Nieuwe vormen van vernedering (II)

1. Ik kom weer eens aansjokken met mijn brochure ter bevordering van de levende klassieke muziek, en een vadsige Jordanees, die tegen de deurpost staat geleund, zegt, alsof hij een belangrijke ontdekking doet, maar ook inziet dat die ontdekking zonder gevolgen zal blijven: 'O, dus jij bent van de spam.' Ik kijk naar de grond, mompel 'ja' en ga door met verspreiden. De vadsige Jordanees schudt zijn hoofd. 'Troep,' voegt hij me nog toe, ten overvloede.

2. Een niet vadsige Jordanees opent de voordeur, deswelks brievenbus ik even daarvoor heb bestookt met mijn brochure, ondanks de evidente NEE/NEE-sticker. (Als ik rekening ga houden met NEE/NEE stickers, raak ik moeilijk door mijn brochures heen.) De niet-vadigse Jordanees houdt de brochure in de lucht als ware het een beschimmeld broodje. Wijzend op zijn brievenbus zegt hij: 'Heb je gezien, de sticker?' Ik knik. 'Nee/nee, staat er,' vervolgt hij, 'dat betekent dat ik geen ongeadresseerd drukwerk wil ontvangen.' Ik knik nog eens. 'Maar dit betreft een culturele verspreiding,' probeer ik, hoewel ik voorvoel dat het kansloos is, 'voor de Jordaan.' De Jordanees schudt zijn hoofd. 'U houdt niet van klassieke muziek?' Dit is mijn laatste redmiddel. Immers, ook mensen die niet van klassieke muziek houden, zeggen van klassieke muziek te houden; klassieke muziek is sociaal gewenst. Maar deze Jordanees is onvermurwbaar. 'Nee, om eerlijk te zijn niet nee.' Ik neem mijn verlies.

Jullie belastingcenten

Joehoe, deze postbezorgende scribent kan, dankzij het Nederlands Letterenfonds, weer brood kopen. Weliswaar is de subsidie die ik bij dit fonds in mei aanvroeg en zojuist op mijn rekening heb gekregen niet bedoeld om brood van te kopen, maar toch, vanochtend kon ik weer pinnen bij de bakker. Wat was ik ook alweer van plan met jullie belastingcenten?

Lunchbox

Vakantie. Wat doe je eraan? Mijn zevenjarige bood zich aan als hulppostbode. Ik heb even overwogen hem mee te nemen, maar uiteindelijk besloot ik toch maar alleen te gaan. Vlak voordat ik wegging kwam hij met zijn eigen lunchbox aanzetten, met boterhammen erin, voor mij. Een met kaas, een met pindakaas. Hij redeneerde waarschijnlijk: die man maakt normaal gesproken boterhammen voor mij, laat ik eens wat terugdoen. Een bijzonder genereuze en toch ook wel ontroerende geste.
'Kijk,' zei ik tegen de oud-depothouder, die zoals altijd kaarsrecht, met zijn buik vooruit, op zijn krukje zat op depot tijdens de lunchpauze, 'deze boterhammen heeft mijn zoon voor mij gesmeerd.'
'O, nou, als hij daar aardigheid in heeft,' luidde het antwoord. Hij snoof. Daarna schakelde hij snel over naar zijn aanstaande fietsvakantie, die door Zuid-Holland, Zeeland, Vlaanderen en Limburg voert. 'Ik ga ook naar een vriendin in Nuenen.'
'Nuenen? Daar had ik ook een vriendin zitten, lang geleden. Twee zelfs. En een vriend... Is dat een ex van je?'
'Nee, ik ben nooit getrouwd. Zij wilde wel, maar ik was er nog niet aan toe. Uiteindelijk is ze met een kinderarts getrouwd. Veel beter voor haar. Ze was heel christelijk. Die hebben zo'n geheimtaaltje, ik kon daar weinig mee.'

