Social driver (11)

Illustratie van B. Reith uit Psyche en Fidessa


Mensen hebben  a  l  t  i j d  meer te vertellen dan je op het eerste gezicht zou vermoeden. Ze zeggen dan dingen die niet in het plaatje passen dat je in je hoofd had gemaakt, en dat je, vooral uit luiheid, met enige tegenzin aanpast. Maar juist dat afwijkende maakt ze tot mensen, de informatie die niet klopt; de menselijkheid zit hem in de tegenspraak, het afwijkende detail. De verwachting die niet uitkomt.
Did I make myself clear?
Zo was ik er niet van uitgegaan dat het goedgeluimde dametje in de leren broek en met de keurig gekapte haren en de ruime dosis make up, die ik ophaal met mijn grasgroene mini-bolide, een overtuigd SP'er was, en toen ik dat van haar wist, verraste het me weer dat haar man gynaecoloog was geweest in het Burgerziekenhuis – 'een deftig ziekenhuis waar Prins Bernhard zich ook liet behandelen'.
Ze wist nog hoe haar chauffeur heette en bovendien dat ik een oud-NRC'er was, en wilde meteen weten of ik iemand daar kende die zij ook kende, iemand met een sjieke Franse naam (Franse namen zijn al gauw sjiek). Nee, die kende ik niet, ik ken over het algemeen geen sjieke mensen; sjieke mensen willen niets met mij te maken hebben.
We zoefden in de koele zon naar de dokterspraktijk. Toen ik zei dat ik boeken schreef – 'iemand moet het doen' – zei ze dat ze Couperus las. Eline Vere. Die man, zei ik, schrijft prachtige zinnen. Hij heeft ook sprookjes geschreven. O ja? Psyche en Fidessa. Met fantastische illustraties. Ging ze opzoeken.
En we zoefden alweer huiswaarts.
Het ritje was te kort om alle vooroordelen die we over elkaar hadden te ontkrachten.

Mamma kwijt



Een half uur voordat ons langverwachte zondagse bezoek verschijnt – we hebben, voor de zoveelste keer, het huis aan kant – krijg ik een sms: 'Ben met politie op zoek naar ontsnapte demente moeder. Weet nog niet hoe het loopt.'
Een vrij goede reden om af te bellen.
Ondertussen zijn wij, samen met het bezoek, dat er niet is, bezorgd over de demente moeder, ook al hebben we haar nog nooit gezien. We krijgen een foto van een dame met lange grijze haren, die haar handen heeft gevouwen, en een naam. Mijn huis- en kantoorgenoot, snel en praktisch als altijd, klimt meteen in Facebook om een vermiste persoonsbericht op te stellen.
Samen met een medebewoonster is de demente moeder het luxe zorgcentrum in de stad ontglipt, waarschijnlijk in de slipstream van iemand anders, en sindsdien is het tweetal spoorloos. De beveiliging van het luxe oord is minder stringent dan in minder luxueuze oorden, merkte mijn zondagse bezoek droogjes op. 'Hier wreekt zich hun vriendelijke beleid.'
Boven ons deel van de stad cirkelt een politie-helikopter. Toch niet voor het demente duo?
Even later volgt de sms dat de medebewoonster gevonden is op Amsterdam Centraal, maar dat ze niets kon vertellen, althans niet samenhangends over de lokatie van de moeder, en dat de politie de zoektocht 'opschaalt naar recherche-niveau'.
Ik sms terug dat het moeilijk is om in dit soort situaties niet aan inspector Clouseau te denken, maar dat dit de wegen zijn die men moet bewandelen.
'Clouseau had vaak meer feiten om mee te werken,' krijg ik als antwoord.
Wij ontsteken een kaars en trekken een fles open.
Dan, bijna vier uur later, komt het verlossende woord. Ze is terecht. Gevonden in Zaandijk. Op bijna vier uur lopen.



K-dag



Samenvattend maak ik een avondwandeling langs de gebruikelijke route, meanderend tussen de toefjes troep door. Het is alsof de vuilophaaldienst staakt (maar wel de bloesem opvegen, denk ik nog. Know your priorities.) Op de Rijnstraat word ik voor mijn sokken gereden door drie lachende, helmloze mensen op één scooter. Even verderop passeer ik een man die net een café uitkomt, en, terwijl hij zijn telefoon tevoorschijn haalt, of is het een pakje sigaretten, een borrelende wind laat. Vlak voordat ik me weer terugtrek in mijn woning (woning geen kroning, denk ik nog), heb ik nog oogcontact met een man van mijn leeftijd die in het kanaal watert. Niet helemaal in het kanaal, richting het kanaal, in de bosjes. Nee, ik heb geen oogcontact, hij wil oogcontact, maar ik wijs hem af, ik wil geen oogcontact, want ik weet al wat hij met dat oogcontact wil zeggen: had je wat? Zijn dit jouw struiken? Doe je dat zelf nooit? Ben jij keurig dan? En trouwens, het is toch K-dag? Dan mag toch alles? Vrijmarkt enzovoorts? Carnaval voor de noordelijke provincies? Beschouw dit als de vrijmarkt van mijn urinebuis, vriend. Wil ik eens over jouw Birkenstocks heen sausen? Dat vind je toch lekker? Lauwwarm tussen je tenen? En trouwens, wat kijk je bitter. Niet naar de zin gehad vandaag? Nix verkocht? Ja, dan wordt het nooit iets. Laat je eens lekker gaan, kankeraar. Dat jij je niet eens lekker kan laten gaan, is toch niet mijn schuld, wel dan? Je kunt mij toch niet  o v e r a l   de schuld van geven?
Die nacht worden we om 3.15 gewekt door een jongeman, zo te oordelen naar zijn stemgeluid, die in de binnentuin op luid volume een orgasme fingeert.

Het idee was: koude voeten, en alweer, mezelf kietelen.

