Mijn NEE/NEE-negerende verspreiding

Een vriendin wil dat ik haar reclame-uiting verspreid. Dat doe ik met liefde, want het is een reclame voor levende klassieke muziek, en voor levende klassieke muziek kan niet genoeg reclame worden gemaakt. Er is alleen een probleem: in de wijken waar ik ga verspreiden sterft het van de NEE/NEE stickers.
Ik besluit om de stickers te negeren en de reclame-uiting in de bussen te jassen, in de veronderstelling dat deze mensen, die zo tegen reclame-uitingen zijn, misschien toch wel van klassieke muziek houden. Ik vermoed zelfs dat er een zeer sterke correlatie bestaat tussen klagen over junkmail en houden van klassieke muziek, maar ik kan me vergissen. Daarmee is overigens nog niet gezegd dat deze reclame-uiting ook maar enig effect zal hebben.
Vannacht werd ik wakker met de angst dat de vriendin en ik overspoeld zullen worden door een klachtenregen vanwege mijn NEE/NEE-negerende verspreiding. 'Dit wordt mijn ondergang,' stamelde ik, in mijn halfslaap.
Volgens lieftallige, immer de pragmatica, zal het wel meevallen.

Los

'Wat ben je laat,' zegt de dame met de dubbele naam op een toon alsof ze een bediende terechtwijst.
'Er is nogal veel post,' verontschuldig ik me. Dat is niet helemaal waar, want ik ben ook laat begonnen, maar die vrijheid heb ik. 'U wacht op iets belangrijks?'
Ze knikt. 'Ik ben al drie keer naar beneden geweest om te kijken of 't er was.'
'En?'
'Nog niet.'
'Geduld,' sus ik, terwijl ik vertrekkende bewegingen maak. 'Het komt wel.'
Voordat ik weg ben, vraagt ze nog: 'Werk jij hier eigenlijk vast?'
'Hoezo, zie ik er los uit?'
Ik vond hem wel ad rem van mezelf, maar ze hapt niet.

Van lopende subsidie-aanvragen kan een mens niet eten.

Niet voor het eerst zit ik weer eens helemaal zonder geld. Alleen door alle laatjes te doorzoeken, alle zakken te legen, en alle schaaltjes om te keren, ben ik in staat om mijn (bescheiden, heus!) boodschappen te bekostigen. Ik ben ontroerd, maar daarna ook wat verontrust, als mijn zevenjarige mij spontaan zijn spaarcenten aanbiedt. Weliswaar om een notenschriftje (sic) bij mij te bestellen, maar toch. Als hij mij dezelfde munten later in de winkel ziet uitgeven, roept hij: 'Dat zijn toch niet de munten die ik je heb gegeven voor het notenschriftje?'
'Maak je geen zorgen,' zeg ik.
Ik zou me wel zorgen moeten maken. Weliswaar heb ik twee subsidie-aanvragen lopen, maar van lopende subsidie-aanvragen kan een mens niet eten, ook een schrijvende postbezorger niet. Ik kijk niet elke dag op mijn bankrekening, dat is niet goed voor mijn gezondheid, maar ik had stiekem gehoopt dat ik met de overmaking van mijn maandelijkse postbode-salaris die rond deze tijd plaatsgrijpt, enigszins los zou kunnen raken van de bodem van de put gelijk een kite surfer van de zee, maar nee.
Ik weet eigenlijk niet waar mijn hoop op is gebaseerd dat het ooit goed zal komen. Gelukkig word ik omringd door mensen met meer financieel inzicht – meer financiën ook.

Naaien of genaaid worden

'Zij die structureel bijplussen, zullen hun tijden naar boven toe bijgesteld zien,' hoor ik de stem van de teamcoach van het werkoverleg in de buurtkroeg nagalmen.
Ik nam die uitspraak toen voor kennisgeving aan, zoals ik zo veel voor kennisgeving aanneem, maar het besef van de gevolgen die deze bijstelling zou hebben voor mij daalde pas een dag later in. Want ik ben geen structurele bijplusser, ik doe nu eens wat langer over een wijk dan er voor staat, dan weer wat korter, en ik redeneer soepeltjes dat die twee zich wel zo'n beetje zullen opheffen, zodat ik noch hoef bij te plussen, noch af te minnen.
Maar ik ga dus worden gestraft voor mijn gebrek aan opportunisme. Want ik had moeten bijplussen, eerlijk of niet. De bijplussers winnen.

