Overbodig



Als Nico en ik 'inchecken' via de verkeerde ingang van Cinecenter – het is aardig van ze dat ze een uitzondering maken voor haar rollator –, en ik kaartjes koop voor On the Rocks, de nieuwe van Sofia Coppola (op dit tijdstip de enige optie), wil ik koffie bestellen, ook om te voorkomen dat we in slaap vallen.
'Koffie moet je halen bij Café Eijlders, aan de andere kant.'
Vragend gebaar ik naar het koffie-apparaat achter de balie. 'Wij mogen geen koffie verkopen,' zegt de vriendelijke dame die ons heeft binnengelaten. 'Eijlders wel.'
Ik ijl naar Eijlders. 'Twee koffie graag en doe er maar een dichtbundel bij,' zeg ik tegen de man achter de crisisopstelling, waar behalve allerlei versnaperingen ook Huidhonger, een dichtbundel in de voor mij onbekende serie 'Dichter bij Eijlders' te koop wordt aangeboden voor de alleszins redelijke prijs (althans voor dichtbundels) van €10.
'Naar welke film ga je?' vraagt de man.
'De nieuwe van Sofia Coppola.'
'Nou, dan zal je die dichtbundel hard nodig hebben.'
'Waarom?'
'Een overbodige film.'
Hij verdwijnt naar achter de bar voor de koffie.
Ik roep door het raam: 'Ze hadden die dichtbundel beter Bierhonger kunnen noemen.'
'Heb ik ook,' roept hij terug. 'Bier. En bierhonger.'
Bij terugkomst in Cinecenter blijkt Nico al de zaal in te zijn geholpen.
'Die film van Sofia Coppola is niks aan hoor ik net bij Eijlders,' zeg ik ietwat vilein tegen de vriendelijke dame van Cinecenter.
'O, heb je dat gehoord? Die Rashida Jones is anders leuk om naar te kijken. En Bill Murray.'
Inderdaad een fijne actrice, die Jones, ik kende haar niet. (Een dochter, lees ik, van Quincy.) Bill Murray, haar tegenspeelster, ken ik wel, en vind ik doorgaans ook goed, maar in deze film is hij een onuitstaanbare macho. Dat is ook Sofia Coppola's bedoeling, maar dan blijft hij nog steeds onuitstaanbaar.  Je zou willen dat Rashida Jones hem een veeg uit de pan geeft, maar ze blijft hem over de bol strijken (misschien omdat hij haar vader speelt). Gelukkig kan hij af en toe ook grappig zijn.
Misschien geen overbodige film, On the Rocks. Wel een slap aftreksel van Lost in Translation.
Hoe dan ook blijft het heerlijk om naar de bioscoop te gaan, 's middags, in crisistijd. Ook zonder dichtbundel.

Hifi Solutions




Bij de verhuizing van mijn ouders uit mijn ouderlijk huis had ik een oude Dual-pick up meegenomen, plus een bak met een assortiment aan zwarte, gegroefde schijven. Zonde om weg te gooien, en: plaatjes draaien is troostrijk, was de gedachte, ook en vooral voor midlifers. Dat dit misschien niet mijn eigen pickup was, maar die van een broer of zus, en dat die platen ook niet allemaal mijn smaak waren, deed niet ter zake, dacht ik.
Ik stelde de Dual thuis op, bovenop de versterker (hij paste precies, een meevaller), en dat was het dan.
Vele maanden later zei A.: 'Waarom gooi je dat ding niet weg. Je gebruikt hem toch nooit.'
'Wat?' Ik was verbijsterd. Maar ze had gelijk. Het singeltje van Jane Birkin & Serge Gainsbourg Je T'Aime Moi Non Plus dat ze een keer uit Antwerpen voor me had meegenomen had ik één keer gedraaid en daarna nooit meer en niet alleen omdat ik geen single puck had en het gehijg en gesteun daardoor wat nou ja, zangerig klonk. Alsof ze in een draaimolen zaten.
Na A.'s dreigement zette ik onmiddellijk een plaat op, en verdomd, het was weer fijn. Vooral jazz, merkte ik, leent zich goed voor het trage, knisperende, analoge proces. Ik draaide Coltrane en Sonny Rollins maar ook het Gil Evans Orchestra en het Jasper Blom Quartet (heavy disk, hij heet dan ook Polyphony; speelt u alstublieft het openingsstuk Waltz for Magnus zeer luid, ik beloof u negen minuten geluk.)
Wat bleek? Eén uitgang deed het niet; één luidspreker gaf geen gehoor. Lag het aan de bedrading? Toen voornoemde Jasper eens op bezoek was, vroeg ik hem of hij er eens naar wilde kijken. 'Jij bent een halve natuurkundige, die weet altijd nog meer dan een hele filosoof.'
Hjj keek over zijn brilrand en morrelde wat aan de stekkertjes. Geen resultaat.
'Zou het aan de naald kunnen liggen?'
Zou kunnen, maar: onwaarschijnlijk.
Toen ik verslag deed van mijn pick up troubles bij een man met een hele dure – hij vertelde dat zijn werkster een doekje langs de naald had gehaald met als gevolg €400 schade – zei hij: 'Je moet naar Hifi Solutions.'
Ik naar Hifi Solutions. Toen ik de zaak in liep met het geval onder mijn arm, voelde ik me als een man die een oude hond naar de dierenarts brengt, voor een spuitje. De man achter de toonbank schudde zijn hoofd bij het zien van de ontbrekende knoppen voor het bedienen van de pickuparm. 'Maar dat doe ik met een nagelvijl!' riep ik uit. 'Dat werkt prima!'
Hij keek naar de naald. 'Daar zit behoorlijk wat stof op.' Hij blies de stof van de naald.
Thuisgekomen deed hij het weer als vanouds.


Mon cher Vincent,




Eerst dit: ik lees net dat er in Nice een vrouw is onthoofd, in een kerk, uit naam van Allah. Wat vind je daarvan? Jij hebt nooit gruwelijkheden geschilderd, de gruwelijkheid bij jou bleef altijd een suggestie, en daarom, maar niet alleen daarom, was je zo goed.
Ik was meteen alweer van mijn sokken geblazen door dat zelfportret, waarmee de tentoonstelling opent over jouw brieven in het Van Gogh Museum (kun je je voorstellen, dat er een museum is, dat 24/7/365 aan jouw werk is gewijd, dat je in slechts tien jaar bij elkaar schilderde? Welke kunstenaar kan jou dat nazeggen? Geen een! Je bent de grootste, geloof het of niet).
Er zit waanzin in dat zelfportret. Waanzin en fanatisme – gevaarlijk fanatisme, maar gelukkig heb je die nooit op (onschuldige) medemensen botgevierd, zoals die gek in Nice met zijn 'attaque au couteau'. Nee, jij hebt het mes alleen gebruikt om je eigen linkeroor af te snijden. Dat was jouw cri de coeur.
Die brieven van je die zo keurig zijn tentoongesteld in een grote zaal, geplakt tegen een glazen wand, opdat we voor en achterkant kunnen bekijken, zijn nagenoeg onleesbaar. Hooguit een flard of een zinsnede hier en daar kon ik ontcijferen.
'Het ware behulpzaam geweest,' sprak, vanachter zijn bekvod, il Grande Commentatore, met wie ik jouw expositie bezocht (verder was er trouwens niemand), 'als in de originele brief was aangegeven waar we op moeten letten.'
'Je bedoelt highlighten met een zo'n gele stift?'
Commentatore en ik waren gecharmeerd van de tekeningetjes en schetsjes waarmee je je brieven lardeerde. Dat deden wij vroeger ook (en nog). Dit is misschien het grootste manco van elektronische brieven, dat je je gedachten en gevoelens in een kille matrix moet gieten, die geen plaats biedt aan de menselijke penseelstreek. Misschien kan de volgende Steve Jobs hier een oplossing op verzinnen (hint: emoji's won't do the job).
Thuis bladerend in bijbehorende boek, viel mijn oog op een foto van je vader. Die kende ik nog niet (of ik was hem vergeten). Wat een strenge man! Dominee, wat wil je. Ergens las ik dat hij zich kapot schaamde voor jou. Het verklaart veel voor me.

Je immer bewonderende V.

