22. Quatuor pour la fin du temps




Aan het eind van de middag liet Onvlee zich door Just, in zijn eigen Volvo, naar huis rijden. Ze spraken nauwelijks. In de geluidsinstallatie zat de enige cd die in de auto lag: Messiaens Quatuor pour la fin du temps. Het was niet druk op de weg. Af en toe werd Messiaen verrijkt met voorbarig vuurwerk van buiten. Halverwege de muziek kwam er een stukje waar Hitchcock, of de geluidsman van Hitchcock, inspiratie moet hebben opgedaan voor de douchescene uit Psycho. Onvlee keek Just na dat stukje verwachtingsvol aan, maar zijn zoon was met zijn gedachten ergens anders, plukte aan zijn baard. Onvlee verbaasde zich over die baard. Het stond hem niet slecht, maar een zichzelf respecterend architect had geen baard. Een baard was chaos, een smet op het minimalisme. Misschien ging hij zijn zoon opnieuw overhalen dat ding af te scheren – met zijn nieuwe vijfbladige scheermes. Ze draaiden de lange straat in waaraan Onvlees tempel prijkte temidden van kasten van vergelijkbare grootte, maar evident mindere goden. Hij zag dat thuis overal licht brandde, niet alleen in de living, met de k-boom, maar ook in de keuken, de mediaroom. Lidwina's mini was zoals altijd slordig geparkeerd. Just liet de Volvo stapvoets van de schuin naar beneden lopende oprit de onderpandige garage in zakken, die daarna automatisch sloot. Routineus trok hij de elektrische stoel uit de achterbak, en plantte zijn ongeneeslijke vader erin, die hem in de gauwigheid op zijn voorhoofd kuste. Toen de oude Onvlee, met een slakkengang, de bungalow betrad, brak het zweet hem uit. 'Hoe hoog,' gilde hij met zijn zwakke stem, 'staat hier godverdomme de thermometer?'

21. Zijn ledematen hadden afgedaan.


In het ziekenhuis met de nieuwerwetse naam had hij opnieuw een slakkendroom. In plaats van te dromen hoe zijn heilige huis werd overwoekerd door miljoenen slijmerige ongewervelden, droomde hij nu dat een roze reuzenslak, hard als een opgebolde spier, zich door de openstaande terrasdeuren naar binnen werkte, in een slijmerige baan over de plavuizen voortkroop en Lidwina, die in de living met de stereo bezig was, van achteren, over haar rug, over haar hoofd, over haar gezicht, inkapselde, overweldigde, smoorde. Dat was het: ze werd gesmoord. Waarom had hij daar niet eerder aan gedacht? 'Wat valt er te lachen,' had de boertige verpleegster gevraagd, die hem 's ochtends ontbijt bracht. Onvlee zei dat hij een binnenpretje had. 'Was u degene met dat late bezoek? U mag vandaag weer naar huis. Dan mag u fijn thuis oudjaar vieren. Als u zich maar aan het nieuwe regime houdt.' Alweer had deze opmerking een smirk gebracht op zijn gezicht, een ander woord was er niet voor, iets tussen een grijns en een glimlach in, maar dan met een smalende kwaliteit. 'Wordt u opgehaald?' Onvlee knikte, wat pijn deed, maar spreken deed ook pijn. Alles deed pijn. En dan het verschrikkelijkste: de elektrische stoel. Natuurlijk was het een stoel die van alle gemakken was voorzien, die zich geluidloos voortbewoog, maar toch. Hij had niets meer aan zijn ledematen. Zijn ledematen hadden afgedaan. Hij had alleen nog maar zijn romp. En zijn kop. En zijn mond. Hij was een slak geworden.

