The 36 Stages of Melancholia

Charles Courbet, Melancholia (1914)


1. Discovering the first fallen leaf on the sidewalk. 2. A couple of discolored leaves, some of which you would want to pick up. 3. Checking out the branches of trees, almost empty. 4. Kicking a small heap of rotten brown stuff. 5. A group of city workers handling leave blowers. 6. A cold that doesn't come. 6. The darkening afternoons. 7. Stormy weather, fantasizing about the end of the world. 8. Going to bed earlier and earlier, with a book. 9. Dreaming of you, naked in a glass elevator, stuck between 9 & 10. 10. Observing everything is grey and will stay that way for the foreseeable future. 11. Fighting the cold. 12. Shivering, trembling, chattering teeth. 13. Embracing the cold. 14. Frost. 15. Checking the ice. 16. Enchanted by the silence of the snow. 17. Playing in the snow, not un-cub-like. 18. Bored by the snow. 19. Disgusted by the melting. 20. Taken aback by the thaw. 21. Appalled by the weakness, the easy surrender, the mediocrity. 22. Waiting for the spring. 23. Studying the branches: nothing yet. 24. Tiny buds, bulbs, at last. 25. Surprised by the spontaneous blossoming. 26. Worried about the early blossoms during rain, wind and cold. 27. Basking in the blossom, in its fullest, decadent splendor. 28. Pointing out the exuberance of spring to a friend who is not listening. 29. The sudden disappearance of all blossom; the branches emptying out again. 30. The warmth of the sunshine. 31. The depressing heat. 32. Swallowing salt water. 33. Unable to walk barefoot on asphalt. 34. Being kept awake by a mosquito. 35. Late light. 36. Longer shadows.

Orgie

Gerhard Richter: War Cut II

Overal waren ongelukken, alles lag overhoop, verfrommelde auto's kris kras op hun kant, geamputeerde vrachtwagens, krijsende kinderen onder het puin, geplette scooters met werkend alarm slingerden op het wegdek, een stuk flatgevel brak af, links stortte het luxehotel in, rechts beukte een blinde tram een bejaardenbus, inzittenden werden door elkaar geschud, passagiers vlogen door de lucht, lijven werden in elkaar gedrukt en uit elkaar getrokken, ledematen lagen her en der over het kruispunt, iedereen stierf in zijn eigen tempo, een kale kop met wrap around zonnebril rolde over de trap het metrostation in, een losse hand bedelde, opengereten straten, kantoren kantelden, kapotte rioleringen spoten een cognackleurig fontein over gewonde fiscalisten, benzinestations ontploften vuurwerkgewijs ritmisch en met fanfare, kreupele politiepaarden trappelden na onder geknakte lantaarnpalen, brandende brandweerauto's, een orgasme van schuim werkte zich omhoog langs de krakende winkelpuien, fietsen smolten, rokend rubber en schroeiend vlees, asfalt kruide door de steegjes, afglijdende dakpannen guillotineerden omhoogstarende toeristen, glinsterend glas stoof door de ruimte, ambulances probeerden over de slachtoffers heen een pisdreiger te bereiken, helikopters tolden als gewonde duiven neer in de grote vijver, vliegtuigen verdwenen in woonwijken, schepen verpulverden, fabrieken zonken, alles ontspoorde, in de dierentuin at de ene soort de andere soort – sommige soorten hadden zich hier op verheugd, andere soorten minder, de directeur had zich in zijn kamer verschanst, de muren persten hem samen, zijn gepureerde hersens piepten door het sleutelgat –