Attenborough



Zoonlief wil met alle geweld met mij de documentaire over David Attenborough zien. Ik weet niet waar hij het over heeft. Ik weet wie David Attenborough is, Sir David enzovoorts, ik ken zijn werk, how could I not, maar van een documentaire weet ik nix.
Die avond zitten we gezellig onder een dekentje naar de Netflix-produktie A Life On Our Planet te kijken, waarin Attenborough vertelt dat hij 93 jaar is – hij ziet er dan ook een stuk ouder uit dan mijn vader van 91 – en dat hij een geweldig leven als natuurfilmer en -onderzoeker achter de rug heeft. Gefeliciteerd, denk je als kijker. Gefeliciteerd met je leven. Als je die vroege Attenborough ziet, denk je: Freek Vonk, maar dan anders. Meer Sir.
Attenborough heeft slecht nieuws: het gaat niet goed met onze planeet. Als we niets doen, dat wil zeggen: als we fossiele brandstoffen blijven gebruiken en bomen blijven kappen (naar het schijnt 15 miljard – sic – per jaar) dan gaat mijn zoon geen 93 jaar oud worden, vermoedelijk niet zoals Attenborough, of laat ik het zo zeggen, omringd door een stuk minder biodiversiteit dan hij.
Attenborough zou Attenborough niet zijn (ik probeer zijn naam zo veel mogelijk in dit stukje te stoppen want straks is hij er niet meer, ook Attenborough heeft denkelijk het eeuwige leven niet), als hij niet bij de pakken neerzat en ook een oplossing had voor ons, de achterblijvers. En die oplossing komt me bekend voor: duurzame energie, minder landbouw en een stop op de bevolkingsgroei. Dan hebben wij, kijkers, nog een kleine kans op overleving.
Hoe dit moois allemaal te bereiken: dat mogen wij uitzoeken. Succes daarmee. Attenborough laat nog wat schetsen zien, futuristische schetsen, maar de praktische invulling is aan ons.
Mijn zoon zit te genieten. Wat is dit voor genot? Is hij een maso, net zoals zijn vader? Gaat het om Attenborroughs heerlijke oxbridge Engels?
Neen. Deels is zijn plezier te verklaren uit de magnifieke beelden die Attenborough laat zien. Niet die van dode koraalriffen en zich naar beneden stortende walrussen (die foto's zouden verplicht op dashboards van energieslurpende auto's moeten worden geplakt), maar die van dansende paradijsvogels en hun neus poetsende ottertjes.
Er komt nog iets anders bij: klimaatdoemdenken is óók een complottheorie. Heerlijk om deel uit te maken van de groep die 'het' snapt.

Het restaurant moet je erbij denken




En zo kuieren we voort.
In het geval van Nico en mij vrij letterlijk, want we zijn op zoek naar een plek om te lunchen. Restaurant 1., geliefd om zijn garnalenkroketjes en sexy mondkapje-serveerster, is dicht. Restaurant 2., geliefd om zijn terras aan het water en zijn shakshuka, serveert nu alleen koekjes en andere zoetigheid. 'Wanna try one?' zegt de vriendelijke uitbaatster, die zich heeft opgesteld op het trapje naar het souterrain waar het restaurant zit verstopt.
'We're trying to have lunch,' verontschuldig ik ons.
Bij restaurant 3, geliefd om de alleenstaande oudere ex-avonturierster met de mooie naam Nikè die we er eens uitgebreid spraken maar daarna nooit meer, staat een tafel met het menu erop geplakt, daarachter zit de ober onder een dekentje met zijn telefoon te spelen.
We bestellen focaccia en een croque monsieur. De ober pakt zijn telefoon en belt met de keuken. Ik had natuurlijk van te voren moeten bestellen, via de website enzovoorts, dan hoefden we nu niet te wachten in de gure wind, maar achter de opgang naar een van de kolossale grachtenpanden scheppen we onze eigen schuilplaats. Totdat de bewoner thuiskomt en ons vriendelijk doch beleefd verzoekt opzij te gaan. Daarna mogen we wat hem betreft weer voor zijn deur gaan staan wachten.
O, de solidariteit in tijden van oorlog.
Met de lunch in een papieren tas kuieren we terug.
Placemats, couverts en met kraanwater gevulde kristallen wijnglazen placeer ik op N.'s bureau. Het restaurant moet je erbij denken.
We kakelen genoeglijk, vroeg of laat gaat het over Biden-Trump, niet omdat die mensen zo interessant of zelfs maar belangrijk zijn (dat laatste is een stokpaard van me), maar omdat we zoveel over ze te weten krijgen.
'Die Biden heeft zijn eerste vrouw verloren in een auto-ongeluk. Van de drie kinderen die ook in de auto zaten overleed er een. De andere twee raakten zwaar gewond. Een van die overlevende kinderen is op zijn 46ste gestorven aan kanker.'
Enzoverder, enzovoorts tot in eeuwigheid amen.

Delicate sociale dynamiek


Hoe je een boek dat je vindt dat je gelezen moet hebben eindeloos voor je uit kunt schuiven. Hoe je telkens weer nieuwe smoezen bedenkt om dat boek niet te lezen. En dan zijn de redenen voor uit- en afstel op, je gaat het lezen en je wordt overdonderd. Je had 'dus' toch gelijk met je aanvankelijke idee dat je het boek gelezen moest hebben. Een overwinning, op alle fronten.

Ik had deze smoes-, lees- en zege-ervaring met Aarde der mensen van Pramoedya Ananta Toer. Inderdaad, zoals de flap belooft, een indrukwekkende roman. Een echo van de Havelaar, zeker, maar dan geschreven van de andere kant van het spectrum. Een  tragische liefdesroman. Meer dan Multatuli laat 'Pram' alle subtiliteiten van het verlangen, de teleurstelling, de lust en het eergevoel zien. Dat kan ook niet anders want de liefde is klassiek onmogelijk, want raciaal en sociaal gemengd, aan het begin van de vorige eeuw.

Een van de leerzame dingen van dit boek is dat ik nu beter begrijp hoe het kaste-systeem werkte in Indië. De Europeaan stond uiteraard bovenaan – al eeuwen (ongelooflijk maar waar): de Hollandse koloniaal, zoals ik die ook in mijn grootvader herkende (al was hij een zachtaardige koloniaal). Helemaal onderaan had je de 'gewone' inlander, een koelie (dat scheldwoord komt trouwens in Aarde der mensen niet voor) of boer. En daartussen bevindt zich de delicate sociale dynamiek van de hogere (adellijke) Javanen (zoals de hoofdpersoon, Minke), die bijvoorbeeld ook de regenten leverden in het koloniale bestuur, en de Indo's (afstammelingen van Hollanders en inlanders), om nog maar te zwijgen van de status aparte van Chinezen en Japanners.

In het laatste en meest spannende deel beschrijft Pramoedya Ananta Toer op meesterlijke wijze de ingewikkelde machinaties tussen de verschillende lagen van de bevolking waaraan de hoofdpersonen ten prooi vallen.

De roman begint aarzelend, maar wie doorleest wordt beloond met een onderdompeling in een wereld die je nog niet kende. Indië, jawel, maar zonder de Couperus-clichés en faux mystiek. In Aarde der mensen is niets mysterieus aan de tropen. De tropen zijn een gegeven. Het zijn juist de Europeanen, de Hollanders, uit dat kouwe, platte land, met hun wetten, regels en corruptie, die bevreemden.

'Rechtvaardigheid in je denken', zo prent de ambitieuze student Minke zich in, is het hoogste doel, maar hoe bewaar je je nobelheid als je wordt geconfronteerd met de grootst mogelijke schendingen? 

Openbare naaktzwemdag

Spencer Tunick



We maken een lange wandeling door de Kennemerduinen en over het strand, Nieuwe Nieuwe Vriend To en ik. Schitterend weer is het, echt zo'n gelukkigmakende herfstdag, zoals alleen herfstdagen gelukkig, of, om met Ramses Shaffy te spreken, treurig-heel gelukkig kunnen maken.
Alle strandtenten weg, alle toerisme weg, het strand is weer van de zee en van de duinen.
'We kunnen linksaf naar Castricum of rechtsaf naar het naaktstrand. Wat zullen we doen?' Voordat To mijn vraag heeft kunnen beantwoorden kies ik voor de tweede optie. Hij protesteert niet.
We worden niet teleurgesteld, want meteen al in ons gezichtsveld verschijnt een stelletje, grijzer dan wij, die in adam en eva-kostuum minus vijgenbladeren te water gaan. Dapper. Romantisch toch ook wel soort van. De strandwandelaars die er zijn kijken allemaal om. Moeten wij nu ook? Als To het had voorgesteld was ik er wel voor in geweest, maar hij stelt het niet voor. We hebben ook geen handdoek en ook al kun je je prima met kleren afdrogen of wachten tot de wind zijn drogende werking heeft gedaan (de meeste kou zit in je hoofd), is deze Nieuwe Vriendschap wellicht nog te pril voor een full monty.
We leven in rare preutse tijden. To vertelt dat hij keer op keer wordt gewaarschuwd als hij zijn zoontje van twee als enige naakt laat baden in het park. De angst voor fotografen van allerlei snit die piemeltjes en sneetjes en bipsjes vastleggen voor diverse doeleinden zit er goed in, maar misschien is die angst doorgeschoten. So what als een of andere vent in Argentinië blij wordt van een foto van mijn kind? Maar misschien ben je minder onverschillig als je de foto's terug zou zien op internet.
Context is alles.
Van de zomer zag ik een sneaky fotograaf aan het werk aan de Weesperzijde, op een hete dag toen iedereen een duik nam daar. Mijn kinderen waren te jong voor hem. Twee jongens in het bijzonder van een jaar of vijftien, die niets in de gaten hadden, werden veelvuldig door hem vastgelegd. Ze hadden een zwembroek aan, maar ja, met photoshop trek je die eenvoudig uit. Ik heb hem er niet op aangesproken en ik heb de jongens niet gewaarschuwd.
Misschien moet er één dag in de week of in de maand zijn waarop iedereen in het openbaar naakt zwemt, een openbare naaktzwemdag, dan is er niks meer aan.