Image result for neck pillow artwork
Alex Vietti


De tweede 'leg' van de 'itinerary' van de micro-tournee van de Veelgevraagde Rietblazer die ik chauffeerde, zou voeren van Brussel naar Bremen, een tocht van een paar uur, des nachts af te leggen. Dat nachtelijke rijden was trouwens de rode lap waarop mijn huis- en kantoorgenoot zo fel had gereageerd, aangezien zij weet, en ik ook wel, dat ik bij weinig zicht de neiging heb weg te dommelen achter het stuur.
Het werd dus Geraardsbergen naar Osnabrück, want, zo bleek bij nadere bestudering van de kaart, daar stopte de trein die mij terug naar Amsterdam zou brengen óók, en dat scheelde toch weer een uur of wat.
Plotseling hadden we tijd  o v e r  in plaats van tekort. Wat te doen?
Terwijl mijn opdrachtgever in de kroeg napraatte met wat Vlaamse cats probeerde ik te slapen in de passagiersstoel met een stoffen tas over mijn gezicht tegen de felle pleinlichten. Ik kan nergens slapen, dus ook niet in een auto; noem het rusten. Rusten is ook een vorm van het leven uitzetten. Ineens klopte mijn opdrachtgever tegen het raam. Giechelend schoof ik achter het stuur. Hij draaide de stoel helemaal naar achter, stopte een nekkussen onder zijn hoofd en viel prompt in een diepe slaap, waar hij om de zoveel kilometer uit ontwaakte door zijn eigen gesnurk. Ook zoiets: jezelf wakker snurken. Not a pretty sight. Not a pretty sound, either.
Ondertussen moest ik zien wakker te blijven. Koffie en cola en koekjes binnen handbereik. De radio zacht aan, maar hard genoeg om mijn gehoorcentrum te kietelen. Uiteindelijk heb ik mijn schoenen uitgetrokken. Het idee was: koude voeten, en alweer, mezelf kietelen.
Af en toe dommelde ik toch in. Dat zijn spannende momenten. Je weet niet dat je indommelt, dat punt gaat logischerwijs ongemarkeerd voorbij. Je schrikt op als je al half van de baan bent.
Het is goed afgelopen, ik heb ons in de vroege ochtend veilig afgeleverd op Hauptbahnhof Osnabrück.
Ten afscheid hoorde ik mezelf tegen mijn gesprekspartner sinds '83 zeggen: 'Volgende keer chauffeer jij mij.'




Geraardsbergen




Mijn chauffeursdiensten ten behoeve van de micro-tournee van mijn gesprekspartner sinds ’83, tevens veelgevraagd rietblazer, hebben me gisteren naar de wonderlijke plaats van Geraardsbergen gebracht, waar de gastsolist schitterde bij een optreden van de bigband in The Preacher.
Ik was nooit in Geraardsbergen. Mij was verteld Brussel, maar het was dus deze eeuwenoude plaats in, naar bleek, de Vlaamse Ardennen. Een glooiend stadje – dat nam me voor haar in. Ik wandelde meteen door het park met de oorlogsmonumenten naar het hoogste punt, waar een monstrueus, afgebladderd gouden beeld stond van de heilige maagd, en zag, met haar, uit over de eveneens monstrueuze (maar nu om zijn afmetingen) St. Bartolomeuskerk op de Markt, en het daarachter gelegen lieflijke dal.
Waarheen? Nergens heen: rondbanjeren, over de kasseien door de eeuwenoude steegjes. Her en der stuitte ik op pogingen tot poëzie, onder andere van ‘Wivina Steenput’, die me deed denken aan Gumbâh en zijn catalogus van nooit verschenen boeken, maar ook van Victor Vroomkoning, waarin hij zijn oude ouders wachtend op de bus vergelijkt met volle vuilniszakken aan de straat.
Op de Markt werd ik getroffen door een eenzaam gepositioneerde pasta automaat (hoe vers zou de tagliatelle zijn?) als ook door een mysterieuze hand in een gevel, die mij leek te lokken – of was het tegenhouden?
Moest ik eindelijk de Europese vrijheid van vestiging serieus nemen en neerstrijken in Geraardsbergen waar ik, voor dezelfde huur als waarvoor ik in Amsterdam een krappe etage bewoon, een heel huis zou kunnen bewonen met twee woonkamers en twee slaapkamers, een badkamer, een keuken en een zolder plus tuin?




Familiebezoek

Wafa El Hilali: Al Asl

Aangezien mijn negentigjarige vriendin M. met Pasen bijna bezweek aan een zware longontsteking en haar dokter zei dat het raadzaam was om de familie te verwittigen, komen haar dochter en haar man uit Londen naar Amsterdam. Vanaf mijn gevelbank zie ik ze uit de verte aan rolkofferen: de dochter lijkt  p r e c i e s  op M., vooral qua haar (lang en met highlights, met schipperspet er bovenop), qua lengte (bescheiden), en, nou ja, qua uitstraling (onbescheiden). Haar man kan moeilijk anders worden beschreven dan een manvormig aanhangsel.
Ik bied aan ze naar het verpleeghuis in Zuid-oost te chaufferen (chaufferen is een hobby van me), maar dat slaan ze af. Even later komen ze terug en stappen ze alsnog in. 'Mijn moeder zegt dat ze een hartaanval heeft gehad, maar dat kan niet met haar hartconditie volgens mijn tante in Bussum.'
Ik wist niet dat er een tante was in Bussum.
'Van vaders kant.'
Aha.
Ik ben geen expert, maar mij lijkt dat je niet kan sterven aan een op hol slaand hart. Wel aan een stilstaand hart.
Ik loop mee naar M.'s kamer; zo kan mijn lang aangekondigde bezoekje aan haar ook worden afgevinkt.
M. ligt op bed met zuurstofslangetjes in haar neus, maar ze ziet er niet stervende uit. Vorstelijk eerder. Haar haar is gitzwart geverfd en opgestoken, haar gezicht is opgemaakt, en ze heeft een zwart topje aan, dat nog het best als sexy kan worden omschreven.
Terwijl ik haar ten afscheid kus, duw ik de halve borst die er onderuit piept, discreet terug.


Kinderachtig

Related image


Ik heb teerbeminde lieftallige huis- en kantoorgenoot aan de lijn, om haar een kort maar krachtig reisplan mijnerzijds (ik ben nog geen 24 uur weg) voor te leggen, waar ze misschien haar zegje over wil doen.
De mening die ze me geeft bevalt me niet en dus doe ik iets wat ik zelden doe: ik hang op. Misschien heeft dit ermee te maken dat ik de hele dag vakantiekinderen in mijn nek heb zitten.
Ze belt onmiddellijk terug. Ik neem niet op. Hier geldt de Derde Wet van Frölke, volgens welke Dingen Hun Tijd Nodig Hebben. Meteen weer gaan bakkeleien waarover je net al hebt gebakkeleid, is zinloos, maar ze belt drie keer, dus de derde keer neem ik wel op, en luister. Ze herhaalt haar argumenten, maar zegt ook: 'Doe niet zo kinderachtig.'
Ik: 'Jij doet kinderachtig.'
'Nee, jij.'
'Jij.'
Enzovoorts, enzoverder, tot in de eeuwigheid amen.
Ik moet denken aan de spreekwoorden die ik mijn kinderen probeer bij te brengen, zoals de pot verwijt de ketel. Een goed spreekwoord, net zoals zoekt en gij zult vinden, een van de eerste die ik ze heb bijgebracht. Waarschijnlijk zit alle opvoedkundige wijsheid verpakt in een handvol spreekwoorden en gezegden, en niet alleen de opvoedkundige.

Wat aten wij?

