Andere schepselen

1.

In alle vroegte een colonne luid snaterende ganzen

Of eenden; ik kan ze niet zien, ik hoor ze alleen.

Ze scheren voorbij, over het dak heen. Consternatie.

Waar gaan ze naar toe. Waar hebben ze het over.


2.

Een kraai die op een tak dichtbij gaat zitten.

Ik denk dat ik hem als enige hoor.

Hij krast vier keer, zwijgt, en krast opnieuw vier keer.

In de verte klinkt soortgelijk gekras.


3.

Ik heb twee wespenvallen gekocht,

Maar ik weet niet of ze werken.

Ze hangen aan de boom. Ze werken.

Massamoord in een mum van tijd.


4.

Er komt een muisje de hoek om kijken.

Zal wel een bosmuisje zijn.

Deinst niet terug voor stadsmensen.

Oogjes, oortjes. Ik ben ontroerd.


5.

Op het strand vind ik voor de zoveelste keer

Het bekende platte, witte, schuimachtige bot.

Sepia. Het rugschild van de sierlijke zeekat,

Een onwaarschijnlijk fantastisch beest.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat jullie er zijn