 

De jobstijding

Carel Willink, De jobstijding

De vriend die als longpatiënt van middelbare leeftijd tot de hoogste risicogroep behoorde, belde. 'Ik heb het,' zei hij. 'Corona. Ik moet er nu ook aan geloven.'

Hij zei het niet zonder dat bijzondere gevoel dat met elke jobstijding gepaard gaat: de opwinding, trots bijna. Er gebeurt iets. Drama. En jij staat in het middelpunt.

'Weet je het zeker?' zei ik.

'Ik heb klachten. Lichte koorts, hoesten, keelpijn.'

'Dat kan toch ook een griepje zijn,' sprak de altijd weer drama-afremmende, naar gewonere oorzaken zoekende quasi-huisarts in mij (die de schrijver in mij soms in de weg zit).

'Het moet corona zijn,' zei de vriend. 'Een paar dagen geleden kwamen vrienden van ons eten en toen kregen we later het bericht dat een van hen positief getest was. Verder heb ik niemand gezien. Willen jullie boodschappen voor ons doen?'

A. bood aan boodschappen te doen, nog voor diezelfde avond. Misschien zouden we wel de komende twee weken boodschappen voor ze moeten doen. Of nog langer.

'Zal ik wat lekkere wijn voor ze kopen?' vroeg A.

Ik zei dat ik de wijn zou kopen die zij gewend zijn te drinken.

Die avond en nacht dachten we na over de vriend en zijn vrouw, hoe tragisch het zou zijn als uitgerekend hij aan deze k-pidemie ten onder zou gaan. De man die zo voorzichtig was, die al maanden niet meer zijn huis uitkwam en die longkanker had overleefd en die, nou ja, een vriend was.

Een dag later kwam het bericht dat hij en zijn vrouw zich hadden laten testen en dat ze het niet hadden. Fake news.





Dear Willem-Alexander:


Ik had u al veel eerder moeten schrijven maar het kwam er niet van, waarvoor excuses.

Vannacht droomde ik van Uw abdicatie.

Ik zag een scène voor me waarin U 's avonds laat verschijnt in de slaapkamer van Uw moeder en haar Uw kroon voor de voeten werpt.

Zij zit rechtop de krant te lezen in bed en kijkt verschrikt op.

'Ik wil dit niet, ik heb dit nooit gewild, en bovendien: ik kan het niet,' of teksten van vergelijkbare strekking komen uit Uw mond.

'Mijn leven is een kwelling sinds U hebt bedacht dat ik de troon moest bestijgen. Iedereen weet toch dat ik ongeschikt ben. Ik weet het zelf, maar ik heb altijd geprobeerd iedereen, vooral U, terwille te zijn.'

Dat is het moment waarop U emotioneel wordt, zoals dat heet. Gewone stervelingen noemen dit huilen, maar een koning die huilt is een contradictio in terminis, een huilende koning komt alleen voor in sprookjes en zelfs daar nog zelden.

Uw moeder fronst haar wenkbrauwen, legt de krant weg.

'Wat is dit nu toch allemaal weer Bonkie... Alles gaat toch prima...'

'Alles gaat helemaal niet prima...'

'Lieverdje het stormt. Het is herfst. Wat moeten afwachten tot de storm gaat liggen.'

'Het is één groot fiasco geworden mummie. Dat ziet U zelf toch ook.'

'Men sprak toch bewonderend naar aanleiding van je toespraak op de Dam, bij de dodenherdenking?' Uw moeder tikt met haar sierlijke maar knokige hand op het satijnen beddengoed. 'Kom eens even bij me zitten.'

'Dat lijkt alweer zo lang geleden... Die speech op dat strafbankje was een marteling. Maxima vond het ook een vernedering. We konden wel door de grond zakken. Ik heb overwogen...'

'Wat heb je overwogen?' Uw moeder kijkt U scherp aan in het licht van haar nachtlampje.

'Om er een eind aan te maken.' Geen luide uithalen, als U huilt, alleen een ingehouden snotter, een trillend ooglid. 'Dit weet de koningin niet eens. Dit weet niemand.'

'Wat zeg je nou toch allemaal jongen? Kom nou eens hier...' Ze stapt uit bed, slaat een arm om hem heen. Ze gaan samen op bed zitten. De kroon valt op de grond. Hij wordt niet opgeraapt.






Onthoofding


Ben ik de enige die gebiologeerd is door onthoofding als cultureel verschijnsel? Is dat 'weer' mijn morbide interesse?

Een van de dingen die ik me afvroeg toen ik hoorde over de onthoofding van Samuel Paty was hoe die 18-jarige Tsjetsjeen dat in allahsnaam heeft klaargespeeld. Kennelijk had hij een flink mes bij zich, dat moet wel, een hakmes, waarmee hij de arme man eerst heeft neergestoken. Daarna is hij aan de slag gegaan om het hoofd van de romp te scheiden. Hoe dan?

Onthoofding blijft toch, dat hebben die moslimterroristen goed gezien, de meest effectieve, meest beestachtige manier om de westerse beschaving middels 1 moord op zijn grondvesten te doen schudden.

In mijn verhaal De wraak van de bladomslaander probeert de ik-persoon iemand te onthanden; de hand van de onderarm te scheiden. Ik liet hem eerst oefenen op een varkenspoot. Zou de Tsjetsjeen ook hebben geoefend? Sorry, maar stel dat het niet lukt, dat de would be hakker niet door de nekwervels heen komt met zijn mes. Of dat het veel te lang duurt allemaal. Een mislukte onthoofding is misschien nog gruwelijker dan een gelukte. Misschien.

Frankrijk heeft altijd een bijzondere voorliefde gehad voor onthoofding. De guillotine, las ik tot mijn verbazing, is nog toe tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw gebruikt. De laatste man bij wie op die wijze in 1977 de doodstraf werd voltrokken was een Tunesische Fransman die een jonge vrouw had verminkt, verkracht en vermoord.

In Amsterdam hadden 'we' in 2016 het geval van de afrekening binnen het criminele milieu, die er in resulteerde dat het hoofd van een 23-jarige man werd aangetroffen op de Amstelveense weg. Een akelige ontdekking moet dat zijn geweest. Ik ontdekte jaren geleden een lijk drijvend in het IJ. Er zat al mos of iets dat erop leek op zijn jas. De politie gebeld, die het lijk eruit viste, en naderhand wist te melden dat het 'waarschijnlijk niet om een misdrijf' ging.

Onthoofding schijnt ook een populaire methode te zijn van de Mexicaanse mafia. Bruter kan niet. Of toch, misschien als het hart uit de borstkas wordt gesneden, maar dat vereist vermoedelijk meer chirurgische precisie.

Koppensnellen behoort tot de oudste rituelen ter wereld. Niet alleen door primitieve volkeren werd dit uitgevoerd tot pakweg een eeuw geleden, wetenschappers verzamelden minstens zo driftig specimen uit alle uithoeken van de wereld. Geallieerde soldaten in Japan stuurden kennelijk soms een trofee naar het thuisfront dat bestond uit een afgehakt hoofd.

Ik krijg zin om Severed: a history of heads lost and found te gaan lezen.






Gesprekken met mijn schildpad (8)



Zo, dat was niet mals wat je schreef, gisteravond laat, over de vrijheid van meningsuiting. Mijn complimenten voor je moedige stellingname. 

Dank je.

Je begrijpt dat het ingewikkelder is? Dat er grenzen zijn aan de meningsvrijheid?

Je bedoelt dat je geen Brand! mag roepen voor de grap in een theater? Dat je de Holocaust niet mag ontkennen, Chinese mensen niet als spleetoog mag aanduiden en gays niet als vuile flikkers, tenzij ironisch of als geuzennaam?

Bijvoorbeeld. Het is een fine line tussen meningsvrijheid en laster.

Wat kan jou dat schelen, in je splendid isolation?

Het is maar wat je splendid noemt. Die aaibare moordenaar van jou zit me de hele dag aan te staren. Hij neemt plaats op een kinderkrukje en volgt elke beweging die ik maak.

Hij kan niet bij je, het ovenrooster werkt goed in dat opzicht. Kijken kijken kijken niet vissen, dat is zijn tragiek.

Ik ben er niet gerust op. Ik voel me als de geschiedenisleraar die, als hij de verplichte les maatschappijleer over de aanslag op Charlie Hebdo erbij pakt, bang is voor een klauw in het water. Of erger.

Dat wordt ook wel het chilling effect genoemd. Mooi woord.

Het gevoel is lelijk. Angst knijpt vrijheid af.

Goed gezegd.

Mag je gebruiken in je stukjes.

Wat ben je goedgeluimd vandaag.