Image result for mr creosote



Als ontbijt broodjes uit de oven onder het motto: niet te veel eten want er kan nog meer komen. De melk was op, dus ik dacht er goed aan toe doen de koffie van mijn huis- en kantoorgenoot bij wijze van cappuccino over te spuiten uit een spuitbus slagroom die ik in de ijskast vond, maar die deugde niet meer volgens haar. Hij deugde ook niet. Even later kreeg ik op mijn kop omdat ik een grote sinaasappel had schoongemaakt die volgens haar droog en melig was. Hij was ook droog en melig. Niets zo pijnlijk als jouw eten dat wordt afgekeurd, al is het maar slagroom uit een spuitbus of een sinaasappel.
Een mens is niet zozeer wat hij eet, hij is het eten dat hij zijn geliefden voorzet.
Fast forward naar de lunch bij de in laws in Rotterdam, die bestond uit gerookte zalm, cold cuts, zalmsalade,  garnalen, notensalade, kipsalade, couscous, en kaas, vergezeld van bier en Chardy. Bij terugkomst van de lokale kermis was er koffie met notentaart en gele glazuur op basis van ei, maar ook – dankzij de chef de patisserie in de familie – financiers, madeleines en andere zoetigheden, zoals paaseitjes (niet van de Dirk).
Net op tijd terug voor de barbecue bij mijn gesprekspartner sinds '83. Ik kreeg weer op mijn kop van het Dagelijks Bestuur omdat ik het had gewaagd om volkoren stokbrood te kopen ('zeg nou zelf, waarom denk je dat je dat niet kunt krijgen in Frankrijk?'). Grote hoeveelheden plakken aubergine en courgette gingen op de grill om daarna te worden overgoten met een saus op basis van tomaat en gok ik, ansjovis en kappertjes. Puntpaprika's en voorgekookte maiskolven volgden, opnieuw zalm, terriyaki gemarineerde kip. Worsten. Hamburgers. Veggieburgers. Mini-veggieburgers. Wie nog plek had kon gaten vullen met turks brood, huisgemaakte kruidenboter, rode humus, gevulde brie, enzovoorts, enzoverder tot in de eeuwigheid amen. Toen het donker werd trok de gastheer een Margaux open.
Niemand ontplofte.

Levenden - doden: 1 - 0



Zelfs met de driehonderdeenenvijftig (sic) doden in Sri Lanka, plus het baby'tje bij de buren, komen we per saldo nog positief uit. Het leven heeft definitief gewonnen over de dood, getalsmatig gezien. Er zijn nu meer mensen in leven op aarde dan er ooit mensen hebben geleefd. Als we die laatste groep gemakshalve aanduiden als de doden, dan hebben de levenden gewonnen.
Hoezee.
Helaas betekent dit niet dat de dood, op een massale schaal, niet alsnog van ons kan winnen.
Ik vraag me af wat een naargeestiger toekomstperspectief is: dat de wereld ten onder gaat aan een kernoorlog (een geloof dat in mijn no future-tijd opgeld deed) of dat de wereld ten onder gaat aan klimaatstress.
Het eerste is een dramatischer, theatraler einde dan het tweede.
Maar het eerste scenario is nooit verwezenlijkt. Goed, het kan nog worden verwezenlijkt, als alle atoommachten met elkaar gaan risken, maar vooralsnog lijkt het een steeds minder waarschijnlijk scenario. Ik wil graag denken dat dit komt omdat wereldleiders minder irrationeel zijn geworden, maar dat idee is moeilijk houdbaar, met, bijvoorbeeld, Baby Trump aan het roer van nog altijd het machtigste land ter wereld, en de Brexit Party.
Zoekend naar een opbeurende conclusie, wil ik herhalen dat de levenden thans in de meerderheid zijn en dat nog wel even zullen blijven, getals- en gevoelsmatig.
De doden hebben definitief verloren, die achterstand halen ze nooit meer in. Tenzij. Juist. Nog maar even niet die champagne ontkurken, totdat alle massa vernietigingswapens de wereld uit zijn.
Wil iemand ondertussen de aarde redden?

De kunst van het lijden

Image result for de strijd van mijn moeder
Murat Isik en zijn moeder
Wie heeft er het meest recht op lijden? Dat zeg ik verkeerd. Wie heeft er het meeste recht op medelijden? Wie lijdt er het meest? De kunst van het lijden, die hebben wij christenen aan de here Jezus toebedacht, maar wat dacht je van de moeder van Murat Isik? Die heeft misschien veel meer recht op een eigen godsdienst. Anne Frank, ook een goede. Zou het kunnen zijn dat mannen in de geschiedenis beter zijn geweest in het opeisen van het lijden, het betekenis geven aan het lijden, het uitventen van het lijden; dat mannen, met andere woorden, een soort alleenrecht op het lijden hebben afgedwongen?
Hij: Is er wat?
Zij: Ik heb buikpijn.
Hij: Ik ook. Al dagen. Darmkanker, denk ik.
Er is geen vrouwelijke Shakespeare geweest, en als ze er wel is geweest, dan werd ze niet gehoord, niet gelezen en niet gespeeld. Overigens is dit, door een pervers neveneffect van de dominantie van de man, ook voor een groot deel te wijten geweest aan de vrouw, die niet in staat bleek om op te staan tegen zoveel overmacht, en dus meehielp de hegemonie van de man verder te vergroten.
Saillant detail in het verhaal van de moeder van Murat Isik, zoals opgetekend in het boekenweekessay (sorry ik loop achter met mijn huiswerk), was dat zijn moeder haar schoondochter op alle manieren dwarsboomde. Toen de schoonmoeder vond dat de geboorte van haar tweede kleinkind wat lang op zich liet wachten (het eerste was een dochter en daar had je niets aan), verspreidde ze roddels over haar om haar zo snel mogelijk weer aan het baren te zetten.
On the face of it hebben vrouwen veel meer recht van spreken waar het om lijden gaat. Zeker, een kruisiging is wat anders dan een bevalling – hoewel, misschien zijn er paralellen. Het doet op andere plekken pijn.

Ingewikkelde herenigingsvreugde



Iedereen is terecht: het Dagelijks Bestuur is terug uit Argentinië, de informaticus neemt zijn telefoon weer op en het huisdier ligt na een vlucht van 48 uur in de grote boze buitenwereld weer naast me op de zitbank, waar hij onrustig ligt te dromen, te oordelen naar de schokkerige bewegingen van zijn snorharen, – maar ik ben chagrijnig, naar het schijnt.
Weer even wennen aan het ensemble, dat zal het zijn.
En wie zegt dat ik chagrijnig ben? Is niet de snoepreizigster chagrijnig? Die heeft daar, met een jetlag, meer reden toe.
Voor haar is de overgang het grootst.
Hoewel: ik ben mijn dictatuur kwijt.
Hoe dan ook, de woordenwisseling aan de ontbijttafel draagt weinig bij aan de herenigingsvreugde. Jengelende kinderen die je te hard aanpakt al evenmin.
Dit blijft toch een van de fascinerendste, maar ook gekmakendste aspecten van het voor het overige gestaag voortkabbelende leven zoals dat zich tegenwoordig voor onze ogen afspeelt: stemmingswisselingen. Nu eens heb je nergens meer zin in, wil je iedereen weghebben en met rust gelaten worden; dan weer is het van pompidompidom wat een gezelligheid nu weer, zullen we er nog eentje doen en tenslotte weet je niet meer  w a t   je moet voelen. Levensfilosofisch lijkt het me aanbevelenswaardig om het gevoel niet te veel af te dwingen, maar de tijd lijdzaam te ondergaan, daar is het seizoen ook naar, maar de vrucht van passiviteit is geen passie. De vrucht van grilligheid is daarentegen wel wakkerte. Soms zit de mens het dier in de weg.

