het moet mid jaren tachtig zijn geweest, verlaten. Dat was een bevrijding. Tegenwoordig is het vooral zijn vrouw Magdalena, die gefixeerd is op de inkomstenstroom, en met name hoe die de uitgavestroom nog ooit gaat overvleugelen. 'Wir koennen ja doch nicht vom Sand leben mein lieber Wolfie!' pleegt zij uit te roepen als Ludowitz in haar ogen al te veel onverkoopbare titels inslaat van o zo beminnelijke uitgevers, distributeurs, en, dit zou je een Namibische trend kunnen noemen, schrijvers zelf. Namibiers hebben er vele rechten bijgekregen in 1990, toen het land onafhankelijk werd, pleegt Magdalena Ludowitz voorts nog uit te roepen, maar het recht op retour in de boekhandel zat daar vooralsnog niet bij.

Gisteren moest dit blog noodgedwongen een dag overslaan door de grilligheid der Namibische internetverbindingen.