Wacht, is er ook al geen woord voor ‘hals’ in het Engels? Toch best een belangrijk lichaamsdeel zou je zeggen. ‘Throat’ is echt iets anders, en 'neck’ is, nou ja, een nek. ‘Zij gaf hem een zuigzoen in zijn hals,’ is een liefdesbetuiging die je in Engelse teksten niet zo snel zult tegenkomen, althans niet zo precies, nog afgezien van die zuigzoen.
Mijn stokpaardje aan de borrel- en eettafel, als het weer eens over de teloorgang van het Nederlands gaat, is dat het Engels geen woord voor ‘gunnen’ heeft, ook best een belangrijk woord. In ieder geval voor ons, de gebruikers. Het Angelsaksische volksdeel lijkt immers ook weer niet totaal onthand te zijn door deze lacune, zoals Groot-Brittannië ook prima blijkt door te kunnen zonder de EU.
Voor ‘misgunnen’ hebben Engelstaligen dan wel weer een woord: ‘begrudge’. Aangezien ‘misgunnen’ een ander woord is voor ‘niet-gunnen', zouden zij meesmuilend kunnen opmerken dat wij op onze beurt geen woord voor ‘begrudge’ hebben.
Laatst had ik Amerikaanse vrienden te eten, en hoewel mijn Engels niet slecht is (dat denkt zoals bekend elke Nederlander, niet altijd terecht), stond ik toch weer met een mond vol tanden (heerlijke uitdrukking), toen ik ze ‘smakelijk eten’ wilde wensen. Aan ‘enjoy’ heb ik een broertje dood (idem); dat vind ik ook meer iets voor een masseuse om te zeggen, voor de happy ending.
Dat Engelsen geen woord hebben voor smakelijk eten zou toch niet komen omdat de Engelse keuken van vóór Jamie Oliver niet te pruimen was? Zoveel beter was de Hollandse niet, voor Yvette van Boven.
Legio zijn uiteraard de gevallen waarin wij geen woord hebben voor bijzonder nuttige Engelse begrippen. Uiteraard, want als native Dutch speakers weten wij maar al te goed waar onze taal tekortschiet. Het Nederlands barst van de Engelse leenwoorden. ‘Privacy’ is een bekende, ‘understatement’ een andere. Maar wat te denken van ‘anal’? Ik merk dat die term nog niet helemaal is ingeburgerd. Wie iemand die eindeloos doorgaat over details toevoegt: ‘Doe niet zo anal!’ kan rekenen op een opgetrokken wenkbrauw ten antwoord. Ik heb dat woord overgehouden aan mijn tijd in New York, de hoofdstad van de naoorlogse psychoanalyse. Anal verwijst naar Freuds anale fase, het betekent dus zoiets als anaalgefixeerd, waarmee hij gedrag probeerde te verklaren dat thans als OCD, ofwel obsessive compulsive disorder, te boek staat. Denk: smetvrees. Een geweldig woord overigens, om nog maar te zwijgen van de variant bedacht door Sunny Bergman: ‘sletvrees’.
Kan je anal vertalen met anaal? Nou, neu. ‘Doe niet zo anaal!’ laat zich stellig verkeerd uitleggen.
Maar ik dwaal af, ik probeer aan te tonen dat het Nederlands beter is dan het Engels – een impopulair standpunt in een tijd van overvloedig Engels, of beter: Globish, die imperfecte variant die non-native speakers van het Engels brouwen in alle hoeken van de wereld. Ons gorgeltaaltje, gesproken door pakweg 3 promille van de wereldbevolking, heeft dankzij film, televisie en muziek sowieso al veel Engels te verduren, maar sinds internet, en in het bijzonder YouTube en de sociale media de belangrijkste hangplek van de jeugd is geworden, is het hek van de dam.
‘Nice, nice, maar what the? Niet dat ik je wil accusen van something, maar zit je me nu te dissen?’
Ik parafraseer hier even mijn puberzoon in een moment van
ongetwijfeld terechte verontwaardiging.
Dit is geen leentaal meer, dit is regelrechte linguïstische overgave. Het Nederlands als een hondje dat meteen op zijn rug gaat liggen in de confrontatie met de – vooruit –: pitbull van het Engels.