Ja, wat zijn we het weer lekker eens met elkaar hè? Luister, ik zou ook graag het recht op beledigen willen verdedigen, al vind ik die cartoons in Charlie Hebdo eigenlijk nogal flauw en gemakkelijk. Je weet dat de nazi's dankbaar gebruik maakten van cartoons om de Joden te demoniseren? En in veel islamitische landen doen ze dit nog steeds.

Ik weet toch. Ik zag een cartoon van een moslim die een gruwelijk anti-semitische cartoon op de muur plakt en ondertussen woedend is op een niet-moslim met een onschuldig tekeningetje van Mohammed.

Onschuldig? Tja, dat vat het mooi samen. Onschuldig is een rekbaar begrip. Maar ik moet verder. Sterkte met je intellectuele gewetensnood.

(zwemt weg)




Artikel 7


Vanavond hebben we het glas geheven ter nagedachtenis aan de Franse leraar geschiedenis die het tonen van Mohammed-cartoons in de klas in het kader van verplichte maatschappijleer met de dood moest bekopen. Samuel Paty, ongeveer mijn leeftijd, een kind van ongeveer de leeftijd van mijn kind. Ik sta ook wel eens voor een klas. Ik zou ook wel eens opruiende cartoon kunnen hebben laten zien om een discussie op gang te helpen.

Moet ik die cartoons nu op mijn blog plaatsen om te bewijzen dat ik als verklaard vrijheidsstrijder van het woord mij heus niet de mond laat snoeren door moorddadige godsdienstfanaten waar ook ter wereld?

Nee. Potsierlijk. Dom. En trouwens, ik durf het niet.

De discussie over de vrijheid van meningsuiting is een korte. Die is het grootste goed in een democratie en dient dus te vuur en te zwaar verdedigd te worden, ook en juist door de mensen die het woord voeren voor hun beroep. In de Nederlandse grondwet, ik heb het nog maar weer eens opgezocht, is dit geregeld in Artikel 7, dat vrij vertaald stelt: iedereen mag alles zeggen, met de gekmakende toevoeging, 'behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet'. Now, what's that supposed to mean? 

Veel mensen zullen ook nu weer denken: tuurlijk, het is vreselijk wat er is gebeurd met die Paty, neergestoken op weg van school naar huis en dan ook nog onthoofd, en eerder die vreselijke aanslag op de redactie van Charlie Hebdo, en nog weer langer geleden, de afslachting van Theo van Gogh, maar vroegen ze er niet om? Door de moslimextremisten tegen de haren in te strijken, zochten ze de confrontatie.

De confrontatie misschien, maar niet hun eigen dood. Geen van deze mensen vroeg erom te worden vermoord.

De vrijheid van meningsuiting is een absolute, moet een absolute zijn, anders is hij geen knip voor de neus waard.

Dan maar iedereen extra bewaakt, er zit helaas nix anders op.




Het dochters Van Dijk criterium voor literatuur

'Elena Ferrante'

Ik ben gefascineerd door het criterium dat de dochters van Yra van Dijk, die Nederlandse letteren doceert in Leiden, naar haar zeggen (zo hoorde ik gisteravond in een helaas flinterdun item over de afkalving der Grote Drie in Nieuwsuur), hanteren voor de beoordeling van literatuur. 'Of er in het boek een gesprek voorkomt tussen twee vrouwen die het niet over een man hebben.'

In gedachten loop ik mijn eigen bescheiden oeuvre door. Overleven mijn romans het criterium van de dochters Van Dijk? In FAKE komen bij mijn weten geen gesprekken tussen twee vrouwen voor die het niveau van 'Mag ik een glaasje wijn?' 'Alsjeblieft.' ontstijgen. Er komen veel gesprekken voor tussen een man en een vrouw maar dat is 'dus' onvoldoende. Ik vrees dat het feit dat de gepensioneerde vrouwelijke psychiater in dat boek, Avodah, bij veel lezers als het meest sympathieke personage naar voren kwam, mij evenmin gaat redden.

Tegen Zalig uiteinde (met als meest sympathie-oogstende personage de moeder), Dagboek van een postbode (waarin een belangrijke rol voor Xaviera Hollander is weggelegd) en Het dispuut (bijna geen vrouwelijke personages, laat staan gesprekken tussen deszelven), kan een vergelijkbaar bezwaar worden aangevoerd.

Ben ik blind geweest voor het vrouwelijke perspectief? Ik bedoel, het intervrouwelijke perspectief, voorzover dat niet op mannen betrekking heeft? Heb ik überhaupt wel  v e r s t a n d   van vrouwen – zoveel dat ik in staat ben om over ze te schrijven op een manier die hen aanspreekt?

Stel voor je bent zwart en je hebt je hele leven alleen maar boeken van witte auteurs gelezen bevolkt door witte personages (denk: het verzameld werk der Grote Drie). Ga je dan een keer verlangen naar boeken geschreven door zwarte schrijvers bevolkt door zwarte personages?

Wellicht.

Maar de conclusie van dit alles waar ik moeite mee heb, is dat als het inderdaad zo is dat iedereen alleen maar over zijn eigen ras, sekse, leeftijdsgroep etcetera, mag schrijven, de rol van literatuur als grensoverschrijdend gesprek is uitgespeeld.


Polsbandje



Nieuwe Vriend P. videobelt uit Hong Kong – of, om meer precies te zijn, de compound op het eiland Lantau waar hij in quarantaine verblijft met Wereldberoemde J.

Let wel: dit is niet de beruchte HK Government Quarantaine: opgesloten in tot 'isolation centers' omgebouwde voormalige vakantieparken en/of gevangenissen.

P.'s compound ziet er fantastisch uit. P. ziet er fantastisch uit (hij fitnest veel) en de omgeving ook: bergachtig landschap, blauwe luchten, jungle. Als je dan in quarantaine moet, dan is dit zo slecht nog niet. Beetje netflixen, online krantjes lezen, muziek luisteren. 'We hebben wel meteen om een grotere flatscreen gevraagd.'

Maar je mag je huis 'dus' niet uit. Niet zonder trots laat P. zijn polsbandje zien met QR-code, die in verbinding staat met de StayHome-app op zijn telefoon, die zijn precieze whereabouts registreert. Dus even een ommetje maken om een bezoek te brengen aan bijvoorbeeld een boeddhistische tempel of een massage-studio, niet noodzakelijk in die volgorde, is er niet bij.

Misschien wil je op Lantau ook niet zo graag naar buiten want er zitten slangen, vertelt P., king cobra's, die zo ver omhoog kunnen komen dat ze je in je ogen kijken. 'Als je gebeten wordt schijn je binnen een half uur dood te zijn.'

Het spannendste moment beleefde P. toen hij 's nachts werd opgeschrikt door het geschreeuw van Wereldberoemde J. Er rende een hagedis door zijn slaapkamer.

Vanavond precies 1 minuut na middernacht loopt de quarantaine ten einde en wordt het polsbandje doorgeknipt en worden ze naar hun hotel in de stad gebracht – ook een soort quarantaine, maar dan anders. Iedereen die leeft is, op zijn of haar manier, in quarantaine, alleen de gradatie verschilt.



Partiëel drooggelegd



Ik was in de Albert Heijn op de Rijnstraat – dezelfde die in Rob van Essens laatste verhalenbundel, Een man met goede schoenen al in het eerste verhaal genoemd wordt (in De goede zoon figureerde dit filiaal ook al op de eerste pagina, er kan langzamerhand gesproken worden van Albert Heijn-literatuur, al hoewel de lezer natuurlijk niet kan weten  w e l k e  vestiging op de Rijnstraat; er zijn er twee) – om een pak melk te kopen.

Het was tien voor tien 'in de avond'.

Dit klinkt omineus, zo van: het was vijf voor twaalf, en zo voelde het ook. Er waren weinig mensen in de zaak. Als dit een verhaal van Rob van Essen was, zou de ik-persoon waarschijnlijk de enige zijn geweest (en wellicht was hij gekomen voor geitenmelk maar dat weet ik niet zeker).

Enfin, om met Martin Bril te spreken. (Martin wie? Kunnen we ons nog herinneren hoe we om diens dood hebben getreurd? Ik wel, hoewel ik niet om zijn dood treurde.)

Ik begaf me naar de zuivelgang. (Mooie romantitel, Zuivelgang. Iets voor Marieke Lucas Rijneveld, maar ik dwaal hinderlijk af, merk ik zelf nu ook.)

Wie schetst mijn verbazing? 'Dan zal ik het zelf maar doen' (dit moet een Toon Hermans-grapje zijn geweest, of, als hij dit grapje nooit gemaakt heeft, had hij het moeten maken. Met zijn pretoogjes erbij was het misschien nog wel leuk geweest ook, op een Toon Hermans-manier dan.)

Landbouwplastic. En niet een beetje. Een hele muur, het zicht en de lust ontnemend, maar niet geheel de toegang versperrend, tot De Drank. 

Aha, de partiële drooglegging in de praktijk.

Dat ik dit nog mag meemaken.

Ik haast mij met mijn melk naar de zelfscan-kassa.





Zwarte lijst

Dali: Retrospective bust of a woman


Kunst gekocht – altijd leuk. Misschien is het kopen van kunst nog wel leuker dan de kunst zelf. Ik parkeerde voor de deur van de kunstenaar aan de Keizersgracht. (Deze kunstenaar woonde op stand.) De kunstenaar moest helemaal van achter komen. Hij boog diep toen hij mijn poet in ontvangst nam. 'Hebzucht is het grootste compliment,' mailde hij al toen ik interesse toonde.

Het beloofde taartje om de kunstaankoop te vieren moest wegens corona achterwege blijven.

A., mijn huis-, bed- en echtgenote, had zich solidair verklaard met mijn aanschaf, maar de rapen waren gaar toen ik op eigen houtje opdracht had gegeven de tekening in te lijsten.

'Had je dat niet even met mij kunnen overleggen?'

'Zeker,' zei ik, 'maar dat heb ik dus niet gedaan. Je mag straks kritiek leveren.'

Ik was meteen met het kunstwerk naar de lijstenmaker gegaan en had daar, op advies van de kunstenaar, gevraagd om een wissellijst, maar die hadden ze niet, en trouwens, het werk had ook geen standaardmaten. Het zou alleen passen in een passe partout (het woord zegt het al), in een fors grotere lijst. Dat was 1. Die lijst, besloot ik ter plekke, moest nu eens niet blank hout of anderszins zacht en vriendelijk ogen, maar zwart zijn en nog eens zwart (dit strookte met de grijs- en zwarttinten in de pentekening.)

Dat was 2.

Toen ik het resultaat liet zien brieste A.: 'Wat een afschuwelijke lijst. Echt een hele lelijke lijst. Hoe heb je in godsnaam zo'n verschrikkelijke lijst kunnen kopen?' En variaties op dit thema. 'En veel te groot!'

'Ben je klaar met je klachten, of komen er nog meer?'

'Dat vind ik nou zo flauw... Jij zegt: je mag eerlijk zeggen wat je ervan vindt, en dan doe ik dat en dan ben ik plotseling een zeurkous.'

Later dacht ik: is leven meer dan omgaan met verwachtingen? A. verwachtte (1) een kleine lijst, en (2) geen zwarte, en daarom deugt hij niet.

Terwijl hij zo mooi is. Schitterend zelfs. Als een rouwkaart.







Foggy brain


Is it me, or is it brain fog? Since I first read that brain fog was one of the lesser known, but scarier long term effects of Covid-19, I began to see it everywhere. I mean in my mind. Every hiccup in my thinking, every hesitation in my ordinarily smooth coordination (I guess), I thought: brain fog.

Theoretically, it was possible that our friend B., also known as Patient 0 in our neighborhood, also known as the Amsterdam Riviera, had infected my beautiful wife (this was actually highly probable), and that my beautfiful wife (I knew it) had infected me (back in March), and that I now was suffering from the virus, even without the regular 'mild' effects – only with a foggy brain.

Or was this all sheer and utter hypochondria?

Interestingly, my hypochondria could be a side effect of brain fog.

Sometimes I think brain fog would not be at all that bad, if it resembled a real fog, if it meant everything getting vaguer slowly, but what I know about it is that it's more like early onset dementia, in that one by one, certain cognitive functions fall out.

Memory, of course, is first affected. Is it me or am I constantly and desperately looking for my telephone during conversations to search for names, places and facts? Or am I 'just' rapidly growing digitally demented? And even the conversation itself feels like it is flowing less easily than it did before. What happened, in short, with my earlier effortlessness? Or was this just an illusion?

I also notice that when I am reading bed time stories to my children, (much longer always than I should) I stumble on words; or worse, I derail on a sentence and then it takes me a long time to get back on my verbal track, so to say.

Goodbye youth. Hello, old age.



Wopke


Ik ben nog niet binnen bij Nico of ze begint over Wopke. 'Dat geloof je toch niet. Ik bedoel, er zo woest aantrekkelijk uitzien en dan ook nog heel pienter. Praeses van Minerva, twee studies, gepromoveerd, cum laude en alles. En zijn vrouw die er geweldig uitziet en die een drukke baan heeft als huisarts. Daar moet de duivel achter zitten, dat kan niet anders!'

Nico is op dreef vandaag.

'En dan hebben ze vier kinderen... Alsof het niets is, hebben ze die er ook nog bij. En ze zien er zo prachtig uit als stel die Wopke en zijn vrouw, hoe heet ze? Liselot. Die Wopke en zijn vrouw zien er echt uit alsof ze gelukkig zijn met zijn tweeën.'

Zeker ook nog gelovig, die Wopke?

'O je bedoelt als CDA'er? Ja, dat zal wel. Anders hou je het niet vol.'

Ik heb het dossier Wopke niet paraat dus ik pak de iPad erbij en stuit al gauw op de foto waar Nico over jubelt, waar ze niet over uitgepraat raakt, waarbij Wopke en zijn vrouw op Prinsjesdag blij rondhuppelen, hij in jacket en zij in een felrode jurk.

'Prachtig! En ze zijn niet eens getrouwd, dat vind ik ook zo sympathiek.'

O, dus toch niet zo christelijk, die Wopke.

'Nee. Nou, er kwam telkens iets tussen...Ze kennen elkaar niet eens van het corps. Hij zag haar op straat lopen en vroeg om haar nummer.'

Hij durft.

'En hij is ook nog heel sportief, Wopke. Gaat elke week met zijn vader van negentig of zo joggen. Echt ongelofelijk. Van dat kaliber vind je geen tweede hoor.'

Ik houd een foto van Wopke omhoog waarop hij, nou ja, iets minder oogt, iets minder Sexiest Man Alive, God's Gift to Women, etc. Ik vind hem te braaf. Te keurig. Zijn lippen zijn me te dun. Ik wil dikkere lippen.

'Ik geef toe lippen zijn belangrijk, maar wie heb je verder nog, die man die net is getrouwd –'

Grapperhaus?

'Als ik de keus had tussen Grapperhaus en Wopke...'

Maar wat dacht je van Hans van Mierlo, dat was een mooie politicus. Ik houd de iPad omhoog met een foto van Hans van Mierlo waar je u tegen zegt. Een man met lippen.

'Het zou best eens kunnen dat ik om  de lippen van Hans van Mierlo D66 heb gestemd destijds.'

Natte worst



Mijn armoedehart maakt een vreugdesprong als ik dankzij mijn Stadspas voor €1, - , per persoon nochtans, incheck bij het De Mirandabad met de kinderen.

Heb ik me ooit geschaamd voor mijn armoede? Heb ik me ooit voor wat dan ook geschaamd?

Jazeker, ik geloof dat ik mij schaam voor mijn domheid.

Terug naar het zwembad waar het dankzij de verplichte reservering 'lekker rustig' is. Hoewel, in de zwemzaal staat een enorme opgeblazen worst opgesteld met een zwembadmedewerker ernaast die de worst natspuit opdat je er prettig in de lengte overheen glijden kunt. Een andere zwembadmedewerker bedient de geluidsinstallatie, waaruit zeer luid kinderen voor kinderen bonkt. De akoestiek in de zwemzaal is niet die in het Concertgebouw. De medegebrachte roman uitlezen terwijl de kinderen zwemmen zal (weer) niet lukken.

Nietsvermoedend loop ik langs de worst, intern hoofdschuddend en het ding verfoeiend, waarom moet kinderpret tegenwoordig zo luidruchtig zijn?, enzovoorts, totdat de zwembadmedewerker haar – koude – spuit ineens op mijn lijf richt.

Kan ze gedachten lezen?

Er zit niets anders op dan met een pokergezicht een fikse aanloop nemen en mij op de worst storten. Ik kom een heel eind.

Snel Naar De Bel heet deze attractie maar er is geen bel. Wel is er een badje aan het eind, waarin de buikschuiver geacht wordt een zachte landing te maken.

De kinderen joelen. Ze willen nu ook. Meteen staat er een rij.

Het roetsjen doet me goed. Alle vooruitgang is vooruitgang, de rest is stilstand.

Gesprekken met mijn schildpad (7)



Pfoe! Dat was een close call.

Ja, sorry.

Die aaibare moordenaar van je had me bijna in zijn klauwen. Hij was gewoon aan het vissen. Zoals een beer in de rivier vist naar zalm.

Ik weet het, ik heb hem net op tijd aan zijn nekvel gepakt. Ik beloof dat ik het anti-katten-rooster beter zal installeren.

En die vitaminen die je op mijn vishapjes druppelt...

Vind je vies?

Ja.

Alweer sorry. Er zit niks anders op. Die vitamines, heb ik me laten vertellen door Mark, zijn van essentieel belang. Eigenlijk moet ik je een met vitaminedruppels doordrenkt stukje vis met een pincet voeren.

Met een pincet?

Anders trek je de vis mee het water. Weg vitamines.

Je hebt het er maar druk mee... Wie de hel is trouwens Mark?

Mark de Vissenman. Die hebben we leren kennen in de dierenwinkel. Die heeft achthonderd vissen, naar schatting, maar ook zes moerasschildpadden, veel ouder en groter dan jij. Hij vertelde over een vriendin met een schildpad van 89 jaar oud.

Mooie leeftijd.

Dat kun je wel zeggen. Die vriendin had de schildpad van haar biologieleraar van school overgenomen die er vanaf wilde.

Geadopteerd dus.

Inderdaad... Jij wordt geloof ik niet zo oud Koos, maar de kans dat je mij overleeft is vrij groot, zeker in deze tijden.

Daar verheug ik me op.

Hoe kom jij zo cynisch?

Op maandag ben ik altijd cynisch. Naarmate de week vordert word ik minder cynisch.

Mark vertelde ook nog over hoe wij jou kunnen seksen.

I beg your pardon?

Hoe wij kunnen zien hoe jij een mannetje of een vrouwtje bent.

Je doet je best maar.

Bij het mannetje zit het geslachtsorgaan vlakbij het staartje. Bij een vrouwtje zit het iets verderop, en goed verborgen.

Niks nieuws dus. Zeg, ik moet verder. En hou die moordenaar van je in de gaten.

Will do.

(zwemt weg)


Dear Halina Reijn,


Vergeef me dat ik je film Instinct net pas zag op NPOStart en niet toen hij uitkwam in de bioscoop. Vergeef me ook dat ik vooral benieuwd was naar de manier waarop je de dierlijke scenes had vormgegeven in je film. Niet alleen tussen de forensisch psycholoog in het verhaal (Carice van Houten) en haar Vlaamse collega (Pieter Embrechts), maar ook en vooral de balts die de psychologe uitvoert met haar patiënt 'veroordeeld wegens de meest extreme seksuele delicten' (Marwan Kenzari die mij meer doet denken aan iemand van de buitenschoolse opvang).

Om met die laatste te beginnen. Ik heb zelden twee acteurs gezien tussen wie zo weinig chemie was. Noch Carice, noch Marwan vond ik geloofwaardig in haar/zijn rol (maar dat is een casting probleem), en hun samenspel ontbeerde iedere spanning, terwijl het gegeven – psychologische oorlogsvoering tussen de seksen en de aantrekkingskracht van het beestachtige – juist zo veelbelovend zijn.

Als in aanleg geëmancipeerde man vond ik het jammer om te zien dat de vrouw toch weer de ondergeschikte rol leek te spelen in dit machtsspel. Had het eens omgedraaid, had de therapeut de dominatrix laten zijn over de patiënt en de patiënt zich ondanks zichzelf laten meeslepen (en op het gevaar af zijn vrijheid te verliezen). Dat was kinky'er geweest, maar misschien ben ik een masochist.

'Vrouwen hebben meer verkrachtingsfantasieën dan mannen,' heet het, in je film. Wat bewijst dat?

Nu vond ik de therapeute vooral weerloos in de handen van de psychopaat. Dat hij haar een likje van zijn beplaste vinger aanbiedt is mooi, maar zij had hem daarop ten antwoord haar slipje in zijn mond kunnen proppen, of aan zijn tepels of ballen door de duinen kunnen trekken (ik noem maar wat).

Dan de one night stand tussen de twee collega's – zij sleurt hem mee na een avondje uit. Casual sex tussen consenting adults: altijd leuk zou je denken, vooral omdat jouw script voorziet in de hongerige geilheid van de vrouw (die, weten we, helaas voortkomt uit een dysfunctionele en onbedoeld lachwekkende verhouding met haar moeder).

Twee mooie mensen seks zien hebben is saai, tenzij de een als een konijntje op haar buik gaat liggen in de gang en met haar kontje omhoog wipt. Hij weet er geen raad mee.

 

Vuilnisbelt



Denk je dat je een diepte investering doet in het huishouden, meer in het bijzonder de kookbenodigdheden door een friteuse aan te schaffen, een Belgisch geval van het merk FriFri, semi-professioneel ook nog, is het weer niet goed.

Allereerst: een extra apparaat. Kan niet, mag niet, moet niet, in een poppenwoning als de onze, meent A.. Op zich heeft ze daar wel een punt, maar ja, vooruitgang enzovoorts. De vraag is niet of we ons leven machinaliseren, maar hoe en wanneer.  'Waar wou je dat ding laten?'

'In de tuin.' Daar wilde ik ook gaan frituren, opdat de aldus vrijkomende geur, ook wel stank genaamd, wordt prijsgegeven aan de buitenlucht, in plaats van aan de binnenlucht waardoor wij er 24 uur of langer in leven. Hoe lekker de friet ook, zo lang wil je er niet aan worden herinnerd.

'Als je dat ding maar niet in het zicht laat staan, de tuin is geen vuilnisbelt.'

Ook een goede. De tuin is thans wel een vuilnisbelt maar met artefacten die zij er heeft neergezet. Als ik er iets neerzet is het meteen fout.

Vanavond wil ik mijn gezin verbijsteren met perfect gebakken zoete aardappelfriet, ik wil A. overbluffen en aftroeven zodat ze zag zeggen, onderuitgezakt, met haar buikje rond: 'Ik ben blij dat we eindelijk een semi-profi FriFri-friteuse hebben en dat je niet meer zo primitief frituurt in een gietijzeren pan zoals je de afgelopen tien jaar hebt gedaan of langer met alle gevaren voor onze gezondheid van dien.' Maar dit zegt ze niet. Ze zegt niets.

'Lekker krokant toch?' probeer ik nog.

Mijn eega haalt haar schouders op.

Na het eten probeer ik een plek te vinden op de vuilnisbelt, ik bedoel in de achtertuin, voor de FriFri om af te koelen. Over een opbergplek heb ik nog niet nagedacht.

Ik heb heel lang over deze aanschaf gedaan, ik doe altijd heel erg lang over een aanschaf, en sloeg 'dus' mijn slag toen het ding in kwestie bij Duikelman onlangs een tientje in prijs naar beneden was gegaan, van 120 naar 110 euro.

'Op Marktplaats, schampert A., 'zag ik precies dezelfde voor zestig euro. Nieuw.'



Christina †



'Viktor. Wat goed je te zien. Wat zie je er geweldig uit. Je vrouw en kinderen ook. Jullie zijn echt een prachtig stel bij elkaar... en je nieuwe boek dan, wanneer komt dat uit? Ik kan echt niet wachten... Anders heb ik niets te lezen. Je voorgaande boeken – god o god wat heb ik daarvan genoten.' Enzovoorts, enzoverder tot in de eeuwigheid amen.

En dat dan uitgesproken met een doorrookte, door de leeftijd lager geworden stem, door een vrouw met roodgeverfd haar, en dikwijls blauw gelakte nagels aan altijd mooi gebleven, slanke vingers.

Nee, niet tot in de eeuwigheid, want Christina, mijn grootste fan, van wie bovenstaande woorden kwamen, zonder uitzondering als ik haar op de kade tegenkwam, al dan niet met mijn gezin in mijn kielzog, wordt vandaag begraven.

Haar dochter en kleindochter kwamen van de week haar dood aanzeggen. Zevenenzeventig jaar jong, maar ziek en op. Ik zal haar missen.

Zeker nu, zeker nu is er enorme behoefte, niet alleen bij schrijvers, maar ook en vooral bij uitvoerend kunstenaars, wier hele of halve beroepspraktijk door de plee wordt gespoeld, aan complimenten zoals Christina die kon geven. 

Complimenten zonder mitsen, maren, echters, evenwellen en goedbedoelde kritiekpunten. Gewoon lekkere, zuivere lof, en niets dan lof. En niet heel eventjes tussendoor. Nee: lang en uitgebreid en met veel herhalingen.

Er zou een markt voor zijn, denk ik: een Lofstraat. Eventueel meteen na of naast de Teststraat, waar je complimenten kan tanken. Je hoeft er niet eens voor uit je auto te komen, maar het helpt wel. Als er meer van je te zien is, valt er ook meer te complimenteren.

Christina hield van haar wietje en haar wijntje – op weg naar haar stamkroeg De Rijnbar was ze een stuk helderder en stond ze een stuk steviger op haar benen dan op de terugweg – maar haar complimenten waren altijd gemeend. Tenminste dat wil ik graag geloven, daar hangt mijn eigenwaarde van af.

Ik complimenteerde haar zoveel mogelijk terug. Hopelijk is daarvan ook iets bij haar blijven hangen.

Yo




Tussen de diverse aanbieders van voedsel op Den Haag Centraal, met namen als Smullers en Julia's, kies ik voor Yo, een Japanse variant.
Ik dacht dat Yo Spaans was voor 'ik', of anders een Amerikaanse variant op 'yeah', maar misschien betekent het in het Japans ook iets. (Google: 'Yo indicates the speaker's assumption that the listener doesn't share the speaker's opinion or information. Yo is used when the speaker wishes to emphasize new information.')
Juist.
Uit het menu van Yo kies ik de vegetarische gyoza (dumplings). Terwijl ik wacht krijg ik een klein bakje, zo'n plastic kuipje waarin ook wel gari (ingemaakte gemberlapjes) wordt geserveerd, met sake, om te proeven. Misschien wil ik daarna een flesje kopen.
Ik open het bakje. 'Beetje Haags bakje,' klaag ik tegen de vrouw achter het spatscherm op de toog. Ze glimlacht en geeft me een vol bakje.
Zoet, dit spul. Te zoet naar mijn smaak.
'Niet zo zoet als de meeste sake,' zegt de vrouw achter het spatscherm. 'Ik kan het weten want ik werkte jarenlang in een drankzaak.'
Ik waag dit te betwijfelen. Alles moet tegenwoordig zoet, denk ik, anders is er geen markt voor.
Ondertussen zie ik vanuit mijn ooghoek dat mijn trein over 'enkele minuten' vertrekt. Ik zie hem staan, op hemelsbreed honderd meter, maar ik zit er 'dus' niet in.
Terwijl ik toekijk hoe de man in de keuken bezig is met mijn dumplings – alles wordt vers bereid hier; wij vragen uw geduld, lees ik op een bordje – rekt de tijd zich uit, lijkt het. De secondes worden langer, alles gaat in slow motion. Nog steeds is mijn Gyoza niet klaar. Waarom heb ik ook weer voor iets ingewikkelds gekozen? Ook de vrouw achter het spatscherm wordt ongeduldig, kijkt de man in de keuken bijna verwijtend aan. Ondertussen vertelt ze dat ze bang is dat haar jaarcontract dat afloopt in december niet wordt verlengd, hoe deze keten is overgewaaid uit Engeland, hoe zij en haar medewerkers een spoedcursus sushi rollen kregen van een meneer uit de Philipijnen, maar ik wacht nog steeds op mijn Gyoza. 'Ik heb er een extra dumpling in gedaan,' zegt de man in de keuken, 'eentje ging stuk.'
Yo. Ik ren naar mijn trein en zit ruim op tijd in de lege stiltecoupe, als een uitgehongerde rat, mijn hapje op te peuzelen.
Lekker.



Heb ik ooit mijn handen gewassen?


Ik ben in een overheidskolos te 's Gravenhage. De maatregelen zijn strikt en worden hier zelfs op directeursniveau afgedwongen. Het zal mede verklaren waarom er bijna niemand is en dat je zelf aan de beveiliging moet uitleggen welke afdelingen er in dit gebouw zoal te bezoeken zijn.

Op de WC  een handenwas-instructie.

Eindelijk! Volgens mij hebben mijn ouders/verzorgers op dit punt wat steken laten vallen. Ik kan mij bijvoorbeeld niet herinneren dat ze hamerden op wassen na wc-bezoek (wel voor het eten, trouwens). Of ik betuigde me ook op dat punt ongehoorzaam, dat is mogelijk.

1. Gebruik zeep. Dit kan ik volgen. Doe ik ook.

2. Palm tegen palm. Idem. Tot hier geen vragen. Dit is wat ik handenwassen zou noemen. Spoelen en klaar.

3. Rug tegen rug. What the? Dit voelt alsof je twee willekeurige pubers opdraagt elkaar te zoenen. Waar is de winst, Vendor? Palm tegen rug: ja. Rug tegen rug is geen hygiëne maar poëzie.

4. Tussen je vingers. Kan ik inkomen en heb ik, bij grondige besmeuring, ook heus wel eens beoefend.

5. Je hele duim. Pervers!

6. Schrob je nagels. Goeie, maar hoeveel virus zich doorgaans onder de nagels schuilhoudt weet ik niet.

7. Polsen. Vendor, wat denk je dat ik uitspook op de WC?

8. Spoel je handen. Je hebt me weer. Dit pas ik zelf ook vaak toe (zie 2).

9. Droog ze goed. Een leermoment. Ik ben dikwijls te ongeduldig om de droging der gewassen handen tot het eind toe af te wachten, waardoor ik toch weer met natte jatten terugkeer naar waar ik vandaan kwam, ze onderweg afdroog aan mijn broek of aan het jasje van een passant, en dat kan niet de bedoeling zijn.


Zijn mondkapjes sexy?

Is het al toegestaan, of is het ooit opportuun, om mondkapjes sexy te vinden? Ik vroeg me dit af, toen Nico en ik bij de lunch werden bediend door een serveerster met een knotje wier neus, mond, wangen en kaak achter een masker schuilgingen, en ik, ook al zag ze er verder gewoontjes uit, enige titilation voelde. Mijn verbeelding werd geprikkeld. Was deze serveerster misschien sexier met, dan zonder mondkapje?

Als ik zelf een mondkapje draag heeft dat in elk geval als voordeel dat mijn gebit, waar ik niet trots op ben (de zegeningen van het Orthodontistisch Industrieel Complex zijn aan mij voorbijgegaan), alsmede mijn tong, die A., wanneer zij hem in de smiezen krijgt, zelden nalaat te bekritiseren, aan het oog der buitenwereld onttrokken blijven.

Een niqab kan sexy zijn, een sluier kan sexy zijn, om nog maar te zwijgen van maskers. Er bestaat een hele (sub)cultuur rondom het idee dat partiële onzichtbaarheid een meerwaarde heeft, juist iets toevoegt, in plaats van in mindering brengt.

Zo zou ik ook weinig bezwaar aantekenen tegen de permanente afdekking van het smoelwerk van Trump. Dat verontwaardigde apebekje. Hooguit Macron heeft volgens mij een neus en mond die het waard zijn om te tonen.

Hoeveel kan een gemondkapte zeggen met zijn of haar ogen? In een gemondkapte wereld worden we teruggeworpen op de zeggenschap van onze blik. 

De serveerster in het lunchrestaurant deed het ding niet één keer af, hing hem ook niet op half zeven terwijl ze in het keukentje espresso stond te brouwen. Nadat Nico en ik het restaurant hadden verlaten, werd ik gebeld omdat ik mijn pinpas had laten liggen. (De serveerster had mijn nummer dankzij het contactonderzoekformulier.) Naomi heette ze, wist ik nu, maar ik wist nog steeds niet wat er onder dat mondkapje zat.

'Naomi?' zei ik, toen ik binnenkwam in het lege restaurant.

Ze schrok. Dat leidde ik af aan het knotje, dat op en neer bewoog. Leuk.



 


Eigenwijze moeders


Weduwe M., de moeder van mijn raadsman, die opmerkelijke overeenkomsten vertoont met mijn eigen moeder, kwam het café binnen voor de afterparty van Marieke Smithuis' boekpresentatie van De Koning van de flat met een gelaatscherm op.

Wat of wie komt ze lassen, dacht ik. De tweede: ben ik wel verstaanbaar, want haar kon ik niet horen, het is toch een beetje alsof je tot een loketmedewerker spreekt zonder spreekgaatjes of microfoon, totdat M. haar stem verhief en zei: 'Jawel, hoor, je bent prima te verstaan.'

Ik ben een beetje doof (dat heb ik dan weer met mijn moeder gemeen).

'Is dat jouw date?' vroeg ze, wijzend op een blonde vrouw aan een belendend tafeltje.

'Dat is mijn vrouw.'

Toen M. haar bril wilde opzetten, moest ze het spatscherm vijfenveertig graden openklappen, en dan nog ging het vrij onhandig. Een glas wijn naar je mond brengen en er een slok uitnemen is al helemaal een uitdaging.

Je kunt je niet tot de tanden toe wapenen tegen een pandemie, lijkt het, en tegelijk van het leven genieten.

Eindelijk zette M. het ding af en kwam ze naast me zitten, op ik schat minder dan een meter. Net zoals mijn moeder zou kunnen doen, plukte ze tijdens het gesprek aan mijn schouder en arm. Ze heeft die handtastelijke manier van spreken die de Fransen zo mooi frotti frotta noemen. Ik houd er wel van. Het virus ook.

Corona had ze desgevraagd in het stadje waar ze woont niet zo gek veel van gemerkt. Ze kende niemand die het had of heeft gehad. Wel had ze een vriend bij wie een been moest worden afgezet nadat hij vier dagen voor pampus had gelegen achter de voordeur. (Ik wees haar niet zonder trots op het artikel van Medische Broer in NRC van vorige week over diens prothese kunst, misschien had hij er wat aan.)

'Een goede reden om een touwtje met een alarmknop om te doen,' zei ik. 'Om te voorkomen dat je zelf vier dagen achter de voordeur ligt.'

Ze keek om zich heen met een air alsof ze dat advies lekker in de wind ging slaan.

Ik keek naar mijn raadsman. Wij rolden met onze ogen. Eigenwijze moeders. Maar ze worden 'dus' wel oud, in goede gezondheid bovendien. Een raadsel.

Gesprekken met mijn schildpad (6)


Koos, hoe gaat het.

Naar omstandigheden goed.

Die indruk kregen wij ook... hoezo naar omstandigheden?

Nou, die pandemie enzovoorts.

Maar jij hebt toch helemaal geen last van de pandemie?

Ik merk dat jullie gespannen zijn. Ik word er meer uitgevist dan vroeger, ik word uitgebreid bepoteld, jullie zijn meer dan normaal op mij gefocust.

Maar Koos, we houden van je! Dat wat jij ziet, dat is liefde!

Ik krijg sterk het idee dat ik jullie troostmeisje ben. Ik herinner jullie aan een mooie, onschuldige wereld of zoiets. Ja weet ik veel, ik ben ook maar een psycholoog van de koude grond.

(Schept viezigheid uit het water) Verder alles naar de zin in de bak?

Ik ben erg blij met het anti-kattenrooster dat je hebt geïnstalleerd, maar...

Maar wat?

Het is niet groot genoeg, er blijft een stuk open. Daar steekt hij zijn poot doorheen. Als ik even niet oplet, plukt hij mij zo van het eilandje. Ik ben al eens voor hem op de vlucht geweest toen jullie er niet waren. Geloof me, dat waren angstige momenten.

Katten zijn bang voor water. Water is jouw redding. Wat me trouwens doet denken aan een gruwelijke anekdote.

Hè ja... Ja, nu moet je hem vertellen. Ik laat je niet gaan voordat je hem hebt verteld.

Een rijke man, die in een groot huis woonde, kocht een schildpad voor zijn dochtertje. Ze speelde er leuk mee.

En?

Na een paar maanden bewoog de schildpad niet meer. Het dochtertje was verdrietig. De man deed de schildpad weg.

Ik voel hem al aankomen.

De man kocht een nieuwe schildpad. Zelfde liedje. Weer terug naar de dierenwinkel. Toen dacht die man, misschien moet ik toch eens informeren of ik iets niet goed doe. Weet je wat hij kreeg te horen?

Ik weet het wel, maar zeg jij het maar, ik vind het te erg.

Uw schildpad hield een winterslaap.

Ach ja, de domheid van de mens. Die is oneindig. Telkens als je denkt dat je alle domheid hebt gezien, komt er weer nieuwe domheid bij. Salut!

(zwemt weg)




Restaurant Conserve


Vanaf Eindhoven 'Centraal' loop ik dwars door het ghetto naar Résidence Hemelpoort. Mijn ouders zouden me tegemoet komen. Halverwege hoor ik mijn moeder roepen: 'Hé, hallo!'

Ze zit op zo'n bankje waar je eerder lokale dronkelappen zou verwachten. Stalend. Mijn vader heeft zich verschanst in zijn scootmobiel, – een nieuwigheid –, met zijn pet op en geeft geen kik.

Ik complimenteer mijn vader met zijn nieuwe vervoermiddel en mijn moeder met haar geheel uitgegroeide, zilvergrijze haar. Ware ik een filmregisseur, zou ik haar casten.

Mijn moeder is nog niet opgestaan of mijn vader scoot er vandoor. 'Hé, wacht nou even!' roept ze. Pappa scoot toch niet zo snel wil ik zingen. 'Kleine motormuis,' zegt mijn moeder, hoofdschuddend.

Bij het stoplicht wachten we weer samen. Bij groen schiet mijn vader weer weg. Hoe traag deze negentiger ook is geworden, qua motoriek, met dit ding heeft hij zijn oude snelheid terug. Niet meer duwen of hoeven te worden geduwd: hoe bevrijdend!

Als we ons eenmaal op de bank hebben genesteld met een drankje gaat de telefoon. Het is de keuken, waar we blijven. Mijn moeder heeft gereserveerd in Restaurant Conserve, beneden. Die reservering was om 17.30, en het is nu 17.33.

Wij haasten ons naar beneden. We worden begroet, of nou ja toegeknikt, door een zee van zwijgende eters, keurig tegenover elkaar opgesteld op anderhalve meter aan een rechthoekige tafel.

Wij mogen aan een ronde tafel. Het voorgerecht bestaat uit een bakje champignon-ragout. Mijn vader en ik bestellen er een glas rode wijn bij. Het hoofdgerecht is kippenpoot, erwtjes-mais met ongare pommes dauphine. 'Lekker hoor,' zegt mijn moeder. 'Hoe vinden jullie het?'

'Alles is lekker voor wie niet zelf hoeft te koken,' zeg ik.

Een vrouw die klaar is met eten draait zich om naar ons tafeltje en zegt tegen mijn moeder: 'Uw dochter lijkt sprekend op u.' Ik ben vereerd.

Een eindje verderop zit een man alleen in een rolstoel met gigantische oren. Zulke grote oren heeft mijn vader (nog) niet, hoewel zijn vader, mijn grootvader, op die leeftijd wel grote oren had.

Als de gasten van tafel opstaan maken de over de vloer schurende stoelpoten een geluid dat nog het meest lijkt op iemand die zijn neus heel hard ophaalt. Viltjes lijkt de oplossing, maar ik woon hier niet.

'Omdat jullie zo aandringen zal ik nog wat piano spelen.' Ik zou Satie spelen, maar ik ben mijn Satie-boek vergeten, dus speel ik Beatles, altijd goed. Ook minder kans dat het publiek in slaap valt. Het is al tien voor zeven.




Zij Die De Wereld Besturen Hebben Haast

Toyin Ojih Odutola


Het was laat op de avond, we waren moe, er was drank en we hadden behoefte aan een gespreksonderwerp (dit was voordat Donald 'Covid' Trump zijn opwachting maakte in de nieuwscyclus).

Tot zover de verzachtende omstandigheden.

Want wat de nieuwe vriendin van Nieuwe Vriend P. –  gestudeerd, belezen en gezond van lichaam en geest – te berde bracht was en bleef een samenzweringstheorie.

'De Grote Bedrijven,' je hoorde de kapitalen in haar stem, 'zijn er op uit om de kleine bedrijven weg te vagen. Dat is de hele reden van al die coronamaatregelen.'

'Maar dat gebeurt toch sowieso?'

'Ja, maar nu sneller.'

Zij die de wereld besturen hebben haast.

Ja, ze wist het ook niet hoor, maar ze had het van haar geleerde zuster, de infectioloog. 'Mondkapjes werken helemaal niet, die geven alleen maar schijnveiligheid. Ze verergeren het in zekere zin, omdat mensen met een mondkapje dichter bij elkaar komen.'

Samenzweringstheorieën zijn besmettelijker dan het virus zelf. Ze vullen een leegte, ze nemen de functie over van religies, die het ernstig laten afweten. We leven in complexe tijden; zelfs de wetenschappers zijn het niet met elkaar eens, niemand weet of hij of zijn dierbaren over drie maanden nog leven – ziedaar de vruchtbare voedingsbodem voor uitzinnige theorieën, die datgene bieden waaraan wij angstigen thans erg veel behoefte hebben: helderheid.

Meer nog dan religie geeft zo'n complottheorie, juist omdat hij geen hoop geeft maar doem voorspelt, een perverse bevrediging. Noem het masochistisch leedvermaak.

We gaan samen ten onder, daar is geen twijfel over mogelijk, en wij complot-theoretici weten hoe. Heerlijk.



Invaltrainer


Er werd me gevraagd in te vallen als trainer voor het teampje waarvan mijn dochter (7) ook deel uitmaakt. Ik had gewaarschuwd dat ik, als gediplomeerd filosoof, niets van voetbal weet, nooit voetbal kijk en moeilijk aan iets anders kan denken dan de Monty Python-sketch waarin de Grote Filosofen het tegen elkaar opnemen (met desastreus effect). Ze wilden me nog steeds hebben.

Coronavoordeel: de ouders mochten er niet bij zijn, dus mijn voetbalkundige adviezen konden ook niet door deszelven worden belachelijk gemaakt, alleen nog door de collega trainers en de voetballertjes zelf.

Een trainingspak had ik niet aangetrokken, niet alleen omdat ik er geen heb, maar ook omdat ik niet te hoge verwachtingen wilde scheppen.

Dat de wereld er voor de dochter van de invaltrainer anders uitziet dan voor de invaltrainer zelf, bleek toen ze bij aanvang trots tegen een teamgenootje riep: 'Mijn vader is trainer!' Er kwam geen reactie.

Er waren vijf jongetjes – lees: vijf ongeleide projectielen die opvallend hard kunnen schoppen – plus mijn dochter. Ik probeerde er het beste van te maken. Orde houden bleek al een te hoog gegrepen doel.

Lastig om je eigen kind niet voor te trekken, en toch ook niet onnodig kort te houden. Niet te discrimineren, met andere woorden.

Toen ik had bedacht klein kopballetjes te oefenen (met een zachte bal), ging het mis. Ik wierp de bal met een klein boogje op. De jongetjes durfden te koppen, op één na, die liever in het gras bleef liggen. Mijn dochter ging er klaar voor staan, maar zodra ik de bal opwierp week ze naar achter waardoor de bal niet op haar voorhoofdje landde, maar op haar handen.

Hands!

'Je kunt het wel!' zei ik. En even leek het daar ook op.

Een van de andere trainers had me zien aanmodderen en zei: 'Koppen moet je niet aan beginnen.'

Weer wat geleerd.