Faux pas

Coma, by Carne Griffiths

Ik zag de doos tissues toen het al te laat was. Zij wees me er nota bene op – glimlachend, dat dan weer wel.
In mijn loopbaan als schrijfcursusgever had ik nog niet zo'n faux pas begaan.
Een van de cursisten, misschien wel een van de betere, had me vooraf gemaild dat ze wegens privéomstandigheden het huiswerk niet kon doen, en misschien ook wel niet naar de les zou komen. Haar beste vriend was plotseling in een coma geraakt. Ik toonde alle begrip, en gisteravond, aan het begin van de les, legde ik aan de anderen uit dat zij er niet bij zou zijn.
Toen kwam ze toch nog het lokaal in, tot mijn verrassing, in redelijke good spirits ook nog.
De les begon met wat uitweidingen een pedagogisch oogmerk hebbende mijnerzijds, maar daarna gingen we gauw aan de slag met de eerste schrijfopdracht. 'Vorige week hebben we six word stories geprobeerd, laten we deze keer een verhaal proberen te schrijven dat uit drie zinnen bestaat. Moet ik jullie een onderwerp geven?'
Ja, graag. Natuurlijk. Daarvoor waren ze hier. Om van mij onderwerpen te krijgen.
Ik keek naar het plafond en zei: 'Oké, het wordt een verhaal over een overleden persoon.' Het idee was: met zo'n verhaal heb je het einde al.
Mijn cursist schreef niets, viel me op. Er ging bij mij pas een belletje rinkelen toen ze huilend opstond, haar situatie uitlegde aan de klas en vroeg of ze even in de tuin mocht zitten om bij te komen.
Zelden voelde ik me zo'n hork.
Gelukkig wilde ze weer terugkomen toen het over de liefde ging.

Bas

Image result for freckles




Net nadat ik schrijfvriend en Libris-shortlist-genomineerde Rob van Essen in de Bleart Injeh tegen het lijf gelopen ben, stuit ik bij de zuivel op een vakkenvuller van een jaar of dertig die, met bezweet voorhoofd, informeert of ik Engels spreek.
Bas lees ik op zijn naamplaatje. Zo heet Broer de Miljonair ook, maar die heeft nooit vakken gevuld, bij mijn weten.
Hoewel ik eigenlijk geen zin heb, antwoord ik: 'Wel een beetje. Jij niet dan?'
Bas kijkt mij aan met de deur van het koelvak open. Hij is kalend, heeft een caramelkleurige huid, en draagt een brilletje. Hij ziet eruit als iemand die te slim is om vakken te vullen, maar slimheid komt in varianten.
'Weet jij wat feckless betekent?' vraagt hij. 'Feckless en afeat, of aved, of afeet.'
Hij kijkt ernstig, moeilijk eigenlijk meer.
'Feckless,' zeg ik, 'ja, daar heb ik wel eens van gehoord, eh...' Ik denk aan freckles, daar weet ik de betekenis wel van, maar dat is wat anders.
'Heb je geen google? Tik even in op google.'
Er kan nog steeds geen lachje af bij Bas.
Omdat ik het beste met de mensheid voor heb, en nooit ongeïnteresseerd ben in taal, haal ik mijn telefoon te voorschijn. Feckless = futloos. Afeat of aved of afeet bestaat niet, hetgeen ik al vermoedde; google geeft op die lettercombinaties geen hits, hoe driftig Bas ook met zijn gehandschoende vingers op mijn schermpje tikt.
'Bedoel je defeat?'
Nee, hij bedoelt niet defeat.
'Waarom wil je dit zo graag weten?' vraag ik een paar keer, maar Bas gaat er niet op in. Dan, als ik blijf aandringen, barst hij los: 'Vanaf de babyboomer generatie, tot aan deze generatie, dat is de generatie die niets heeft meegemaakt, die narcistisch is, exhibitionistisch, initiatiefloos. Feckless dus. Ken je de uitdrukking the decline of civilization?'



Ken je die van die twee Schotten die naar Californië gingen?

Een creatieve joint

Na wat ditjes en datjes te hebben uitgewisseld over onze kinderen en huisdieren, vertelt buuf K. me dit verhaal: 'Mijn vriendin en haar zoon uit Edinburgh zouden via Amsterdam naar Californië gaan, een grote reis waarop zij zich al lang verheugde, maar bij aankomst op Schiphol – ze zouden een lay over hebben van één uur dus afspreken had geen zin – werden ze tegengehouden door Homeland Security. Zoonlief van 14 kwam the land of the free niet binnen. Hij bleek zich onlangs dusdanig te hebben misdragen dat de politie eraan te pas kwam. In paniek belde mijn vriendin, ik zat net bij de kapper met mijn kop in de verf, of ze bij mij mocht logeren. Best, zei ik. Dat heb ik geweten. Een paar uur later stonden ze bij me op de stoep. Ik moet er bij vertellen dat mijn vriendin van een jointje houdt. Het eerste wat ze doet 's ochtends als ze opstaat is blowen. Die avond zou ze met haar zoon even wat gaan eten. Komen ze om half twaalf terug van een uitgebreid diner. Ik zeg tegen haar: is dat de manier om je zoon duidelijk te maken dat wat hij gedaan heeft niet kan? Ik vrees voor een langdurige logeerpartij, met die zoon op de bank en mijn vriendin bij mij in bed. De vriendin boekt met haar stonede hoofd een hotel. Daar aangekomen, blijkt dat ze de verkeerde data heeft ingevoerd op de website. Het hotel zit vol. Terug bij mij krijgt ze met veel moeite het geld van de hotelreservering terug. Naar dat bedrag voor die vlucht naar Californië kan ze fluiten. De boot, suggereer ik, er gaat een boot naar Schotland, vanuit IJmuiden. En er gaat een bus naar de plek waar de boot vertrekt. Toen ik ze had uitgezwaaid was ik compleet uitgeput. Alsof ik was leeggezogen. Ja, van je vrienden moet je het hebben.'