Nieuwe vormen van vernedering

Ik was weer op straat – ik ben een straatwerker – maar nu in de avond; denkende dat straatwerk in de avond minder heet is dan straatwerk overdag. Nu ik dit opschrijf valt dat nog te bezien, maar ik heb me niet misdragen, ook al was het volle maan op maandag, en wekte ik de indruk, in mijn korte broek, overal voor in te zijn.
Het vrijelijk rondfolderen voor het culturele doel, zo bleek weer, brengt nieuwe vormen van vernedering met zich mee. Zoals: een bewoonster die gezellig haar voortuintje staat te verzorgen, ik maak er een complimenteuze opmerking over; zij knikt, maar steekt haar hand op in de zin van STOP als ik wil bezorgen. 'Het gaat over een culturele instelling bij u in de buurt.' 'Weet ik.' 'Wilt u niet weten wat daar te doen is?' 'Ik weet al wat daar te doen is.'
Of: mooie jongen op geveltrap naar twee NEE/NEE-stickerloze voordeuren zit uitgebreid te bellen. Schudt driftig nee als ik betreffende trap wil bestijgen. 'Die deuren zijn allebei van mij,' voegt hij mij toe. Als ik sip kijk, zegt hij: 'Geef me er dan toch maar een.' Om vervolgens mijn prachtfolder gevoelloos naast zich neer te leggen.
Ik ben een handelsreiziger in overbodigheden. Gratis overbodigheden weliswaar, maar dat maakt die overbodigheden er voor de meesten niet aantrekkelijker op. Daarom duwde ik de folder stilletjes bij velen toch door de bus, ook al leken zij er niet van gediend.
'Het houdt je wel bescheiden,' zei ik toen ik thuiskwam tegen lieftallige. 'Geen enkele keer denk je tijdens dit werk: ik ben king of the world.'
Dat was geen nieuws voor haar.

Kleine anekdote uit het sorteercentrum

Een hoog oplopend meningsverschil tussen een mannelijke en een vrouwelijke collega ontaardde in de verontwaardigde vraag van de laatste aan de eerste: 'Ben  j i j  nou een vent?'
Hierop liet de mannelijke collega zijn broek zakken.
Hij werd een week geschorst.

Professor in de wiskunde

Het verhaal ging, of althans: werd in de wereld gebracht door mijn breedsprakige collega en oud-depothouder, dat er een professor in de wiskunde rondliep op depot. Goed, hij was professor in de wiskunde in Irak geweest, jaren geleden, maar wiskunde blijft wiskunde. Toen ik de betreffende Iraakse collega op depot voorbij zag suizen, hij houdt er een pijlsnelle manier van werken op na, riep ik: 'Jij bent toch professor in de wiskunde?'
'Ja ja,' zei hij in het voorbijgaan, het zweet van zijn voorhoofd wissend, 'inderdaad.'
'Kun je me dan misschien helpen met de oplossing van mijn handelsreizigersprobleem?' Ik had namelijk met mijn verspreiding van de culturele folder in het centrum van de stad wel degelijk een probleem van het type: hoe de kortste route te kiezen tussen een x aantal, onregelmatig verdeelde punten. De Irakees knikte hevig dat hij wist waar ik het over had maar ging er verder niet op in. Toen vroeg ik hem: 'Wat is de stelling van Pythagoras?' Hij begon te lachen, bleef heel onrustig rondlopen, onderwijl verklarend dat hij 'alleen theorie deed', als professor in de wiskunde in Irak, dat het al zestien jaar geleden was dat hij die theorieën had bestudeerd. Ik schudde mijn hoofd. 'Je gelooft hem niet?' vroeg de breedsprakige oud-depothouder aan mij. 'Het kan niet dat hij de stelling van Pythagoras niet kent. Niet als hij professor in de wiskunde is. Luister, je hoeft voor mij geen professor in de wiskunde te zijn, maar als je er wel een bent, vind ik dat wel interessant.' Toen iedereen weer weg was, en ik mijn loop deed, vroeg ik me af of ik niet al te drammerig was geweest, en misschien zelfs ethnocentristisch. Misschien bestond er een wiskunde waar ik niets van afwist.

Eh...