Mijn tienjarige dochter liet onlangs trots haar rapportcijfer zien voor Engels. Twee G'tjes. Wacht even, Engels, op een lagere schoolrapport? Onderwijskundigen lijken unaniem in hun standpunt dat een kind zich niet vroeg genoeg kan voorbereiden op een wereld die, whether you like it or not, (Amerikaans-)Engels spreekt. Maar is dat wel zo wijs, nu vertaalprogramma's steeds beter worden en AI op allerlei manieren kan worden ingezet om een boodschap over te brengen? Je zou kunnen beweren dat het beter is om je eigen taal zo goed mogelijk te beheersen, dan te investeren in een vreemde taal waarin je nooit zo goed wordt als een native speaker.
Er is geen land, vermoed ik, dat zich zo bereidwillig toont zijn belangrijkste cultuurproduct – taal – bij het grofvuil te zetten. Het tij is aan het keren, om te beginnen in de academische wereld, waar langzamerhand steeds meer wordt getwijfeld of het wel zo’n goed idee is om Engels als voertaal te nemen, ook nu er grenzen worden gesteld aan de influx van buitenlandse studenten. Zeker, de belangrijkste wetenschappelijke vakbladen zijn Engelstalig, en vooral Amerikaanse universiteiten slagen er nog altijd in, overigens vooral dankzij slimme marketing, om de rest van de wereld te doen geloven dat zij de slimste mensen in huis hebben, maar Franse Taal- en Letterkunde doceren in het Engels aan een Nederlandse universiteit omdat de meerderheid van de studenten geen Nederlands verstaat, is van de zotte.
Je hoeft geen verstokte onderbuik-nationalist te zijn om de algehele uitverkoop van het Nederlands af te keuren.
‘Pak je weg, galgebrok!’ lezen mijn dochter en ik in De scheepsjongens van Bontekoe, een honderdjaar oude, en nog steeds leesbare avonturenroman van Johan Fabricius – even afgezien van het endemische racisme van die tijd. ‘Pak je weg, galgebrok’: dat is toch veel leuker dan ‘Fuck off, asshole’?
Nederlands is een prachttaal, maar er wordt te weinig reclame voor gemaakt. Het kernvak op middelbare scholen lijkt te zijn ontworpen om elke liefde voor deze taal van meet af aan uit het tienerhart te stampen. In plaats van de diversiteit en vindingrijkheid van ons kleine taaltje te showcasen (sic), wordt eindeloos gehamerd op grammatica en tekstverklaren.
Boooring! En hoewel ik het nut van tekstverklaren heus inzie, leent een vak als geschiedenis, maatschappijleer of, nog beter, filosofie, zich niet veel beter om logisch te leren nadenken? Laat leerlingen bij Nederlands een hiphoptekst schrijven, laat ze een scène uit Shameless vertalen, laat ze een vlog maken over archaïsche uitdrukkingen die hun (groot?-)ouders gebruiken, zoals (drie van mijn favorieten): ‘in de aap gelogeerd zijn’, ‘ergens een punthoofd van krijgen’ en (uit het Fries): ‘men moet het zeil niet hoger hijsen dan de mast’.
Kom daar maar eens om in het Engels! Wat ik je brom!
Als het inderdaad zo is dat creativiteit onze belangrijkste skill (sorry) moet worden in een door AI geregeerde wereld, kunnen we maar beter zo diep mogelijk putten uit onze rijke moedertaal. Want rijk is ze. Volgens sommigen is het Nederlands zelfs rijker dan het Engels omdat ons Woordenboek der Nederlandse Taal meer lemma's zou kennen (maar dat kan ook liggen aan het fanatisme der woordenboeksamenstellers).
Sure, ook ik blijf een liefhebber van het Engels, de taal die ons niet alleen de onvergelijkelijke schatkamer van Shakespeare heeft geschonken, maar ook, zoals ik onlangs een Brit op de BBC hoorde zeggen, een puntige zinsnede als ‘to rearrange deck chairs on the Titanic’.
Ik hoop niet dat ik, door een pleidooi te houden voor het Nederlands, precies dat aan het doen ben.
(NRC Handelsblad, Opine & Debat, 29 juli)