Ma dame



Precies een jaar geleden was ik met mijn moeder in de Notre Dame. Ze wilde de kathedraal nog een keer zien, zei ze, en ook de beroemde gebrandschilderde ramen van Sainte Chapelle. Dat leek me een mooie smoes om nog één keer met haar naar de kerk te gaan, net zoals vroeger.
Het was niet druk die zondagochtend, en de rij die voor de ingang stond was de rij voor toeristen, niet voor de kerkgangers.
Het voelde voor een keer goed een kerkganger te zijn, hoewel kerkgang ook een vorm van toerisme is.
Binnen werden we vriendelijk welkom geheten door de dienstdoende geestelijke. Geen vrouw, inderdaad, en al snel zou blijken dat vrouwen tijdens deze Gregoriaanse mis geen rol van belang spelen, of het moet het uitdelen van papierwerk zijn.
Het halfdozijn mannen dat de mis deed, kwam gezamenlijk aanzetten, en, dit vond ik ontroerend: ze knielden even voor het mariabeeld aan de zijkant van het altaar. Vrouwen zijn er om vereerd te worden in de Rooms Katholieke kerk, niet om de macht aan over te dragen, en ik kan daar tot op zekere hoogte in meegaan.
Van de preek herinner ik me niets meer. Niet omdat het Frans niet te volgen was, of het kerklatijn (dat een oud ex-vriendinnetje en gymnasiastje van me al ooit beschimpte als zijnde inferieur), maar omdat zulke preken toch zelden uitblinken in zeggingskracht.
De orgelmuziek, die op magische wijze uit de achterwand leek op te stijgen, deed dat wel.
Ik weet de naam van de organist nog, Philippe Lefèbre, omdat ik een cd van hem kocht (mijn moeder vond dit onzin), en hem heb ge-emaild met de vraag wat hij die betreffende zondagochtend speelde tussen de psalmen door.
Messiaen misschien?
Het was à l'improviste, antwoordde hij, bijna verontschuldigend.

Het paard met de wapperende tong

Alfred Stieglitz, Georgia O'Keeffe: Hands and horse skull (1931)

Paarden van dichtbij vind ik groot en eng – voor vegetariërs dan – maar ook majestueus, natuurlijk. Lieve hemel, wat een schit-te-rende beesten! Tenminste, als je een schitterend exemplaar treft, zoals mijn dochter en ik gisteren, in het bos. Zij was meteen smitten. Toen dacht ik: o ja, paarden en meisjes, een dingetje. Een fascinerend dingetje, mogen we wel stellen.
Wicked, want zo heette de zestienjarige hengst, maakte schokkerige bewegingen met zijn immense hoofd, immens in vergelijking met dat van de vijfjarige. Toch durfde ze Wicked zijn keurig gekapte manen aan te raken.
Ik ook.
'Morgen moet hij naar de tandarts,' vertelde de eigenaresse, een gracieuze vrouw met blauwgeverfd haar en een Limburgs accent.
Daar moesten we om lachen. 'Poetst hij dan ook zijn tanden,' wilde mijn dochter weten.
'Nee.'
'Hij flost toch wel?' zei ik.
Ook al niet. Maar voor de rest werd hij goed verzorgd. Gekamd, geborsteld, geknipt en vooral veel geaaid, geklopt (in zijn hals) en bereden en uitgelaten en bemoedigend toegesproken. Ik kreeg niet de indruk dat Wicked, zijn naam ten spijt, veel kwaad kon doen.
En toen stak Wicked ineens zijn slangachtige tong uit de zijkant van zijn bek (of is het mond?),  en wapperde ermee, een paar keer achter elkaar.
Wat is dat voor iets? 'Ja, daarom staat hij bekend,' zei de eigenaresse.
Ik dacht, als ik hier een filmpje van maak en op YT zet, word ik miljonair.
Mijn dochter liep even later door de manege alsof ze al een paard had.
Een geboren amazone.
Hu!

Dagboek van een onbestorven weduwnaar

Splinter

Zaterdagochtend. Mijn telefoon vind ik na lang zoeken terug onder het hoofdkussen van de bijna tienjarige, die eerst bij hoog en bij laag zwoor dat hij niet wist waar hij was. Ik laat hem zelf naar de provider bellen om de puk-code op te vragen. 'Zo bandietje, heb je een pen?' Even later zie ik dat hij ook nog op een laptop heeft geprobeerd een verboden want stom en verslavend spelletje te spelen. Ook dat had hij ontkend. 'Als je liegt, wat ik best begrijp, doe het dan wat geraffineerder. Wis je sporen, om te beginnen.'
De dochter (5): 'Ik mis mamma.' (Bis)
Zondagochtend. Ik word om 7 uur gewekt door een harde klap uit de kinderkamer, gevolgd door luid gejank. Ik spring uit bed om te zien wat er aan de hand is. Gevallen, snikt de dochter, van de trap naar het hoge bed, waar haar broer ligt. Wat deed ze daar? Gelukkig is ze troostbaar. Ze heeft alleen wat pijn aan de knietjes.
Vlak voordat de bijna tienjarige in de middag eindelijk zou worden afgevoerd naar een vier uur durend kinderfeestje (lasergamen in Spaarnwoude), komt hij over straat aan huppen op één voet: 'Ik heb een splinter!' Ik probeer het hoofd koel te houden, dat van hem en dat van mij, want splinters verwijderen is de afdeling van de moeder. Toevallig wil die net facetimen vanuit Buenos Aires.
'Weet jij waar een pincet ligt?'
'In het bakje in de zilveren la.'
De geprikte wordt met een iPad en snoep kalm gehouden, terwijl zijn splintervoet op advies van de buurvrouw wordt geweekt in een badje met soda.
Als ik diep met een speld in zijn zool peur gilt hij: 'Dit is de ergste pijn die er bestaat!'
Ineens heb ik de splinter eruit.
Het voelt als een triomf.
'Ik mis mamma.' (Bis)




Een klein hugje

Jaren zeventig stewardessenmode bij PanAm

Van een ervaringsdeskundige geleerd hoe je van het driemaal dwangkussen afkomt, gisteren op Schiphol. Althans, geleerd: deze bekoorlijke stewardess deed het bij mij, en toen wist ik: dit ga ik ook doen, maar ik ben geen stewardess.
Het werkt zo: je geeft de te kussen persoon één kus, ferm, maar, en dit is cruciaal, terwijl je de kus op de wang drukt (en die is heus wel gemeend, maakt u zich daarover geen zorgen, meer gemeend misschien wel dan de eerste van de drietrapskus), geef je ook  e e n  k l e i n   h u g j e   met de arm. Die kondig je ook al aan door je hand alvast door de lucht te laten zweven met de duidelijke bedoeling hem op de schouder of bovenrug van de te kussen persoon te laten landen. Tijdens en meteen na de kus wordt met die hand nog even geklemd. Heel even maar.
Ik heb wel eens ruw, zonder overleg of subtiele hint, de 1 x kussen als begroeting ingevoerd, maar dan staat de gekuste niet zelden enigszins verbouwereerd met de lippen naar lucht te happen.
Deze potentiële bruskering wordt voorkomen door het kleine hugje, dat zegt, non verbaal, dat dit het is, die ene kus, dat we het daarmee zullen moeten doen.
Met andere woorden: het is goed zo. Het is ook goed. Al dat kussen voor niets is nergens voor nodig.