Mijn nieuwe favoriete weduwe – laat ik haar Ava noemen –, voor wie ik eindelijk weer eens wat post had, waaronder een verdwaalde Privé, deed open zonder broek aan. Ik ben inmiddels gewend dat weduwen bij wie ik bezorg geen broeken dragen, en waarom zou je ook, als je de hele dag in je eentje door het huis sjouwt, ik draag ook nauwelijks kleren als ik alleen thuis ben, maar ik was toch wel ietwat verrast om haar in haar ondergoed in de gang aan te treffen.
Ze maande me alvast in de zitkamer plaats te nemen terwijl ze iets aan haar blootheid deed. Vervolgens kwam ze in haar peignoir binnen, ging in haar vaste stoel zitten bij het verduisterde raam en zei: 'Vind je het vies als ik een sigaret opsteek?' Ik schudde van nee.
Ze haalde haar hand door haar sluike, zilvergrijze haar. Ik keek naar haar lange roodgelakte nagels. Voor haar, op haar rollator, lag een pasfotootje van haar man. Ze had net haar drieëntachtigste verjaardag gevierd. Hij was nog niet zo lang dood.
Ik merkte dat ze na elke zin 'eh...' zei, een langgerekte 'eh...', en toen besefte ik dat ze 'eh...' zei om te voorkomen dat ik tussenbeide zou komen, of dat er een stilte viel, die ik bijvoorbeeld zou kunnen vullen met de mededeling dat ik moest gaan. Ik liet veel 'eh...'s' passeren, totdat ik echt moest gaan. Toen ik ging vroeg ik me af hoe lang ik had kunnen blijven zitten als ik haar niet had onderbroken.

The Poetry Review

Kate, de Britse, die helemaal de deur komt opendoen voor The Poetry Review, vraag ik naar haar mening over Prime Minister May.
Die May gaat wel, zegt ze, maar die Johnson! Dat die erin geslaagd is in het kabinet te komen! Vreselijk... Kate wordt emotioneel. Gaat ze huilen? Dat niet, maar het scheelt niet veel, ze lijkt steun te zoeken in het trappenhuis. 'And I am not even allowed to vote.'
Wat blijkt, ze woont te lang in Nederland om in het Verenigd Koninkrijk te mogen stemmen, en te kort in Nederland om in Nederland te mogen stemmen. 'I am allowed to pay taxes, but I'm not allowed to vote.'
Unfair, indeed. 'Are you a poet?' probeer ik het over een vrolijkere boeg te gooien.
'My husband,' zegt ze, tikkend op het tijdschrift dat ik haar heb overhandigd.
'Has he been published?'
'O yeah, here and there... Luckily, he is also an engineer.'

Blauwtje

'Zullen we anders... een keer... naar de film?' vroeg ik aan de collega die inmiddels in ruime mate had bewezen over dezelfde smaak in films te beschikken als deze postbezorger, toen er een film ter sprake kwam die we allebei wilden zien. Tuurlijk, dan hoef je nog steeds niet naar de film te gaan met je collega, je kunt jaren achter elkaar vaststellen dat je dezelfde filmsmaak hebt, je kunt jarenlang favoriete DVD's uitwisselen, er eindeloos op depot over discussiëren, maar wat ook mogelijk is, is een invitatie doen uitgaan aan de collega in kwestie, of niet eens een invitatie, meer een suggestie. Dus dat deed ik. 'Nee, kan niet,' mompelde hij.

Kapmouwtjes

Na weken eenzame arbeid, lijkt het, kom je opeens iedereen tegelijk tegen. Niet alleen de bijna-gepensioneerde ex-depothouder, die drie weken met een vriend gaat fietsen, vertelt hij, en dan bij thuiskomst 'lekker wassen'; de alcoholische collega die met zijn lijzige bariton staat te bomen over niets (zoals alleen alcoholici dat kunnen); de aardige saaierd die aankondigt een maand lang naar de Drôme op vakantie te gaan en afscheid neemt met 'Nou, tot over een maand dan, hè!', waarop nauwelijks tot geen reactie komt; maar vooral ook de huidige depothouder, die by far de grootste bezienswaardigheid blijft. Vandaag draagt hij zijn gepatenteerde ultrakort afgeknipte jeans, boven zwarte kistjes, maar hij heeft ook, en dat heb ik nog nooit eerder bij hem gezien, een heuse PostNL-polo. Bij nadere inspectie klopt er iets niet aan die polo: het design is verstoord. Wacht eens even, ik zie het pas als ik bijna klaar ben met mijn lunch-peer: hij heeft de mouwtjes afgeknipt, zodat er kapmouwtjes ontstaan.
'Heb jij die mouwtjes afgeknipt?' vraag ik tenslotte maar naar de bekende weg. Als je niets weet te vragen, kun je maar het best naar de bekende weg vragen.
'Een kleine aanpassing,' glimlacht hij, ietwat betrapt, en fietst vlug het depot uit.

