De natuurlijke dood als oneindige moeheid,
als niet meer kunnen, op zijn –
niet levensmoe –
maar te moe om te leven
Ik kwam tot deze definitie toen ik mijn vader
hoorde verzuchten dat hij zo moe was, zo moe –
te moe om zich te verplaatsen, te praten,
te eten, te ademen
Edoch nadat hij een half uur op bed had gerust
lokte ik hem er weer uit met een wijntje –
hij was behoorlijk opgeknapt,
als begon hij aan een nieuwe jeugd
Ik vertelde hem over een meisje van zeventien
dat dood wil dat niet meer leven wil
dat klaar is met het leven –
ze heeft van alles geprobeerd, het lukt maar niet
Mijn vader nam een slokje van zijn wijn,
hij at een nootje, nam een hapje
van het toastje dat ik voor hem had belegd met kaas
en zei bizar