Tijdschriften

Forthcoming

Vol goede moed stap ik Atheneum Nieuwscentrum binnen om de Anus aan te schaffen, het tijdschrift van Gabriël Kousbroek waarvoor hij niet lang geleden in persoon reclame maakte in de kroeg. Ik was er al een tijdje niet meer geweest, in Atheneum Nieuwscentrum, maar alles lag en stond er nog bij zoals ik gewend was, dus de lang aangekondigde dood van het tijdschrift (of het nieuws, wat dat aangaat), is voorbarig.
Alleen de titels zijn anders.
'Mag ik van u één Anus?' vraag ik aan de man achter de toonbank, die misschien een scheerbeurt nodig had. (Ik heb ook vaak scheerbeurten nodig, haast ik mij hieraan toe te voegen, en ik werk niet eens bij Atheneum Nieuwscentrum.)
Glazige blik. 'Even achter kijken.' De man verdwijnt. Mijn blik glijdt langs de stapels tijdschriften. Waar is de Butt, dat, dacht ik, succesvolle, ooit door Gert Jonkers opgerichte tijdschrift voor liefhebbers van jongensheuvels?
'Anus hebben we niet meer. Al heel lang niet meer ontvangen. Kutlul ook niet, trouwens.'
Jammer. Ik was wel benieuwd naar de Anus en misschien nog wel wat meer naar Kutlul, nu ik van het bestaan daarvan afwist. Maar ik moest verder. Ik rekende wat bladen af met minder wervende titels.
Wat was dat? Terrible people?
'De Terrible people vliegt de zaak uit,' aldus de medewerker van Atheneum Nieuwscentrum.
Dit verklaart veel, zo niet alles.
Ik heb hem laten liggen.

PS: Binnen een week of drie, mailt desgevraagd Gabriël Kousbroek, ligt de gloednieuwe Anus in de winkel. 'Hij moet alleen nog gedrukt worden, ik wacht op de reclame-inkomsten en dan kunnen we los.'
PPS: Butt heeft volgens Wikipedia een oplage van 24.000, en is ooit door The Guardian uitgeroepen tot een van de 20 beste tijdschriften. Weet The Guardian van de Anus?

Het beste niet slapen



O ja hoor, daar heb je d'r weer: de grote kleine verleidster. Ik had niet anders verwacht. Het is drie uur of daaromtrent. Ik had nog wel graag een paar uur willen pakken voordat de vogels gaan zingen, maar goed. Al wezen plassen? Dat eerst maar dan. O je hoeft niet? Kom er maar bij. Eigenlijk wel gezellig. Warm je maar aan ons. Straks ben je hier te oud voor en gaan we het missen. Maar nu. Nu wil ik slapen. Ik heb slaap nodig. En zo kan ik niet slapen, als jij alsmaar ligt te draaien en te wroeten en te snurken. Nee, het is geen snurken wat jij doet, jij ademt luidruchtig, elke ademhaling kan ik tot op het kleinste detail volgen, en dat is niet mijn wens. Ik kan ook niet slapen! werp je tegen. Nee. Niemand kan slapen op deze manier. Het is een lose-lose-lose-situatie. Maar, hou je vol, ik kan het beste niet slapen. Even later slaap je. Ik sta voorzichtig op, loop rond het bed en neem je in mijn armen. Hevig protest. Nee! spartel je, nu ineens klaar wakker. Nou ja, dan laat maar. Alles om drama te voorkomen. Straks nog eens proberen. Dan lukt het. Of toch niet, want ik voel naast me en jij ligt er nog, grote kleine verleidster, terwijl mijn reguliere bedgenote niet meer terug is gekomen. Die heeft zich in jouw bed genesteld. Gefeliciteerd, het is je weer gelukt. Je hebt je moeder vervangen. Net als ik toch nog naar de rand lijk te bewegen van mijn bewustzijn, op zoek naar stilte, beginnen de vogels te zingen. Het is zes uur, ze hebben groot gelijk.

Te koop: dood



Sander Pleij gaat met zijn dochter van twaalf naar een concert van tieneridool Billie Eilish (17) en zijn verslag in Vrij Nederland telt zes pagina's (inclusief, toegegeven, twee paginagrote foto's en alles bij elkaar twee pagina's wit). Zo kan ik ook een opinieblad maken. (Misschien moet ik dat maar eens doen – wie heeft er nog een paar miljoen over?) Maar goed, mijn interesse was gewekt. Ik wilde ook wel eens weten waar twaalfjarige meisjes heden ten dage naar luisteren (mijn dochter wil dit ook, maar het leek me beter dit onderzoek uit te voeren als ze in bed lag).
Billie Eilish verkoopt geen seks, schrijft Pleij, en na een van haar YT-video's te hebben gezien, kun je dat onderschrijven. Maar wat verkoopt ze dan wel? De dood.
Ik wil hier niet klinken als een angstige christenhond, een paapse moraalridder (bestaan die?) of een boreaalse fundamentalist, maar Sander, kom op, dit is zelfmoordmuziek. Leuke zelfmoordmuziek, daar niet van, maar toch.
Ik rekende even terug naar waar ik naar luisterde toen ik twaalf was – dit was in 1979, de opkomst van punk, en die van Joy Division – ook ondergangsmuziek. Somberder nog wel dan Billie Eilish, maar dan ook Engels. Amerikaanse bands kunnen somber klinken, maar de Britse klinken altijd nog een stukje somberder.
Het is onmiskenbaar een teken van ouderdom dat ik dacht dat twaalf misschien nog te jong is om aan de ondergang te denken, dan wel de dood, dat je op je twaalfde nog moet kunnen geloven in de opgang en het leven.
Maar Billie Elish verkoopt niet alleen de dood. Ze verkoopt – thank god – ook humor.

Social driver (10)



Als social driver kom je nog eens ergens; zo belandde ik gisteren in een nagelpaleis. De Aziatische eigenaresse, zo te zien althans, wilde me meteen onder handen nemen, maar ik nam plaats op een van de wachtstoelen en wees op de oudere bij het raam: 'Ik kom voor haar.'
Mijn ritje – ze was nieuw voor me – had van buiten al naar me gewenkt, met een wat gefronste uitdrukking op haar gezicht.
Ik dacht dat dat kwam omdat ik te vroeg was.
Twee vrouwen lagen in een luie stoel en ondergingen eveneens een behandeling van alweer op het oog Aziatische meisjes met een mondkapje voor. Ze keken me verlangend aan maar ik kon ze niets bieden. Uit schaamte voor mijn voyeurisme zocht ik iets om te lezen. De boeken met nagels in alle kleuren had ik zo uit. Ik hou van nagels maar vooral als er een vrouw aan zit.
Het nagelpaleis ademde nouveau kolonialisme. Op de vraag of iemand nog gemasseerd wenste te worden, antwoordde een van de twee vrouwen: 'Doe maar een voetmassage, dan kan ik tenminste blijven liggen.' Deze had nog, zag ik in de gauwigheid, leuke voeten. Die van haar vriendin waren minder. Hoe dan ook moesten alle voeten door de pedicure een stuk leuker zijn geworden. De dienstdoende Aziatische pedicuristen brachten het ene na het andere dienblad met voetresten weg. Niet alleen nagelknipsel en -vijlsel meende ik voorbij te zien komen, maar ook eeltschraapsel en ander oud vel. Misschien moest ik eens terugkomen voor mijn eigen voeten.
Mijn ritje gebaarde dat ze klaar was. Ik sprong op en hielp haar in haar oude jas. Een van haar armen maakte de verkeerde afslag, naar de binnenzak, waar een gat in zat.
'En, was het fijn?' vroeg ik, terwijl ik naast haar plaatsnam in de Heen&Weer elektrobolide.
'Wat dacht je,' riep ze uit. 'Het deed ongelofelijke pijn!'