Zonder deurknop

Een deur zonder deurknop. Hij staat op een kier. Het ruitje in de deur is kapot, er hangt een smoezelige lap voor. Ook de rest van de voorgevel verraadt weinig decorum. Zit deze Amsterdammer te wachten op een brochure ter promotie van de levende klassieke muziek? Misschien niet. Of toch. Hoe dan ook, ik zie geen NEE/NEE dus ik sla toe; deze brievenbus laat ik mij niet meer afnemen. Het probleem is alleen, ik zie geen brievenbus. 'Hallo?' zeg ik, terwijl ik de deur zonder deurknop iets verder openduw. Mijn hart gaat sneller kloppen. In principe kan achter die deur een lijk liggen in verregaande staat van ontbinding, een broodmagere junk op een matrasje, of een bejaarde die zit te suffen voor de televisie – alles is mogelijk. Ik voel me een inbreker, dat voel ik me wel vaker in dit vak (in mijn andere vak ook wel, maar minder letterlijk). Dan doemt ze ineens vanuit het duister voor me op. Een vrouw in verregaande staat van verwaarlozing. Alcohol vermoed ik, of geestesziekte. Gaat ze me met een broodmes te lijf? Nee. 'Kom maar binnen!' zegt ze. 'Eh, nee,' stamel ik, verontschuldigend, 'maar ik heb wel dit voor u.' Ik overhandig haar de brochure, die ze bekijkt alsof het een stuk brood is. 'Bedankt.'

Een angst

De man, over wie ik vandaag in de krant las, ongeveer van mijn leeftijd, misschien iets ouder, met twee dochters, kennelijk, want die kwamen ook in het verhaal voor, die namen het – een ontroerend detail – voor hem op, is architect, en houdt kantoor aan de Keizersgracht, het stukje waar ik van de week nog culturele folders bezorgde, misschien wel op precies dezelfde plek als waar hij stond, (het zou kunnen dat het verhaal me daarom zo aangreep maar het greep me sowieso aan omdat het een angst van mij is, als postbode en als niet-postbode), stond begin dit jaar buiten te telefoneren, met zijn rug naar het grachtenpand, toen iemand hem van achteren in zijn nek stak met een mes.

Ziek

'Misschien moet je jezelf maar ziek melden vandaag,' zegt lieftallige vanochtend aan de ontbijttafel in het tenthuisje waar we donderdagmiddag naar toe waren gevlucht. Het ziet er inderdaad naar uit dat ik hetzelfde virus te pakken heb als de rest van mijn gezin, een gemeen zomerverkoudheidje inclusief keelpijn, spierpijn en misselijkheid. Ik bel mijn vervangende teamcoach (de reguliere teamcoach is met vakantie) om me af te melden. Als ik klaar ben met het inspreken van zijn voicemail, neem ik een hap uit mijn croissant, me verkneukelend bij het idee dat ik vandaag niet hoef te werken. 'Moet je eigenlijk niet thuis zijn als je ziek bent?' vraag ik me hardop af. 'Niet dat mijn teamleider het gaat controleren, maar toch. Wie ziek is, is thuis ziek. Volgens mij kun je niet ziek zijn in een tenthuisje.'