Het einde van het petloze papierproptijdperk

Op depot is de oudere collega die overal een mening over heeft vóór Brexit, – but of course –, hij begrijpt die Britten goed, dat ze niets te maken willen hebben met vluchtelingenstromen en arme knoflooklanden die overeind moeten worden gehouden. 'Dat is de eiland-mentaliteit!' Hoewel ik heimelijk de Britten bewonder om hun excentrieke Alleingang, probeer ik het verstandige standpunt uit te dragen dat de Brexit schadelijk is voor de Britten en uiteindelijk voor de rest van Europa. De derde collega houdt wijselijk zijn mond. Dan, tijdens het verhitte debat, dat alle kanten uitgaat, de oudere collega struikelt over zijn woorden, sputtert zijn argumenten in mijn gezicht, valt mijn blik op een stapel petten op het bureautje. ‘Het zal niet waar zijn,’ onderbreek ik ruw het betoog van de oudere collega, ‘ze zijn gearriveerd!’ Gretig deel ik de petten uit en zet er zelf ook een op. Al zolang ik mij postbezorger mag noemen voor Koninklijke PostNL BV zeur ik te pas en te onpas om petten, want een postbode zonder pet is geen postbode, maar een petloze papierpropper. Petten zijn mij door talrijke leidinggevenden in evenveel toonaarden beloofd, toegezegd en voorgehouden, als een worm aan een vis, maar geen van die leidinggevenden heeft zijn belofte waar gemaakt. Behalve de teamcoach van gisteren, dus, die daarmee een tikje in mijn achting is gestegen.

Werkoverleg in de buurtkroeg

Werkoverleg in de buurtkroeg, die, o gunstige voorzienigheid, op een steenworp van mijn woonhuis is gelegen. Het valt me nu pas op, nippend aan mijn cappuccino – die slechter had gekund –, dat de twee klokken die hier aan de muur hangen een kwartier voorlopen. Wat zou daar de gedachte achter zijn? Is dit om zatlappen eerder naar huis te kunnen sturen? Voor het eerst zit er een man namens de OR bij het werkoverleg. Hij lijkt op meneer Foppe, heeft een paraplu bij zich, en zijn schoudertas is gemaakt van oude postzakken. Hij wil dat het zo snel mogelijk over het zomerdal gaat, want dan kan hij daarna meteen weg; hij heeft nog meer afspraken, vandaar. Waarom dat zomerdal zo belangrijk voor hem is wordt niet duidelijk. Het is altijd hetzelfde liedje, namelijk dat er 10 à 20 % van het volume afgaat (de vakantiepost compenseert in geen geval het gebrek aan bedrijfscommunicaties) en wij er dus een wijk bij krijgen om toch aan onze contracturen te komen. De teamleider tevens voorzitter van de vergadering is weer wijdlopig vandaag en uit zich in verrukkelijke vergadertautologiën als 'iedereen die afwezig is, is er niet', 'deze vraag die ook geldt als mededeling' en 'het verzoek dit gelieve in te vullen' . Ik klaag niet. Dit werkoverleg wordt in klinkende munt betaald, en voor geld doe ik – bijna – alles.

Hofland

In de lente, toen ik in de buurt was, belde ik in een opwelling aan bij H.J.A. Hofland. Ik had dat wel eens eerder gedaan, jaren geleden, en dat was goed bevallen. Zijn vrouw Elly, nauwelijks verbaasd over mijn zoete inval, deed open en dirigeerde me, na me te hebben aangekondigd, naar zijn werkkamer. Daar zat hij achter zijn laptop, de radio op iets klassieks, omgeven door boeken, prullaria en een asbak met een pakje sigaretten. 'Goed om te zien dat je nog rookt,' herinner ik me dat ik zei. 'Sinds mijn elfde,' glunderde hij. Ik ging op de bank zitten. We kletsten over de aanslagen in Brussel, die toen net hadden plaatsgevonden, en Trump natuurlijk. Eigenlijk wilde ik weten wat hij van mijn Dagboek vond, – dat een voormalig correspondent in New York van zijn krant thans zinloos drukwerk verspreidde voor weinig en daarover publiceerde –, maar het kwam er niet van. Bij mijn vertrek vroeg ik aan Elly of het haar leuk leek om eens met Henk bij ons in de achtertuin een glas wijn te komen drinken als het wat warmer werd. Dat leek haar leuk. 'Wacht niet te lang met de uitnodiging,' zei ze.

