4. Een poëtische oplossing



'IJs,' fluisterde Z., De Jeudes adviseur (onbezoldigd), en schoof zijn ontwerp voor de kastkist terug over het stroeve blad van diens gammele keukentafel. Z. was een man van vele talenten, maar zijn grootste talent bestond uit het bedenken van originele oplossingen voor alledaagse en, nou ja, niet zo alledaagse vraagstukken. (Dat hij dit talent niet te gelde wist te maken deed daar niets aan af.) Hij zag eruit als iemand die de dag in bed doorbracht, en dat was ook zo, hij beweerde dat hij daar de beste ideeën kreeg. 'Wat bedoel je met ijs?' vroeg De Jeude, terwijl hij zijn eigen tekening nog eens van alle kanten bekeek, 'ik zie het niet.' 'Dat is het hem nou juist,' zei Z. 'Je ziet het niet, maar het is er wel. Ideaal dus. Bovendien heb je dan meteen een oplossing voor je olfactoire overgevoeligheid... IJs is poëtischer dan glas, dat is ook wat waard, mensen zijn heden ten dage dol op poëzie.' Op dat moment barstte De Jeude uit in een hevige, aanhoudende hoestbui. Z. stond ondertussen op, liep naar de bank en ging liggen, zijn armen gekruist onder zijn hoofd, en zijn gestrekte benen gekruist bij de enkels, en sloot de ogen. Hij wist dat het zinloos was om De Jeude zachtjes op zijn rug te kloppen, glaasjes water aan te bieden en wat niet al. Na tien, max twaalf minuten blaffen en hijgen hield het kabaal ineens op, alsof iemand de stekker uit een apparaat had getrokken. De Jeude richtte zich met betraande ogen tot zijn adviseur, die vanaf de bank vervolgde, met een zelfingenomen grijns, zijn schedel rustend op zijn handpalm: 'Het mooiste is, binnen vierentwintig uur na de begrafenis is het ijsblok gesmolten en kan de dode aan zijn onderaardse wandeling beginnen. Wat wil je nog meer?'