Geluk

Het culturele spammen gaat onverminderd door. Huis aan huis kan het in dit deel van de stad niet genoemd worden, omdat niet zelden een reeks huisnummers, of zelfs hele blokken met NEE/NEE moeten worden overgeslagen, en zoiets schiet niet op. Het lijkt op ijs verkopen aan eskimo's. Maar dan ineens, geluk. Een hofje, een heel hofje, een hofje waarvan ik het bestaan niet wist – een idyllisch hofje, met nauwelijks tot geen neeën, noch dat uitermate aanmatigende, en eigenlijk ronduit domme 'wij hebben alles al'. 'Wat een aardige mensen hier,' zei ik tegen een man die in zijn idyllische geveltuin wroette. 'Hoezo?' 'Nou, dat hier iedereen mijn foldertje wil.' Hij knikte op een manier van 'zo zijn wij'. Toen ik het hofje verliet, was mijn geluk nog niet op. Opnieuw een portiek met meer dan één nee-loze bus. 'Ah, eindelijk slachtoffers,' zei ik. Een vrouw, die net haar bus leegmaakte, en die me aan mijn moeder deed denken, keek me verwonderd aan. 'Hoezo slachtoffers?' Ik legde mijn probleem uit. 'Geef mij er maar één, want ik heb niet zo'n sticker... Mijn buurvrouw wel, maar die wil vast ook, dus geef maar aan mij mee.' Ik gaf haar twee exemplaren van de culturele verspreiding, waar ze oprecht blij mee leek te zijn. 'En in die andere bussen mag je hem niet gooien?' 'Nee.' 'Al dat gezeik ook,' riep ze ineens fel uit over de gracht, terwijl ze haar voordeur opende, 'wat kunnen mensen toch ongelooflijk dom doen!'

Hondenbewustzijn

Lees ik dat goed, op die poststempel van de Royal Mail? Dog awareness week 2016. Help us reduce dog attacks on postal workers. Get advice & tips at royalmail.com/dogawareness. Toevallig, want van de week werd ik nog aangevallen door een bulldog, denk ik dat het was, in de grachtengordel. Hij zat achter de voordeur gelukkig, maar hij gromde dusdanig zijn tanden bloot door de brievenbus, dat ik er de post niet eens doorheen durfde te duwen; ik heb de folder voor de levende klassieke muziek achter de deurklink geklemd. Ik hoop dat de hond, noch zijn baasje mij dit niet euvel duidt. Op het Engelse platteland was ik allang aan stukken gescheurd. Mijn favoriete tip van de Royal Mail: geef uw hond wat te eten of een speelgoedje als de postbode komt.

Restafval

Die witte duif. Hij lag daar. Op straat. Omringd door veertjes. Ik besloot om te draaien. Er stond een vrouw te bellen op de stoep. 'U belt met...?' de dierenambulance wilde ik zeggen, omdat ik toen nog dacht dat de duif leefde. 'Ja, ik dacht ook al...,' antwoordde de vrouw wazig aan mij, maar ging toen weer door met haar telefoongesprek. Haar telefoongesprek prevaleerde boven deze duif, iets wat ik op dat moment onbegrijpelijk vond. Ik keek nog eens goed. Het ging om een ex-duif. Een duif die was opgehouden te bestaan, gone to meet his maker, enzovoorts. Wat te doen? Doorfietsen want toch op weg naar depot, en aan het werk dan maar? Ik bedoel, PostNL heeft mij niet ingehuurd voor de lijkbezorging, maar voor de postbezorging, hoewel die twee steeds dichter naar elkaar groeien. Ik kijk in mijn fietstas. Daar zit een overgebleven, verkeerd geadresseerd stuk reclame in van de vorige keer. Dat moet eigenlijk worden herstelstickerd enzovoorts, maar nood breekt wet. Ik neem het stuk papier en schuif het onder de duif. De duif bibbert even, ik vrees dat hij wakker wordt, of opstaat uit de dood, maar hij houdt alweer op met bibberen en hij laat zich vervoeren, met slap nekje, maar waarheen? Het wegnemen van de duif van de straat om platwalsen te voorkomen is gebeurd, dit kan worden afgevinkt, maar dan zijn we er nog niet, want moet de duif worden begraven, gecremeerd, of toch maar gedeponeerd in de dichtstbijzijnde bak voor restafval? Ik kies voor het laatste, mompelend dat dat toch wel de kortste weg naar de eeuwigheid is, voor deze duif althans. Ik leg hem in de metalen schaal, trek aan de rand en weg is hij. Ik ben blij dat ik hem hier nog heb kunnen beschrijven.