Deegroller

Ik wil mijn moeder Moedervlekken voor haar verjaardag geven, maar dat mag niet, want ze koopt geen boeken meer, redeneert ze in haar onnavolgbare moederlogica, en trouwens, ze heeft dat boek van 'die Arnon' al gereserveerd bij de bibliotheek. 'Geef me maar een deegroller!' appt ze. 'Die van mij is er na jarenlange trouwe dienst mee opgehouden... Die dingen zijn best duur hoor!'
Ook goed, krijgt ze een deegroller. De HEMA verkoopt er een voor €5. Een half uur postbezorgen, dat heb ik er wel voor over.

Kate

Ik bel aan bij een vrouw die ik Kate zal noemen met een pakje dat met een beetje proppen best door de brievenbus past, maar ik heb zin om Kate te zien. Kate is altijd thuis. Ze is getrouwd met een man die geabonneerd is op Petroleum Weekly, maar ook post ontvangt van de Poetry Society, en nooit aan de deur verschijnt.
Kate heeft een headset op; die zag ik nog niet eerder bij haar. Ze neemt mijn pakje glimlachend aan, zonder te groeten, wijzend op haar headset. Het lijkt op die scène uit Short Cuts van Robert Altman, waarin een moeder een sekslijn runt terwijl ze haar baby verschoont. Ik denk niet dat Kate een sekslijn runt, waarschijnlijk communiceert ze met een familielid aan de andere kant van het water, van wie ik eerder een zelfgemaakt pakketje bezorgde, of ze heeft een saai call center baantje, maar het is een leuk idee.

Straks zijn er helemaal geen brieven meer

Veel brieven van makelaars, vandaag. Standaardbrieven, stel ik me zo voor, aan huurders. Ik herken de makelaar, hij stuurt zijn huurders vaak brieven.
'Als die makelaar besluit ook alles via de mail te doen, blijft er voor ons weinig meer over,' mompel ik tegen een oudere collega die naast mij bezig is zijn fietstassen in te laden.
'Eerst de banken,' zucht hij, 'toen de belastingdienst... Straks zijn er helemaal geen brieven meer.'
Die voorspelling is zo logisch als wat, hij is al vaak gedaan, en er is niemand die het tegendeel zou willen beweren, het is zelfs op zich ook niet erg – misschien komen er voor ons andere werkzaamheden aan, in Finland worden postbezorgers ingezet om het gras te maaien – maar vrolijk word ik er niet van.

Rotterdamse postbode

Xaviera laat me binnen. En niet voor niets; ze is jarig vandaag: 73 lentes jong. Ik parkeer mijn fiets en volg haar naar de living. 'Koffie? Met taart?' vraagt haar man. Ik knik. 'Wil je die koffie gemeubileerd?' Alweer knik ik, geamuseerd om de uitdrukking, en plof in de hoek van het leren bankstel. Xaviera verschanst zich zoals gebruikelijk in haar luie stoel. Nog voordat ik mijn taart op heb, gaat het gesprek over sado-masochisme. Meer in het bijzonder over een Rotterdamse postbode, die zich graag op Xaviera's kinky party's in zijn rug liet kerven met een mes. 'Heerlijk vond hij dat!' zegt Xaviera's man, met pretoogjes. Zo zie je maar weer, denk ik bij mezelf, SM komt in de beste kringen voor. 

