Caravaggio: Dood van Maria |
Terwijl wij 's avonds terugrijden naar huis, is het weer zover. De vijfjarige vuurt vanaf de achterbank vragen op ons af, de dood tot onderwerp hebbende.
'Als ik dood ben, word ik dan gegraven?'
'Ja,' antwoord ik iets te enthousiast, 'dan ga je in een kist en die kist wordt begraven. Er is trouwens ook nog een andere manier – .'
'Laat die nog maar even achterwege,' kapt de Grote Vreugdebrenger mijn uitleg over de verschillende uitvaartmogelijkheden af.
Het is even stil, maar niet voor lang. 'Papa, ga ik naar de hemel?'
'Ja, als je dood gaat, ga je naar de hemel.'
'Waar is de hemel?'
'In de lucht. Het is een hele fijne plek, waar je eeuwig vakantie viert.'
'Daar geloof ik niks van... Hoe kom ik daar dan?'
Net als ik een vertoog over zielsverhuizing en transsubstantiatie wil afsteken, breekt de negenjarige in. 'Ik geloof niet in de hemel. Ik geloof dat als je begraven wordt de kist naar beneden zakt. Verder de grond in.'
'Iedereen mag geloven wat hij wil.'
Ik weet dat ik nog niet van haar vragenvuur ben verlost, maar nu komen er emoties bij. De vijfjarige is verdrietig bij het idee dat ze gaat sterven. Ik probeer haar te troosten met het idee dat haar dood nog lang, heel erg lang op zich zal laten wachten, misschien wel een eeuw, maar dat idee maakt weinig indruk op haar omdat haar besef van tijd onderontwikkeld is. Zo kan ik haar met gemak laten geloven dat ik twaalf ben, maar dat zegt misschien meer over mij.
'Kan ik nog terug in de buik van mamma?' wil ze weten.
'Nee. Te groot.'
'En als ik vier was, kon ik dan terug in de buik?'
'Ook te groot.'
'Drie?'
'Nog steeds te groot.'
'0?'
'Ja, als je 0 was, zou je terug in de buik kunnen, maar dan zegt de buik: jij moet er meteen weer uit... Waarom wil je zo graag terug in de buik van mamma?'
'Dan duurt het tenminste het langst voordat ik dood ga.'
Mooi geredeneerd.
De negenjarige merkt scherp op: 'Als je niet leeft, heb je er ook weinig aan om niet dood te gaan.'