Rijkdom

De promotie van de levende klassieke muziek in opdracht van de vriendin voert mij vandaag naar de grachtengordel. Inmiddels heb ik mijn strategie aangepast: geen negeren van NEE/NEE meer, maar juist braaf daaraan gehoorzamen. Als er een sector hypercorrect is, dan wel de klassieke muziekwereld. Een fis waar een f hoort te staan of omgekeerd, en je ligt eruit.
'En wel bezorgen, hè, die folders, ik bedoel, ik heb Zalig uiteinde gelezen, ik ga checken bij een paar kennissen in het bezorggebied of ze mijn folder wel hebben ontvangen!' riep de vriendin me nog toe.
Wat blijkt – weinig verrassend –: het eerbiedigen van de NEE/NEE stickers maakt de wandeling door de grachtengordel veel, en veel langer. Dit heeft onvermoede voordelen. Ook voor wie drie jaar in deze gordel gewoond heeft, zij het een kwarteeuw geleden, als student, is dit stadsdeel nog een bezienswaardigheid, en dan doel ik niet op de coffeeshops met doorgeblowde Britten die op ongeveer elke hoek van de straat te vinden zijn, maar op de majestueuze panden zelf, de balzalen van woonkamers, de oude kunst, de bordesjes, de marmeren gangen.
Ik draag geen PostNL-pet vandaag, maar wel een PostNL-jas en ik laad de privé-opdracht in mijn PostNL-tassen. Ben ik nu in overtreding? De dienstdoende collega die ik aantref op het Singel (aan dat 'het' herkent men de ((ex-))grachtengordelaar) vraagt niet naar mijn papieren, die ik overigens niet heb.
Wat een rijkdom, denk ik menigmaal, op plekken waar ik mijn foldertje weer eens niet mag deponeren (Loesje: 'Als u uw folders niet in mijn bus deponeert, zal ik uw vingers niet afhakken'). En: waar doen ze het allemaal van? En: deze mensen zijn niet zozeer rijk, als wel connected. Want prachtige grachtenpanden komen natuurlijk nooit op de markt voor de hoogste bieder, die blijven keurig netjes voorbehouden aan bepaalde kringen. Misschien moeten we niet te rouwig zijn om deze beschermingsconstructie. Misschien moeten we de komst van kapitalisten uit China en Rusland en Amerika, die ook een stukje grachtengordel willen hebben, niet toejuichen.
Aan het eind van de ronde ben ik ouderwets uitgeput en wil ik niets meer en vervloek ik mezelf, dat ik deze aan slavernij grenzende opdracht heb aangenomen.

Nieuwe budgetperiode

Vannacht, om 00:41 precies, kreeg ik een email van Kwintet Solutions, die de uniformen verzorgt voor PostNL, met de mededeling dat mijn 'nieuwe budgetperiode is begonnen' en dat ik momenteel in totaal 79 budgetpunten heb. Wat ik met die punten kan stond er niet bij. Ik vermoed dat ik nu recht heb op een pet, maar die heb ik al.

Troostpost

Een briefkaart, uit een dorp, van een broer aan zijn 'lief zusje', met als afbeelding een man op een paard die knipoogt en de tekst De ideale man bestaat. Hij wil haar, schrijft hij, op deze manier wat liefde toesturen. De broer had beter een andere kaart kunnen uitzoeken om zijn zus in de grote stad een hart onder de riem te steken, maar het gaat om het gebaar, en dat ontroerde me.

Psychologisch inkomen

Nachoem Wijnberg, dichter, schrijver en UvA-hoogleraar Economie, legt in een interview in het orgaan der Vereniging van Letterkundigen helder uit waarom dichters en schrijvers die geen UvA hoogleraar Economie zijn zo weinig verdienen, en toch dapper door blijven dichten en schrijven. Sleutelbegrip: psychologisch inkomen. Dat is zo'n begrip waarvan de betekenis en relevantie onmiddellijk duidelijk is.
Eergisteren kreeg ik bijvoorbeeld van mijn redacteur en plaatsvervangend uitgever te horen dat zij de laatste versie van mijn manuscript fantastisch vond. Op zo'n compliment kan mijn ego een paar dagen teren, maar boodschappen kan ik er niet van doen. Ik heb het niet geprobeerd, maar ik vermoed dat de Albert Heijn het niet accepteert als wettig betaalmiddel.
Wijnberg werd er niet over doorgevraagd, maar waar eindigt psychologisch inkomen en begint (zelf)bedrog?
Alleen wie in klinkende munt wordt uitbetaald, weet zeker dat zijn arbeid iets waard is. De rest is illusie.