Dagboek van een onbestorven weduwnaar

Splinter

Zaterdagochtend. Mijn telefoon vind ik na lang zoeken terug onder het hoofdkussen van de bijna tienjarige, die eerst bij hoog en bij laag zwoor dat hij niet wist waar hij was. Ik laat hem zelf naar de provider bellen om de puk-code op te vragen. 'Zo bandietje, heb je een pen?' Even later zie ik dat hij ook nog op een laptop heeft geprobeerd een verboden want stom en verslavend spelletje te spelen. Ook dat had hij ontkend. 'Als je liegt, wat ik best begrijp, doe het dan wat geraffineerder. Wis je sporen, om te beginnen.'
De dochter (5): 'Ik mis mamma.' (Bis)
Zondagochtend. Ik word om 7 uur gewekt door een harde klap uit de kinderkamer, gevolgd door luid gejank. Ik spring uit bed om te zien wat er aan de hand is. Gevallen, snikt de dochter, van de trap naar het hoge bed, waar haar broer ligt. Wat deed ze daar? Gelukkig is ze troostbaar. Ze heeft alleen wat pijn aan de knietjes.
Vlak voordat de bijna tienjarige in de middag eindelijk zou worden afgevoerd naar een vier uur durend kinderfeestje (lasergamen in Spaarnwoude), komt hij over straat aan huppen op één voet: 'Ik heb een splinter!' Ik probeer het hoofd koel te houden, dat van hem en dat van mij, want splinters verwijderen is de afdeling van de moeder. Toevallig wil die net facetimen vanuit Buenos Aires.
'Weet jij waar een pincet ligt?'
'In het bakje in de zilveren la.'
De geprikte wordt met een iPad en snoep kalm gehouden, terwijl zijn splintervoet op advies van de buurvrouw wordt geweekt in een badje met soda.
Als ik diep met een speld in zijn zool peur gilt hij: 'Dit is de ergste pijn die er bestaat!'
Ineens heb ik de splinter eruit.
Het voelt als een triomf.
'Ik mis mamma.' (Bis)




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat jullie er zijn