Procedure

Novum: brievenbuspakje dat niet door brievenbus past maar ook niet verdekt opgesteld kan worden achtergelaten dan wel bij buren in beheer gegeven. Hardop lees ik de te volgen procedure. Notificatie in de bus dat het pakje af te halen is bij belendende kantoorboekwinkel, en sticker met streepjescode op pakje tenzij er reeds een streepjescode op het pakje aanwezig is. Dan deze overnemen op de notificatie. Ah, er zit een code op, dus die neem ik over. Easy!
Eind van de ronde meld ik me bij voornoemde kantoorboekhandel met het pakje.
'Ik kan dit pakje niet aannemen,' zegt de dienstdoende klerk en geeft het aan mij terug.
'Waarom niet?'
'De code is niet inscanbaar. Dat betekent dat het pakje niet traceerbaar is.'
'Ik heb de geadresseerde een notificatie gegeven dat het pakje hier ligt,' zeg ik.
'Dat kan wel zijn, maar wij kunnen het niet aannemen.'
'Mag het voor deze ene keer niet hier blijven liggen?' Ik tik op het pakje, als om de onschuld ervan aan te tonen, en leg het alvast ergens op de toonbank, waar het geen kwaad kan.
De klerk schudt zijn hoofd en duwt het pakje terug in mijn hand.
'Kunt u niet voor deze ene keer een uitzondering maken?' Klink ik al schril? Zeker is dat achter mij een rij klanten ontstaat.
'Wij kunnen geen verantwoordelijkheid voor dit pakje dragen zolang het niet inscanbaar en dus niet traceerbaar is.'
'Dat begrijp ik, maar waar bent u bang voor? Straks komt degene wiens naam op dat pakje staat het pakje afhalen. Dan is iedereen toch gelukkig?'
'Wij kunnen het niet aannemen.'
Zuchtend verwijder ik me, met medeneming van mijn verlies, en het pakje, uit de kantoorboekwinkel.
Buiten beleef ik een eureka moment. De sticker met de streepjescode zit nog in mijn tas! Ik heb de code bij me! Ik hoef hem alleen maar op het pakje te plakken! Dus dat doe ik, betreed de winkel opnieuw, huppelend – ik betrap de klerk nog net terwijl hij zijn beklag over mij doet bij een collega – en geef het pakje opnieuw bij hem af, als een hond een stok bij zijn baasje. Het scannen lukt. Juichend verlaat ik de winkel. Er is weer iets gelukt, vandaag.

Zaliger

Een rouwkaart voor de man zaliger van een weduwe op leeftijd van wie onzeker is of ze nog leeft: herstelstickeren voor het hiernamaals. Nee, zo makkelijk maak ik me er niet van af; ik zal de weduwe opzoeken op haar nieuwe adres, een beschaafd tehuis, om de post persoonlijk te overhandigen – als ze nog leeft; en dat doet ze.
Net zoals de laatste keer dat ik haar zag, rond kerstmis, zit mevrouw in de gemeenschappelijke ruimte. Niet aan tafel dit keer, maar op een stoel tegen de muur, als op een feestje. Ze is zo te zien naar de kapper geweest.
Alle ogen zijn op mij, en haar, gericht.
'O, wat ben je toch een schat,' zegt ze, als ik de rouwkaart in haar hand druk. 'Maar dat is niet voor mij,' voegt ze eraan toe.
'Maak maar open,' zeg ik.
'Dat doe ik in mijn eigen tijd.' Mevrouw heeft groot gelijk. Het gaat mij niets aan wie er dood is, laat staan haar reactie op dat nieuws.
'Nou, dan ga ik maar weer. Zet 'm op, hè?'
Ze knikt, drukt de rouwkaart tegen haar borst en kijkt de kamer rond. Zij heeft post. De rest niet. Dat kan niemand haar meer afnemen.



Niet chic

Een caramelkleurige vrouw met wild haar stapt van haar moutainbike en vraagt hijgend naar De Pijp. 'Is dat hier rechtdoor en dan bij de tweede stoplichten rechts? Of is het hier rechtdoor en dan bij de tweede stoplichten links?'
Ze praat druk gesticulerend, en wonderlijk geaffecteerd. Haar gebit is matig onderhouden.
'Bij de stoplichten rechts,' zeg ik.
'Ja, idioot!' gaat ze verder, 'ik heb jaren in de Pijp gewoond, en nu kan ik het niet meer vinden!'
'Waar woon je nu dan,' vraag ik. 'Op chic zeker?'
Ze schudt haar hoofd en begint hard te lachen. 'Nee, hè? Dat heb ik steeds! Door hoe ik praat. Kan ik er wat aan doen! Ik ben Marokkaanse uit Haarlem.'
'Zeker op een chique school gezeten?'
'Ook al niet! Ik ben een mavoklant...! Ik werkte in een restaurant, en als het dan lunchtijd was, dan zei ik, met die stem van mij, tegen een stel bouwvakkers: kom lanchen. Dat vonden ze zo gek!'
'Nou ja, als het maar niet saai is,' probeer ik het gesprekje tot een natuurlijk einde te brengen. Ik moet namelijk verder. Een postbode moet altijd verder.
Ze knikt naar de brieven in mijn hand. 'Dat heb jij, hè, saai. Ja, tenzij je die brieven openstoomt, dan is er misschien nog wel wat aan.'
'Doe ik wel eens,' berijd ik mijn stokpaardje, 'maar de inhoud valt tegen.'

