Keurig op anderhalve meter afstand zit ik aan tafel met een groepje mensen te praten over discriminatie. Welkom bij mijn workshop De Ander, Dat Ben Ik. Het is een van mijn eerste workshops, ik moet er nog een beetje in komen.
Een van mijn stokpaardjes is dat ik denk dat iedereen wel eens is gediscrimineerd, dat ook witte mensen wel eens zijn afgeschreven op eigenschappen waar ze niets aan kunnen doen (toegegeven, dat is een nogal brede definitie). Als mensen beter begrijpen hoe het voelt om gediscrimineerd te worden, is de gedachte, begrijpen ze ook beter hoe anderen zich gediscrimineerd kunnen voelen.
Witte mensen die zich niets kunnen voorstellen bij discriminatie, – niet alleen als zender niet, maar ook niet als ontvanger –, nodig ik uit om terug te denken aan het schoolplein. Op het schoolplein wordt iedereen doorgaans genadeloos beoordeeld, ingedeeld, achtergesteld of voorgetrokken op basis van eigenschappen waar hij of zij niets aan kan doen. De meesten van ons hebben op het schoolplein wel gevoeld hoe het is om afgeserveerd te worden, of om iemand af te serveren.
En inderdaad, een van de deelnemers aan mijn workshop, een sympathieke man met rossig-blond halflang haar, vertelt desgevraagd dat hij zich herinnert hoe hij werd bejegend op het schoolplein. 'Ze maakten me uit voor rooie omdat ik peentjeshaar had.'
Ik frons mijn wenkbrauwen. 'Penishaar?'
'Peentjeshaar,' corrigeert hij me.
Ik weet niet of mijn blos zichtbaar is, misschien niet door mijn van nature rode huid, maar ik schaam me voor mijn verspreking. Verhoring eigenlijk. Ik hoorde hem niet. Wijt het maar weer aan de anderhalve meter.
'Stoplicht, zeiden ze tegen me, wanneer spring je eens op groen?'
Later liet deze man weten dat hij goddank wat gehad had aan de workshop.