Nationale Gedichtenloterij



Gisteravond, na een maand lang ploeteren, schipperen, jakkeren, schuren en schaven, heb ik, daar u er zo op aandrong, negen verzen ingezonden voor de Nationale Gedichtenwedstrijd, met maar één doel: 10 mille in de wacht slepen. Hoe kritisch kan een dichter op zichzelf zijn? Ik heb alleen verzen ingezonden waarvan ik me kon voorstellen dat ze zouden kunnen winnen, en ja, natuurlijk ook een paar oude liefdesgedichten die ik nog had liggen. Waarom niet? Alles voor de kunst, ik bedoel 10 mille. Toen ik ze gisteravond invoerde op de reuze infantiele website, kregen ze volautomatisch de nummers 9992, 9993, 9994, 9995, 9996, 9997, 9998, en 9999 en 10.000. Ik had verwacht dat er 17 miljoen gedichten zouden meedingen, elke idioot kan immers ff een paar lines op een website droppen, dus het aantal viel me nog mee. Niettemin kon ik een zekere droefgeestigheid niet onderdrukken ten aanzien van de hele onderneming. 'Voor 't eerst van mijn leven doe ik mee aan een loterij,' verzuchtte ik tegenover teerbeminde. 'Hoe kom je er bij, 't is een wedstrijd.' Ik argumenteerde: er zijn (tenminste) 10.000 loten die allemaal meedingen naar de 10 mille – en the winner takes all. 'Ja, maar die gedichten worden toch blind beoordeeld, zonder aanziens des dichters?' 'Dat maakt het nog willekeuriger. Er is geen objectieve maatstaf om de kwaliteit van een gedicht te beoordelen, zoals bij het nationaal dictee. In essentie blijft het gokwerk.' 'Ja, ja. Ander onderwerp.' Hoedanook ga ik bidden dat het balletje op 1 van die 9 titels valt en niet op die minimaal 9991 andere. Men moet ergens voor bidden.