20. Het viel hem steeds moeilijker spotloos te spreken



Kerst liep uit op een 'drama'. Halsoverkop was Onvlee naar het ziekenhuis met de nieuwerwetse naam overgebracht om aan allerlei machines te worden gekoppeld. Onvlee wist dat hij niet ging sterven, niet nu, maar hij moest zich de ingewikkelde medische verrichtingen, alle levensreddende, levensverlengende verrichtingen laten welgevallen. Er zat niets anders op; hij had een puzzel af te maken thuis.'Heb je nog een laatste wens, Pris,' vroeg Lidwina op eerste kerstdag, niet zonder spot in haar stem. 'De beste prostituée uit de wijde omtrek,' antwoordde hij, evenmin zonder spot. 'Het mogen er ook twee zijn... Je weet mijn creditcard te vinden.' Het viel hem steeds moeilijker spotloos te spreken, maar hij besefte ook wel dat de laatste zucht die aan zijn lippen en verrotte lijf ontsnapte, ondubbelzinnig zou zijn. 'Alweer? Dat was vorige keer ook je laatste wens.' 'Toen wist ik nog niet dat het niet mijn laatste wens zou zijn. Bovendien, sinds wanneer is originaliteit een vereiste? Aan jouw laatste wens zal ik ook geen voorwaarden stellen. Dat beloof ik. Alles binnen het redelijke, natuurlijk.' En zo hadden ze door gespot, voor zover de machines hem het spotten niet onmogelijk maakten. Lidwina was uiteindelijk naar huis gegaan. Voor haar was geen plek meer in het ziekenhuis. Ze voelde zich niet zozeer treurig, als wel vreemd opgewonden. Op een of andere manier klopte het. Thuis zette ze nog eens haar lievelingsmuziek op, opende de terrasdeuren en heupwiegde zachtjes onder de sterren in de zentuin. 

19. Dooievisjesvreetster



Jurjen, de papierschuiver in Myanmar, was de oudste. Hij stotterde bijna onmerkbaar. Hij liet zich onderbetalen door een NGO ter algemene verheffing der Birmezen. Hij was lokaal getrouwd met een dooievisjesvreetster, die verknocht was aan haar familie. Onvlee en Lidwina hadden haar precies één keer mogen bewonderen. De kans dat Jurjen ooit terug zou keren naar het veilige vaderland was verkeken, of hij moest van de dooievisjesvreetster scheiden. Soms leek het erop dat hij dat zou doen, maar het gebeurde niet. Zeker, Onvlee pochte graag met zijn zoon in den vreemde, die de wereld verbeterde, en bovendien bloot werd gesteld aan politieke onrust, maar eigenlijk verklaarde hij hem voor gek. Jules, de jongste, had het beter bekeken, althans in materieel opzicht. Vanuit een villa in Bennington, Vt., bestierde hij een bedrijf dat handelde in Chinese sneeuwmachines. Er was geen ski-piste aan de Amerikaanse oostkust waarover de machines van Blo-Sno niet hun geprefabriceerde vlokken uitspuwden. De liefde had hij nog niet gevonden, Jules, hij scharrelde nog graag wat rond, naar eigen zeggen had hij geen tijd voor vastigheid. Onvlee vermoedde dat hij gay was, mede gegeven zijn ijdeltuiterij, maar Lidwina wilde daar niet aan. 'Dat jij niets om je uiterlijk geeft maakt een ander, die daar wel iets om geeft, nog niet gay.' En Jurjen dan? Was die dan misschien gay? Men bleef toch niet voor zijn plezier papierschuiven in het barre Birma, vastgeketend aan een dooievisjesvreetster, daar moest toch meer achter steken? Lidwina had het ook voor deze zoon opgenomen, hoewel geen van Onvlees drie zonen de hare waren.

18. Een nieuw plan




'Waar zijn jouw vriendinnen eigenlijk gebleven?' vroeg Onvlee, nadat Lidwina – geen keukenprinses – het kerstdiner (Palestijnse olijfoliesoep van de KSF, risotto funghi, kaneelijs met mandarijntjes toe) met hem had doorgenomen. 'Ik zie ze nooit meer.' Het was een pijnlijk onderwerp voor Lidwina, die trots was op haar schare vriendinnen, die ooit de deur plat liepen, maar sinds Onvlees ongeneeslijkheid het schandelijk lieten afweten. 'Je hebt toch nog wel een alleenstaande vriendin, die we kunnen uitnodigen?' drong Onvlee aan. 'Kom hoe heet ze?' Lidwina schudde haar hoofd. 'Je bent veel te laat. Iedereen is al geboekt. Bovendien, jij práát niet met mijn vriendinnen, jij gaapt ze alleen maar aan. Dat vinden ze niet fijn. Ik geloof zelfs dat ze je een beetje eng vinden.' 'Sinds mijn ongeneeslijkheid?' brieste Onvlee. 'Wat is dat voor kul? Sinds mijn ongeneeslijkheid ben ik juist volstrekt onschadelijk!' In de stilte die volgde drong de paradox van die laatste bewering tot hem door. Zijn ongeneeslijkheid had hem immers allerminst onschadelijk gemaakt, had hem wellicht schadelijker gemaakt dan hij ooit in zijn leven was geweest. Zeker nu hij een nieuw plan had. Een strak plan. Een plan dat alleen uit de koker van een architect, een architect met brille, had kunnen komen. Doorberekend, uitgemeten, afgevinkt. Het ontwerpen van een freak accident viel nog niet mee, maar wat hij nu had bedacht moest hem worden. Het was een race tegen de klok, en zijn conditie werkte niet bepaald mee, maar hij verheugde zich.

17. Happiness is the truth



Drie incidenten hadden Onvlee enigszins verontrust. Eerst was er Lidwina die in de mediaroom, met de koptelefoon op, achter het beeldscherm de volgende liedtekst blèrde: 'clap along if you feel like a room without a roof/ clap along if you feel like happiness is the truth / clap along if you know what happiness is to you / clap along if you feel like that's what you want to do.' Ze klapte daadwerkelijk mee, als een aap. Totdat Onvlee de koptelefoon van haar hoofd rukte en vroeg of ze misschien gek was geworden. 'Ik vind dit gewoon een lekker nummertje,' zei ze. 'Hoe kom je aan deze kinderachtige onzin?' 'Heeft Ard me op gewezen.' Het tweede incident was dat Onvlee het trosje grote harde radijsjes dat hij online had besteld niet veel later in de vuilnisbak aantrof. Ze vond het vieze rotdingen. Ze had zich jaren geleden eens in zo'n ding verslikt – that's why. Het derde incident stoorde hem misschien nog het meest. Lidwina had, zonder hem te kennen, een afspraak met het uitvaartwezen gemaakt 'om de opties door te nemen'. Onvlee was daarop ontploft, voor zover hem daartoe de energie nog restte, maar goed, dat nam niet weg dat het uitvaartwezen binnenkort aan zijn eettafel zat. Onvlee hoefde helemaal geen opties door te nemen omdat hij allang wist dat hij gecremeerd wilde worden, al was het alleen maar om te voorkomen dat hij in het familiegraf werd bijgezet. Maar nu had hij een toevoeging bedacht waarover hij voorpret had. Hij zou het uitvaartwezen vragen of het mogelijk was zijn as te persen tot een edelsteen, bij te zetten in Lidwina's ring. Bij wijze van aandenken. 

16. Het verboden woord




'We moeten het nog hebben over euthanasie.' De suggestie, het verboden woord, uitgesproken door de appetijtelijke huisarts aan de eettafel, sloeg in als een bom bij Lidwina, maar ook bij Onvlee. Hij had het er voortdurend over met zichzelf, het was een van de eerste dingen die hij wilde regelen toen hij hoorde dat hij ongeneeslijk was. Moet ik de eer aan mezelf houden, het lot in eigen hand nemen? Uiteraard, maar dan. Wanneer. Hoe. Waar. Met wie. Over de specificaties van zijn zelfverlossing was hij nog niet uit, sterker, nadat zijn levensverwachting tot drie keer toe was bijgesteld, raakte het onderwerp een beetje in de vergetelheid. Bij hem althans. Het woord viel niet meer. Hij leefde in het nu, dat was ook de enige manier om te leven. Dus puzzelde hij voort, hij was net aan een Chinese reuzenpuzzel begonnen, tot de volgende break down – die van afgelopen weekend, die hem terugbracht bij het probleem. Was zijn pijn ondraaglijk? Was zijn lijden uitzichtloos? Misschien wel, maar de voornaamste reden om de dodelijke injectie te blijven uitstellen was dat hij Lidwina zijn voortijdige vertrek niet gunde, en de dood trouwens ook niet. Hij gunde de dood zijn leven niet, al stelde het bitter weinig meer voor. Hij zou zijn leven pas inleveren als hij helemaal op was, tot de laatste druppel, dan mocht de fles in de glasbak. Maar deze overwegingen deelde hij niet met de appetijtelijke huisarts en al helemaal niet met Lidwina. Laat ze maar voorbereidingen treffen, dacht hij, dan tref ik de mijne.

15. Ontnaalden



Dat weekend had Lidwina de boom opgezet. Ze had hem trouwens ook gehaald, voor het eerst sinds haar studententijd, in weerwil van zijn pogingen, tot het laatste moment, om de boom tegen te houden, het hele idee van de boom. Niet uit een crypto-burgelijke afkeer van tradities, maar uit esthetische overwegingen. Zeker in zijn Huis, waar alles strak was, kon hij geen tegen een houten kruis gespijkerd geval gebruiken, dat vanaf het moment dat hij naar binnen was gesleept zou beginnen met ontnaalden, met sterven. De discussie was zoals altijd door haar gewonnen. Ze zei dat Ard had geadviseerd ter ontzenuwing van de hatelijkheid
zoveel mogelijk gezelligheid te creëren – juist nu. Maar de gezelligheid kreeg een knauw toen zij na het optuigen Onvlee op de WC had aangetroffen, opgerold als een rups. Er had bloed in zijn ontlasting gezeten, het had pijn gedaan. Hij schaamde zich voor zijn zwakte, sloeg haar hulp af. Hij wilde daar in de WC, zijn strakke WC, naast de zwevende pot die kapitalen had gekost, zelf het einde van zijn lijden afwachten. Verlichting zou vanzelf komen, wanneer hij maar geduld had. Als Onvlee iets had geleerd van zijn ongeneeslijkheid, dan was het geduld. Zo kwam het, dat Lidwina darling in de living haar boom bewonderde, er fotootjes van nam met haar eeuwige mobieltje, terwijl de oude bouwmeester op de koude tegels crepeerde. Een lijdensverhaal was het, een passie; geen kerst. Toen de pijn langzaam verdween en hij zich omhoog hees, vroeg hij zich af of hij nog wel bij machte was om het moordcomplot dat hem niet losliet ten uitvoer te brengen.

14. Boy wonder



Het was half twee 's nachts. Onvlee zat op de bank met een stapel fotoboeken op schoot, hij zocht naar foto's van Just, zijn middelste, zijn boy wonder, de geboren bouwer. Razendsnel ging hij door de albums heen. De foto's kwamen hem bekend voor, maar ze leken van een ander. Hij keek nooit naar foto's, of het moesten foto's van zijn bouwwerken zijn, en die hingen overal aan de muur, opgeblazen, imposant. Lachende gezichten van gezinsleden in toeristische omgevingen lieten hem koud. Hij had vakantiefoto's altijd onzin gevonden, omdat hij vakantie onzin vond, maar hij wist dat er van Just bijzondere foto's waren, experimentele foto's, die hij met de zelfontspanner had gemaakt. Foto's waarop niet gelachen werd. Schaamteloze foto's. Foto's die het daglicht niet verdroegen, die vernietigd hadden moeten worden. Ze moesten ergens los tussen zitten... Jurjen en Jules, de oudste en de jongste, hadden zulke foto's nooit gemaakt, die hadden geen experimentele fase gekend; er bestond in elk geval geen bewijs van. Daar waren ze te fantasieloos voor, dacht Onvlee. Jurjen en Jules waren dan ook geen bouwmeesters geworden, maar papierschuivers. Weliswaar in respectievelijk Myanmar en Vermont, maar toch: papierschuivers. Of men nu papier schoof in Myanmar, Vermont, of Diemen-Zuid, men bleef papierschuiver. Het veranderde niets aan de daad van het papierschuiven. Just – kijk daar was ie! Wat een jonge god, wat een uitstraling, wat een mogelijkheden! Ja, Just kon de wereld verbouwen, droomde Onvlee, bouwwerk na bouwwerk. Hij heeft het in zich, de Onvlee-brille, hij kan de lijn voortzetten die de vader heeft getrokken, tot in de hemel desnoods. 'Pris?' Lidwina stond in haar lustdodende nachthemd in de deuropening. 'Ben je weer met je olijf bezig?'

13. Bezoek




'Waarom denk jij dat wij geen bezoek krijgen?' vroeg Lidwina, terwijl ze met haar telefoon speelde aan de keukentafel; ze speelde vaak met haar telefoon de laatste tijd. 'Hoezo geen bezoek? Vanochtend is de werkster geweest. Straks komt de notaris.' Onvlee wreef met zijn zakdoek zijn leesbril schoon. 'Dat is geen bezoek, Pris. Die mensen worden betaald om hier te komen.' 'Ik heb daar geen bezwaar tegen. Zijn de verhoudingen tenminste duidelijk. Geen hypocrisie.' 'Jij altijd met je hypocrisie, jij bent geobsedeerd door hypocrisie. Je zou je moeten afvragen waarom er niemand bij je op bezoek komt. Uit belangstelling. Om afscheid te nemen.' Onvlee proestte opeens hard, zo hard dat hij behalve rochel ook wat bloed produceerde, dat op zijn brillenglazen belandde. 'Gaat het? Geef mij die –' 'Het enige bezoek,' onderbrak hij haar, 'dat ik nog kan waarderen, darling, is van Just. Eind deze maand komt hij een borrel drinken. Heeft ie beloofd. Hij is toch in het land. Tussen kerst en oud en nieuw.' 'O ja? Daar weet ik niets van.' 'Ik weet ook wel eens iets.' 'Neemt hij Tricia mee?' 'Ik heb haar niet betaald.' 'Ha ha. Heel grappig... Waarom komt hij niet met de kerst? Zijn we weer alleen.' Onvlee zette zijn bril op en ging verder met het inspecteren van het interieur; voorlopig had hij geen aanmerkingen. Hij verheugde zich op het bezoek van de notaris.

12. Puzzelen



Toen Lidwina naar die Italiaanse film was geweest waar iedereen het over had, in haar eentje uiteraard, althans dat zei ze, hadden ze hun stellingen wonderwel weer ingenomen. Van de recentelijke partiële versmelting was niets meer over, die was verdampt. Onvlee vroeg niet eens hoe de film was, die zou wel weer fantastisch zijn. Zij informeerde ook niet naar de puzzel die hij legde – hij legde nu eenmaal graag puzzels, en ze werden ambitieuzer, het waren meerdaagse puzzels. 'Jij puzzelt omdat je de dood niet in de ogen durft te kijken,' zei ze, met haar jas in de hand. 'Alles om je af te leiden van je noodlot, van je ziekte. Je wilt er niet aan, maar je zult wel moeten.' Hij was doorgegaan met puzzelen. Hij had een klein stukje in zijn hand, leesbril op zijn neus, en zocht naar aansluiting. Er moest een plek zijn waar dit stukje Neva van de St. Petersburgpuzzel (5000 stukjes) paste, maar waar? 'Je zou het er ook van kunnen nemen, maar dat doe je niet. Je blijft alsmaar binnen. Je zou ook naar St. Petersburg kunnen gaan, we zouden samen nog naar St. Petersburg kunnen gaan, dat wilden we toch altijd? Maar dat doen we niet. In plaats daarvan ga ik naar de film, en leg jij puzzels: wat een verspilling.' Hij had geen zin om te praten. Toen ze in bed lag verweet ze zichzelf dat ze zich weer eens had laten meeslepen in een futiele tirade. Laat die man toch, had Ard nog zo gezegd. Laat hem. Zo lang duurt het niet meer.