Moeite Zelf Gedaan vs. Alleen Maar Even Knopje



Een bijna-botsing in de ochtendspits. Ik draai met mijn kinderen de drukke Amsteldijk op, dat wil zeggen, ik heb er eentje voorop, de andere fietst zelf (en dan draai ik uiteraard niet het asfalt op, zoals scooters sinds vandaag de goden zij gedankt verplicht zijn te doen; en die we, pam-pam, nooit meer terugzien) maar het fietspad waar het 'dus' heel erg druk is. De sneller dan gemiddeld naderende dame op de elektrofiets komende uit de richting van de Berlagebrug is me niet ontgaan, maar ik ga er vanuit dat deze wellicht geneigd is om wat vaart te minderen, aangezien wij geen andere kant op kunnen, wij moeten het fietspad gebruiken, met wij bedoel ik mijn fietsende negenjarige en ik, en wij zijn nog altijd aangewezen op onze spierkracht, op Moeite Zelf Gedaan, terwijl zij, de elektrodame, alleen even een knopje links of een handvat rechtsom hoeft te draaien, een microbeweging zogezegd, om vaart te minderen, en, belangrijker, nadien weer vaart te maken; het kost haar 'dus' bijna geen energie, maar kennelijk wel in haar hoofdje, want de elektrodame reageert uiterst gepikeerd als ik haar erop aanspreek dat ze ons onvoldoende ruimte geeft om de bocht te maken op het fietspad – afijn, edelachtbare, u begrijpt waar ik heen wil, de elektrodame echter niet, en dit kan te maken hebben met het feit dat ze oortjes in heeft, waarop ze ik weet niet naar wat zit te luisteren, maar die bijdragen, stel ik me zo voor, aan haar splendid isolation. Ik beeld me echt niet in dat ik meer recht heb op veiligheid, laat staan ruimte, maar ik had wel eventjes zin om die oortjes uit haar gehoorgang te trekken en te roepen: OOTE OOTE BOE!

Projection



Last night I say another pair of Shakespeare's plays being done on table top, each by a different actor, each performed within the hour, with a variety of objects, at Frascati. Why hire actors when you can have stuff? This kind of table top theatre is cost efficient, clearifying and dramatically effective. The only thing missing is Shakespeare's language.
Think a claw hammer (standing upside down) representing Malvolio in Twelfth Night, or a little vase with fake plastic flowers representing Ophelia and a beautifully slender, bottle filled with a sinister fluid representing Hamlet.
The word 'representing' is doing injustice to the performance. The objects actually act. Or more accurate: the storyteller who 'does' the play, cleverly puts life into his or her collection of artifacts by looking at them tenderly, letting them interact, letting them talk to or turn away from each other. I like that they don't overact: Malvolio is not hammering away at his detractors.
It turns out you can use anything to play anyone, but this group of British actors by the name of Forced Entertainment picked out their objects for their 36 table top Shakespeares with care. Most seemed to be coming from various kitchen cabinets, storage rooms, under the sink-spaces, garages and so forth.
What sardonic fun must the casting directors have had!
My personal favorite was a small sleek glass vase playing King Lear. When Lear realizes, at the end of the play, he has lost everything, his crown, his land, and his daughters, you really  f e e l  for him.
The last scene (pictured above) is a bloodbath. If you look carefully, you can see Lear lying down behind Cordelia, his favorite daughter: a small colorful, but empty bottle.

De saxofonist op de parkeerplaats



Een man staat saxofoon te spelen op de parkeerplaats van Gaasperplas. Niet voor de geparkeerde auto's, of de automobilisten. Zelfs niet om de vogels met hun lente-kabaal tegenwicht te geven. Hij staat daar voor zichzelf. Bij zijn auto. Met de achterklep open. En hij speelt niet zomaar wat, hij heeft partituur meegenomen, en die partituur staat op een muziekstandaard, die hij ook moet hebben meegenomen, want waar vind je dezer dagen een muziekstandaard op een parkeerplaats?
Het eerste beeld dat bij me opkwam toen ik de saxofonist op de parkeerplaats bezig zag, was dat van zijn vrouw of levensgezel. 'Als jij zo nodig, dan ga je maar...' Of: 'Niet in mijn huis, dat getoeter.' Of: 'Als jij nog een keer op die toeter van jou blaast, dan stamp ik een dakje in jouw auto.' Kan ook de buurman of vrouw geweest zijn, die dit zei. Dat maakt eigenlijk niet zoveel uit. De saxofonist is verjaagd.
Ik vroeg me af of hij het leuk had gevonden, als ik hem toch een centje had gegeven, maar voordat ik een antwoord op die vraag had kunnen geven, zei mijn vrouw: 'Doorrijden, dit gaat helemaal nergens over.'

Verkeerde aannames

Ed & Nancy Kienholz: The Hoerengracht

Ik zit met mijn raadsman romantisch te dineren in een restaurant als er drie, vijf, zeven klerenkasten binnendruppelen, kaalgeschoren, in vrijetijdskleding, die, na elkaar te hebben gebearhugd, gehighfived en gefistbumpt plaatsnemen aan de grote tafel naast ons.
Het bedrijfsuitje van de sportschool denk je. Van de boksschool. Van de Noord-Nederlandse Bodyguard Federatie. Maar navraag leert: jeugdvrienden uit de Bijlmer. Ondernemers.
Wat voor ondernemers?
'Sportartikelen. Zaak op de Cuyp... en hij daar, die heb een heel blok op de kade.'
Welke kade?
'Ruysdael.'
Met die raampjes?
'Met die raampjes, ja.' Brede lach. Tegen zijn vrienden: 'Een kenner.'
Die raampjes zijn van hem?
'De hele panden.'
Ik vertel naar waarheid dat ik op die kade eens een kennis had wonen en dat ik daar dus wel eens moest zijn om die kennis op te zoeken. Wat ik er niet bij vertel is dat ik die kennis opzocht om door hem gemasseerd te worden.
'En dan moet je dus langs die raampjes om op de bovenverdieping te komen,' vult mijn raadsman behulpzaam aan.
Brede glimlach op het gezicht van de klerenkast. 'Ik zag mijn oom een keer rondlopen op de Wallen, die zwaaide tegen iedereen links en rechts achter de ramen. Hij kende ze allemaal.'
De klerenkasten gaan eerder weg dan wij. Hun avond is pas net begonnen, vermoedelijk. Of ze gaan vroeg op huis aan, dat kan ook.



