Tineke Altena, hoogleraar theoretische natuurkunde aan twee universiteiten, had, in de herfsttij van haar huwelijk, een deal met Ferwerda gesloten. Hij mocht rommelen wat hij wilde met zijn prijsnimf, zolang hij maar zeven dagen van de week ontbijt maakte, vier dagen avondeten, niet met zijn maîtresse op reis ging binnen Europa (daarbuiten mocht het quasi clandestiene liefdesduo zich ongans reizen aangezien Tineke een hekel had aan vliegen, en aan culturen met wie ze zich niet verbaal kon verhouden) en, dit was een dealbreaker: hij moest haar vier van de zeven nachten per week komen opwarmen in bed.
Een keer per maand behield ze zich het recht voor om zich op hem naar eigen inzicht uit te leven.
Het voordeel van dit arrangement, vond Tineke, was dat ze grosso modo met rust werd gelaten. De manier om door een man met rust te worden gelaten, zeker een man met de rusteloosheid van Jan Jaap Ferwerda, was om hem zijn pleziertjes te gunnen, zijn stokpaardjes te laten berijden al was het dan een stokpaardje dat, het werd zo langzamerhand pathetisch, hun dochter zou kunnen zijn – het kind, zo vergat Ferwerda nooit op te merken, dat Tineke zelf nooit had willen baren. Fysica was alles voor Tineke, meer nog dan seks, of die vorm van seks zonder sappen: muziek, of zelfs maar gastronomie (hetgeen zij, niet alleen fysisch gezien, aanstellerij vond). Een keer per maand wenste ze Ferwerda vast te binden in bed en hem af te ranselen met takken en twijgen die ze daarvoor op hun zondagse wandeling in het bos had verzameld. Dat Ferwerda bij die in theorie voor beiden opwindende afranseling kreten liet horen die tot aan de overkant van de straat hoorbaar waren, nam zij graag voor lief. Te enen male weigerde de overjarige jurist een washandje in de bek te nemen, zoals persende, half-ontsloten barenden dat plegen te doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn