skip to main |
skip to sidebar
Onvlee was alleen. Eindelijk, zou je kunnen zeggen, maar voor hemzelf was het geen onverdeeld genoegen. Hij lag op de grond in de zentuin, precies op de plek van de esthetisch geplaatste gitzwarte steen. Hij was naakt. Dat was niet nodig geweest, maar het was wel zo. Niet zo lang geleden kon hij zijn handen nog gebruiken, en zijn mond, maar nu kon hij niets meer bewegen. Had hij nog herinneringen? Just. Zijn baardloze grijns. Lidwina, geknakt in bad. De bouwtekening van het huis – gek genoeg niet het huis zelf. Misschien was het toch niet zo'n geniaal ontwerp. Misschien was het huis onleefbaar. Ard. Wat afschuwelijk om die naam in herinnering te moeten brengen, en de man. Onvlee probeerde aan anderen te denken. Zijn overige zoons, hun moeder, zijn eigen moeder, zijn vader, zijn broers, en de rest... Waar was iedereen gebleven? Hij vroeg zich af hoelang hij hier nog zou liggen. Tricia? Ineens wilde hij schreeuwen, maar zijn stembanden werkten niet mee. Hij luisterde naar zijn moeizame ademhaling, de knarsende voetstappen. Er stonden sterren aan de hemel, maar Onvlee wist niet welke. Eigenlijk had hij nergens echt verstand van gehad in zijn leven; niet eens van het leven zelf. Ook niet van de dood. Zijn ongeneeslijkheid had hem niets geleerd, alleen maar last gegeven. De haat begreep hij wel. De haat was makkelijker te begrijpen dan de liefde, alle haat kwam voort uit frustratie, maar op dit moment was hij gespeend van iedere vorm van haat, tegen wie dan ook. Zelfs de angst was weg. Het was niet zo dat hij vrede had met de wereld. Hij voelde niets. Het laatste beeld op zijn netvlies was van een uitdijend zwart gat dat de hemel verduisterde. Het zag er op een of andere manier vertrouwd uit, alsof hij het eerder had gezien.
'Mijn idee was om er samen met Lidwina een punt achter te zetten. Simultaan sterven leek me romantisch. Maar ze stribbelde tegen.' Onvlee en zijn zoon hadden met zijn tweeën een fles mierzoete limoncello opgedronken. Ze hadden tot drie uur 's nachts zitten praten op verschillende plekken in het huis. Over hun frustraties, met name, en hun lage tolerantie. Ze hadden een wandeling gemaakt, het viel Just niet mee om de geëlektriseerde Onvlee bij te houden, en ze hadden opgemerkt hoe warm het was voor de tijd van het jaar. Dat moest iets betekenen, maar ze wisten niet wat. 'Dat kan toch nog steeds?' zei Just. 'Ik zie niet in waarom niet. Kwestie van fine tuning. Ik kan alles in een handomdraai in gereedheid brengen voor een double whammy.' Onvlee trok een vies gezicht. Zijn zoon vervolgde: 'Lidwina ligt technisch gezien in coma. En bij u hoeven we alleen maar de medicatie stop te zetten. Maar er zijn agressievere middelen, mocht dat jullie aanspreken, middelen sneller de dood tot gevolg hebbende. Allemaal pijnloos trouwens, dat spreekt voor zich.' Just was goed op dreef. Hij had er zin in. Hij had er eigenlijk al zolang hij in huis was zin in gehad. Een jongen met ambitie. Nu pas begreep de oude Onvlee waarover zijn zoon het had gehad toen hij zei dat hij aan 'een heel persoonlijk project' werkte. Met bouwen had het weinig te maken, – de hele sector lag immers al sinds de crisis op zijn gat –,of het moest het bouwen zijn van een toekomst voor hemzelf en zijn Tricia. 'U wilt alles onder controle hebben, maar dat kan niet meer. Het wordt tijd de regie uit handen te geven, definitief. Laat u nu toch eindelijk eens lekker gaan.' Onvlee keek naar zijn zoon. Hij had zijn baard afgeschoren. Hij zag er jonger uit. Jonger en fanatieker. Voor het eerst in zijn leven was hij bang voor hem.
'Just curious: wanneer bent u van plan de stop eruit te trekken?' Het was Onvlee opgevallen dat Just steeds vaker spot in zijn stem liet doorklinken, die hem zo bekend voorkwam. Had hij het afgekeken, kleefde het de beroepsgroep aan of zat het in de genen? Hoe dan ook, een spotter wist zelf doorgaans waar de spot ophield en de ernst begon, maar voor de ontvanger van de spot, het lijdend voorwerp zogezegd, was dit niet altijd even duidelijk. Dat hield het spannend, inderdaad, maar hoeveel spanning kon een ongeneeslijke bouwmeester nog verdragen van zijn eigen zoon? Over de verdwijning van de therapeut Ard had Just bijvoorbeeld opgemerkt, matter of factly, dat 'het probleem zichzelf had oplost'. Onvlee kreeg niet meer uit hem dan dat. Misschien wilde hij ook niet meer uit hem krijgen. Just zong de laatste dagen, wanneer hij zijn vader verschoonde, waste, zijn medicijnen en te eten gaf, in bed legde enzovoorts, een Beatles deuntje, dat, zoals menig Beatles-deuntje, zo besmettelijk, zo penetrant, dat het nu in Onvlee's hoofd ronddanste, om de hoofdpijn heen. Toen Onvlee zich in de mediaroom had geïnstalleerd achter zijn computer, en I need a fix cause I'm going down googelde, bleek het te gaan om Happiness is a warm gun. Viel dat te rijmen met Lidwina's deuntje, Happiness is the truth? Zoiets hing af van de interpretatie. Maar het was academisch, want Lidwina's deuntje was allang weggespoeld, samen met de rest van het badwater. Tenslotte had Onvlee zijn zoon geantwoord: 'Ik kan net zo goed aan jou vragen hoelang jij van plan bent te blijven.'
Just verontschuldigde zich, mompelde iets over gefrustreerde ingewanden, en trok zich terug. Het was nu man tegen man. Onvlee zocht naar puzzelstukjes op tafel, alsof de therapeut niet tegenover hem zat, alsof hij niet bestond. Het was makkelijker om Ard te negeren nu die zijn koekjes eindelijk had vermalen en doorgeslikt; toch voelde Onvlee dat hij de indringer tegenspel moest bieden. 'Juist ja,' zei hij tenslotte. 'En wat zijn uw frustraties, als ik vragen mag?' Hij keek Ard niet aan, bleef rommelen met zijn puzzel. 'Mijn frustraties zijn irrelevant, maar als u aandringt, kan ik hoogstens zeggen, dat mijn werk mijn privéleven frustreert.' Glimlach. 'En uw tolerantie?' 'Mijn tolerantie is hoog. Ik ben niet ongeneeslijk. Ik heb geen vrouw. Ik heb geen kinderen. Maar u, u hebt drie zonen. Uw ex is bij u weggelopen. U hebt uw kroost zo goed als zelf opgevoed. Dat frustreerde uw bouwkunst wel degelijk, en uw tolerantie is laag. Toen kwam Lidwina.' Onvlee ontplofte inwendig bij deze analyse, en niet alleen omdat hij onjuist was, maar liet niets blijken. Hij gunde de therapeut, die zozeer was begaan met het lot van zijn vrouw, zijn emoties niet. Er trilde iets in Ards borstzak, hij haalde zijn telefoon tevoorschijn. Zijn gezicht klaarde op, hij lachte echt. 'Daar heb je d'r!' kraaide hij. 'Ze wacht op me! Bij het spoor! Laat mij haar antwoorden, als u het goed vindt, dat ik er meteen aan kom.' Onvlee maakte geen bezwaar. Toen Ard klaar was, stond hij op, zag de oude in zijn rolstoel aan en zei: 'Onze gebeden worden eindelijk verhoord.'
Ard had zichzelf uitgenodigd aan de eettafel. Hij had zijn jas over de leuning van een stoel gehangen en zijn grove onderstel onder tafel gewerkt. Kennelijk kon de zoektocht naar zijn 'cliënt' nog wel even wachten. Het was bovendien heel goed mogelijk, had hij geopperd, dat Lidwina in de stad haar koopzucht bevredigde, 'of iets anders', en haar telefoon dood was. Onvlee hield zijn handen als een tent gevouwen voor zijn neus. Just zette meer espresso. De psychotherapeut had liever cappuccino geblieft, maar er was geen melk; als genoegdoening kreeg hij er cantuccini bij. 'Waar wilt u het over hebben,' verbrak Onvlee de stilte, 'over mijn hatelijkheid, wellicht?' De psychotherapeut liet een lach ontsnappen, een professionele lach, om de spanning uit de lucht te halen. 'Eigenlijk niet... Daarover weet ik al het een en ander... ik wil het hebben over frustratietolerantie... bent u bekend met dat begrip?' Just stond nog steeds te dralen bij het raam, hij wilde de indringer niet belonen door met hem aan tafel te gaan zitten. Hij had zich voorgenomen niets te zeggen, maar weinig viel een Onvlee zwaarder dan zwijgen. 'Hoe tolerant iemand is ten opzicht van gefrustreerden?' probeerde hij. Opnieuw die professionele lach, afgemeten, cosmetisch. Ard stak een cantuccino in zijn mond en haalde hem er daarna meteen weer uit. 'Bijna goed. Het is de mate waarin iemand zijn eigen frustraties tolereert. Iedereen is gefrustreerd, de kunst is om met die frustraties om te gaan.' De therapeut keek eerst naar Just, daarna naar de oude Onvlee, om te zien of zijn theorie aansloeg. Het geluid van het koekje in zijn mond werd bijna ondraaglijk.
Ard was een boom van een vent. Een kerstboom. Het trof dat de kerstboom net in de zentuin ritueel was verbrand door Just; per saldo bleef het aantal bomen in huis dus hetzelfde, maar deze boom maakte smakkend geluid, uit dikke lippen, en bewoog zijn armen meer dan nodig. 'Ik maak me zorgen,' zei hij, toen Just hem had meegetroond naar de living en Onvlee hem niet de hand maar de pols had geschud; meer kreeg hij niet van de oude bouwmeester in zijn elektrische stoel. Ard rekende op feedback van zijn toehoorders, maar die kwam niet. Zijn toehoorders bleven de indringer glazig aankijken. 'Mijn vrouw is bij u in therapie,' zei Onvlee uiteindelijk, terwijl hij met het bedieningspookje van zijn stoel speelde. Onvlee sprak graag in korte, declaratieve zinnen, vooral als ze evidente waarheden bevatten: 'Maar ze is niet bij u.' Ard schudde zijn hoofd, keek om zich heen en zei: 'Er is een kans op zelfdoding. Een kleine kans, maar toch.' Just stond voor het raam, tuurde een zwerm vogels na. Lidwina's telefoon brandde in zijn broekzak. 'Wat bent u van plan, als ik vragen mag? Schakelt u de politie in?' Onvlee huiverde bij het woord. 'Niet meteen,' antwoordde de therapeut. 'Eerst gaan we langs voor de hand liggende plekken, die Lidwina te voet of met de fiets heeft kunnen bereiken.' Het stoorde Onvlee dat Ard, de indringer, de naam van zijn vrouw in de mond had genomen. 'Ik moet uw theorie bijstellen,' zei hij, zonder hem aan te kijken. 'Mijn vrouw fietst niet, heeft nooit gefietst, kan niet fietsen. Het enige wat we hier op loopafstand hebben is het spoor.'
Onvlee probeerde zich te concentreren op de laatste stukjes van zijn Afrikapuzzel, die twee dode acacia's liet zien in een eeuwenoud, uitgedroogd meer. Elke poging een stukje aan te passen, gaf hem een scheut hoofdpijn. Hij was er bijna, en toch leek de oplossing onmogelijk ver weg. Just zette een espresso voor hem neer, en een voor zichzelf, en ging tegenover hem zitten aan de eettafel. 'We moeten iets antwoorden aan Ard,' prevelde hij in zijn koffiekopje. 'We kunnen niet niet antwoorden.' Onvlee had helemaal niet aan Ard willen denken, Ard was de laatste aan wie hij wilde denken in het nieuwe jaar, maar Just had gelijk, er moest een antwoord komen. Ard had inmiddels 9 berichtjes achtergelaten op Lidwina's telefoon, die Just uit het bad had gevist en die het wonderwel nog deed. Drie whatsappjes, drie smsjes en drie voicemailtjes, in toenemende paniek, alsof hij er over had nagedacht. 'Waarom niet: hierbij beëindig ik onze relatie, ik zie je factuur met vertrouwen tegemoet?' Onvlee produceerde een grijns, maar ook die deed hoofdpijn. Alles deed hoofdpijn, ondanks het nieuwe regime. Just schudde resoluut zijn hoofd. 'Te frivool. En we moeten uitleggen waarom, en waarom nu. Jouw wettige wederhelft, weten we inmiddels, heeft altijd punctueel en adequaat gereageerd op haar therapeut.' Just stond op en maakte een nieuwe espresso. 'Op hem wel!' kon Onvlee niet nalaten te proesten, hoewel ook en juist proesten hem een verschrikkelijke hoofdpijn bezorgde, alsof er een staalborstel over zijn hersenstam ging. Juist op dat moment, who knew?, werd er aangebeld.
Ze lag in bad. Dat was nog het minst opzienbarend. Maar ze lag er zo te zien al een tijdje in. Langer dan gewoonlijk. De spiegels waren beslagen, de ramen waren beslagen, de betegelde muren waren beslagen. Het bad was vol, maar niet overvol. Het schuim was uitgeschuimd. Het zag er niet uit alsof ze lekker lag. Ze lag scheef, haar nek geknakt, tegen de rand, zodanig, dat haar mond onder water was, maar haar neus niet; door een voorhangende hand bleven haar ogen quasi-geheimzinnig aan het blikveld onttrokken. Het leek alsof ze het water wilde kussen. Of haar borsten, waar ze niet bij kon met haar lippen, als ze ze niet met haar handen omhoog duwde. Onvlee moest denken aan zijn rijke jeugd, toen hij net als Lidwina, eindeloos baadde, en probeerde onder water te praten. Dat ging niet, de woorden kwamen er niet uit, meer dan neuriën zat er niet in. Maar Lidwina neuriede niet, ze maakte helemaal geen geluid. Op de grond naast het bad stond een lege fles Absolut. Was dit haar manier om oudjaar te vieren? Dacht ze dat hij niet meer thuis zou komen? Dacht ze dat hij de avond elders zou doorbrengen, de laatste avond van het jaar? Even overwoog hij bij haar te gaan liggen, zoals vanouds. Dat was mooi geweest, maar het kon niet. Hij wilde terug naar de living. Om zijn elektrische stoel te keren in de gang had hij welgeteld drie draaiingen nodig, die hem steeds driftiger maakten van ongeduld. In de verte hoorde hij Just de champagne ontkurken – wat prematuur, naar zijn smaak.