Lieve Lul

Namen zeggen niks, weet ik als geen ander, maar de naam Lul was ik nog niet tegengekomen. Ik zie hem staan op een kaartje aan Lul H***. Aanhef: 'Lieve Lul.' Het blijkt een vrouw te zijn. De kaart is van haar vriendinnen. Lul zal hier dus liefkozend zijn bedoeld. Ik vraag me af of ik ooit een vrouw Lul heb genoemd (ik geloof van niet; misschien moet ik ermee beginnen), en van welke vrouwennaam Lul eventueel een afkorting zou kunnen zijn.

Verbazing

Een man met een verwrongen smoelwerk fietst langs en roept: 'Dat jij daar nog voor werkt! Voor die baas! Voor dat geld!' Ik weet niets anders uit te brengen dan: 'Bedankt!'

Appendix B. Papieren



'Goed dat jullie er zijn; waarom waren jullie er niet?' vroeg De Jeude op een constructieve, en toch ook licht verontwaardigde toon aan Z. en Ariane, die voor hem stonden als twee schoolkinderen die klassendienst hebben, en wachten op nadere orders van de meester. 'Wij waren er wel,' wierp Ariane tegen, 'alles was in gereedheid voor de ter aarde bestelling, maar toen liet u het afweten.' Z., die allerlei papieren bij zich had, voegde toe: 'Je leefde nog, De Jeude. Je was warm, je bloed stroomde. En dat was niet de afspraak. Ik ben nooit ingehuurd om jou levend te begraven. Daartoe ontbreekt mij de moed, ook al zou er nog zoveel tegenover staan... De gedachte dat jij misschien zou willen afzien, op het laatste moment, van je onderaardse wandeling, zonder terug te kunnen, je te kunnen bevrijden uit je zelfbedachte kastkist, vond ik ondraaglijk.' 'Dat is fideel van je,' piepte De Jeude, die, zoals altijd, op zijn vaste plek aan de keukentafel zat met een glas warme melk omdat hij geen koffie meer mocht drinken van zijn artsen (hij mocht eigenlijk helemaal niets meer van zijn artsen, behalve ademen, en dat deed pijn). 'Het valt me 100 procent mee, dat je me niet warm onder de grond hebt gestopt... Wat zijn dat voor papieren, Z.? Sinds wanneer draag jij papieren met je mee, wil je alvast de overdracht van dit fijne appartement regelen, zodat jullie er zo snel mogelijk in kunnen trekken?' Ariane keek eerst naar Z., daarna naar De Jeude, toen weer naar Z., en tenslotte naar de grond. Ze had ook naar haar telefoon kunnen kijken, of ze nog berichtjes had, likes of retweets, maar Ariane was zo'n meisje, zo'n heel schaars meisje, dat nooit naar haar telefoon keek, omdat ze geen telefoon had. Z. spreidde zijn papieren hoofdschuddend neer op de keukentafel voor De Jeude. 'Niets van dat al! Dat soort overdracht kan wachten. Bovendien zijn Ariane en ik van mening, dat samenwonen op een misverstand berust, een ongerechtvaardigde extrapolatie van de liefde... Maar eerst moeten we het over jouw einde hebben, De Jeude. Het geval wil dat wij in een van de beschaafdste landen ter wereld wonen, waar het einde niet aan het lot wordt overgelaten, om zo maar te zeggen, maar vervat is in precieze procedures.' De Jeude zocht naar zijn leesbril.