11. Alles werd week



Hij stelde voor om samen in bad te gaan. Zij had nog wat tegengestribbeld, want dat bad was van haar, daar had zij het alleenrecht op, en de weelde van het baden kwam volgens haar solitair toch het best tot zijn recht, maar uiteindelijk had ze toegestemd. Dus daar baadden ze: schubloze, vinloze wezens. Het bad was groot genoeg voor hen beiden, zonder elkaar aan te hoeven raken, maar Prisco raakte Lidwina aan. Met zijn uitgestrekte tenen, zijn uitgestrekte vingers. Zijn elleboog schampte haar wreef. Hij werd helemaal week. Zij werd helemaal week. 'Misschien is de mens helemaal geen landdier,' had hij gezegd. 'Het droge is niets voor hem, hij heeft onderdompeling nodig.' Zij vond dat een mooie, zij het vermoedelijk onjuiste gedachte. En toen zij hem eindelijk, hij dacht dat het nooit zou gebeuren, streelde, over het weinige haar dat hij nog had, voelde hij zich langzaam vloeibaar worden. Hij huilde. Hij deed dat wel vaker maar altijd alleen, in de mediaroom, omdat hij haar niet wilde belasten met zijn verdriet, maar nu was er geen houden aan. Zijn leed kwam als een oerkracht naar buiten. Vocht op vocht. Een fontein in het badwater. Alles werd week. En alsof dat nog niet verschrikkelijk genoeg was, zwelde langzaam de klaagzang van een walvis aan, laag, met af en toe een piepje, als een vertraagd afgespeelde langspeelplaat die hij al jaren niet meer had gehoord, onheilspellend, ijzingwekkend en troostrijk tegelijk.

10. Zielzorg



Dinsdagochtend was Lidwina darling zoals gewoonlijk bij haar therapeut. Prisco Onvlee kon er niet aan wennen. Vijftig minuten bracht ze door met 'Ard'. Waarover moest ze het zo nodig met 'Ard' hebben? Onvlee, met zijn naderend einde, was toch zeker degene die zielzorg nodig had, wiens hand professioneel moest worden vastgehouden, al dan niet door 'Ard', en niet zijn kittige kerngezonde vrouwtje? Toen Lidwina thuis kwam, ze had de kou mee naar binnen genomen, zei ze: 'We hadden het over jou.' Onvlee, half betrapt in de mediaroom, had net op tijd de geschiedenis van zijn browser gewist en kwam nu quasi achteloos de living in gebanjerd. 'O, en wat zei Ard? Dat ik maar het beste zo snel mogelijk de pijp uit kon gaan, dat dat beter was voor jouw persoonlijke ontwikkeling?' 'Nee, dat zei hij niet, Pris.' Lidwina gooide haar handschoenen op de bank, in plaats van ze behoorlijk op te bergen. 'Ik heb hem verteld over ons. Hij had daar geen oordeel over. Ik ga niet naar hem toe om hem een oordeel te laten vellen over ons. Hij luistert alleen maar. Ik betaal hem om naar mij te luisteren.' 'Ik luister toch ook naar je? De hele dag. Gratis.' 'Dat is nou juist het probleem, Pris. Jij stelt de verkeerde vragen.' Onvlee raakte geïrriteerd. 'Wat voor vragen stelt Ard dan?' Lidwina had, tegen de huisregels in, haar jas weer eens over de stoelleuning gegooid. 'Waarom ik denk dat je zo hatelijk bent. Daar hebben we het over gehad. Waar jouw hatelijkheid vandaan komt.'