De doden hebben het maar makkelijk





Als kind vond ik het onrechtvaardig dat na de dood van een geliefde het leven doorging. 'Hoe kun je nou rustig de afwasmachine staan inruimen terwijl zus en zo net is begraven!' riep ik uit, tegen mezelf nochtans. 'Hoe kun je nou de hond uitlaten, als die en die niet meer leeft?' Of, als ik in de verte een bus zag rijden: 'Hoe kan die bus doorrijden, volgens schema ook nog, als enzovoorts? Dat  k a n  toch helemaal niet?' Het was voor mijn kinderbrein onbevattelijk dat de wereld niet stilstond, niet stil bleef staan, op een cruciaal moment als het einde van een mens. Ik beschouwde dat als een dubbele onrechtvaardigheid, want betekende dat niet dat de wereld onverschillig was?
Nu weet ik dat ik toen gelijk had, maar ik zou het anders formuleren. Ik wil rouwen, maar ik weet niet meer hoe – als ik het ooit al heb geweten. Moet ik niets doen of juist wel dingen gaan doen? Moet ik koortsachtig op zoek gaan naar foto's van de overledene of mag ik alweer aan iets of iemand anders denken? De doden hebben het maar makkelijk.
Het Joodse geloof, lees ik op Wikipedia, heeft een aantal antwoorden. Zo is er de shivve, die voorschrijft dat er zeven dagen na de begrafenis niet mag worden gewerkt door de nabestaanden, en dat vrienden de nabestaanden komen voeden en verzorgen, troosten en ondersteunen. Dit vind ik een mooi principe. Gebeurt het nog? Is het mogelijk om zeven dagen niet te werken, omringd door schermen die erom schreeuwen, of om, op zijn minst, te gaan kijken hoe anderen werken?
Muziek. Wat me het meest is bijgebleven van de herdenkingsdienst van gisteravond in de Uilenburgershul voor Joshua van der Kroft was de muziek, en dan met name het liedje To Know Him is To Love Him dat gezongen werd, op de wijze van Amy Winehouse, door een vriendinnetje, door haar tranen heen. Dat was van een hartverscheurende schoonheid en echtheid, die je leert langzaam weer van het leven te houden.

Scabreuze variaties



De havisten waren weer aan zet. Nadat ik ze in januari had verleid Zalig uiteinde, de roman die de sectie Nederlands van het Fons Vitae in de persoon van Rik Planting zo aardig was om op de literatuurlijst te zetten (sorry als dit niet grammaticaal correct is), ook daadwerkelijk te gaan lezen, en zij er zowaar een MC toets over hadden gemaakt, mede samengesteld door mijn oude juf Anja Verberne (driewerf hoezee), mochten ze gisteren hun eigen Zalig uiteinde, lees: Scabreuze Variatie, componeren.

'Weet iemand van jullie wat scabreus betekent?'
Stilte.
'Schunnig, dan?'
Geen antwoord.
'Obsceen?'
Ze wisten het niet.
Van geil hadden ze wel eens gehoord.
Ik had de lat te laag gelegd, want toen kreeg ik vooral slechte porno (met een voorkeur voor anaal, seks met dieren en familieleden) terug, al dan niet in straattaal. Misschien had het ermee te maken dat de klas voor het overgrote deel uit jongens bestond. Bij de tweede havo 4 klas ging het al iets beter, maar bij de derde klas had ik erbij gezegd: 'Geen porno graag.'
Muziekje aan en 'shut up and write'. Het resultaat was boven verwachting. Bijna alle leerlingen bewogen hun pen over papier, al dan niet met de tong uit de mond, in een poging woorden aaneen te rijgen die samen, zoals ik had gevraagd, appelleren aan een universele emotie, én origineel zijn. Tenminste twee van de in 9 minuten geschreven ZKV'tjes deden niet onder voor die van A.L. Snijders.
Leerkracht Gerrit van der Heide (vijfentwintig jaar ervaring en eveneens afkomstig uit Eindje) zei dat dit ook de klas was die het hoogste had gescoord met de toets. Er is nog hoop voor het Nederlands.

Social driver (9)

Image result for gehaktmolen kunstwerk
K.V.N. Steampunk

Om ouderen hangt een zeker patina, een laagje van lievigheid, van zachtheid, van mildheid, tenminste, zolang er geen dementie of Alzheimer in het spel is, maar wat ik gister meemaakte in de lobby van het woonzorgcentrum had ik nog niet eerder meegemaakt: twee dames op leeftijd die gehakt van elkaar maakten. Althans, dat probeerden ze. De setting: dame 1, lekker doorrookt gezicht en dito stem, gezeten op een fijne stoel, met haar pakje sigaretten in de aanslag, benen over elkaar, die tegen mij haar levensverhaal in tien zinnen uit de doeken deed: 'Ik heb er geen zin meer in hoor, op mijn kamer te zitten... Mijn dochter is 41 jaar. Die is mijn man te lijf gegaan met een mes. Ze heeft anderhalf jaar moeten zitten. Mijn man is overleden aan een hartaanval. Voor mij hoeft het allemaal niet meer. Ik ben veertig jaar cassière geweest...'
Terwijl ik dit verhaal tot me probeer te laten doordringen, komt dame 2, aanzetten, 'hooggrijs', zuinig mondje, ze zet muizenstapjes achter haar rollator, is op weg naar de stoel naast Dame 1, maar ze rijdt haar rollator tegen de voet van dame 1, die hierop uitroept: 'Hé, kijk eens uit waar je rijdt, godverdomme.'
'Jij moet je been intrekken, dan kan ik er langs.'
'Nee, jij moet beter uitkijken waar je gaat. Kutwijf.'
'Goochem.'
'Kutwijf.'
Ad infinitum.

Een uppercut van de dood



Het is lang geleden dat ik verslagenheid voelde, maar sinds mijn Amerikaanse neef Joshua van der Kroft Glanzberg vrijdagavond op vreselijke wijze verongelukte op een metrostation in West, is het die emotie die mij uit mijn slaap en van mijn werk houdt.
Josh is een bijzondere achterneef van mij die ik in New York heb zien opgroeien, en met wie ik, toen hij in Amsterdam ging studeren, close werd, mede omdat zijn vader (mijn meest dierbare neef) in Amerika bleef.
Eerst kwam uiteraard de schok, schok vermengd met ongeloof, ongeloof vermengd met schok; daarna boosheid vermengd met verdriet, verdriet vermengd met boosheid, tenslotte vooral verdriet; plus nog schuldgevoel, medelijden en machteloosheid – en toch ook nog, als ik heel eerlijk ben, een vreemd soort, pervers genot, dat hoort bij het hebben van heftige emoties. Wie huilt voelt weer dat hij leeft. En niet dood is, zoals degene om wie hij rouwt.
Tussen de bedrijven door probeer je te begrijpen, angstvallig vat te krijgen op het onbegrijpelijke, en hulp te bieden, ook als je weet dat je niets kunt doen.
De emotionele uitputting leidt weer tot kleine botsingen met de geliefde, omdat die zogenaamd niet, of onvoldoende, begrijpt hoe jij je voelt. Waarna je gelukkig weer troost bij elkaar kunt vinden. Waar anders? Ja, in muziek. En literatuur, misschien. Wandelen. Drank.
Nu, 48 uur na het nieuws, overheerst de verslagenheid. Het gevoel murw te zijn gebeukt. Alsof je in een bokswedstrijd een uppercut krijgt van de dood, die je niet zag aankomen, en die je doet wankelen op je poten.