Slaafje

Sophie Walraven


Telefoon van de glamourbejaarde. Ik weet al waarover het gaat. De tafel. Althans, het houten onderstel – een soort van antiek frame met vier dikke poten die aan elkaar vast zitten – dat iemand bij de afvalcontainer aan het begin van de straat heeft gedumpt. Toen ik dat ding zag dacht ik: misschien iets voor de glamourbejaarde, want ik had eerder al een tafelblad bij het grofvuil vandaan gehaald op haar verzoek, en daarvoor ook nog andere tafels bezorgd. Haar zoektocht naar de ideale tafel voor weinig kent geen einde.
'Is bij jou de lente ook begonnen?'
'Ja, heerlijk hè,' zegt ze. 'Zo blij dat die kou voorbij is. Kou is tot daaraan toe, maar die wind. Die wind is verschrikkelijk.'
'Inderdaad. Zeg... je belt zeker over die tafel.'
'Ja.'
'Zal ik hem eerst even opmeten, voordat ik hem naar je toe sjouw? Hij ziet er nogal zwaar uit.'
'Ik denk dat ik hem sowieso wil hebben.'
'Dan moet ik hem misschien meteen halen voordat iemand anders hem meeneemt.'
'Dat zou fijn zijn.'
Wie zelf iets op het oog heeft, denkt onmiddellijk dat anderen datgene ook op het oog hebben. Een misverstand. De halve tafel staat er nog steeds, eenzaam en verlaten. Gelukkig is hij minder zwaar dan ik dacht.
'Uw tafelbezorgdienst,' roep ik door de intercom met het ding op mijn schouder.
Ik hoor de glamourbejaarde lachen. Maar ik ben wel haar slaafje.
Als ik weer achter mijn computer zit om mij te wijden aan de Hohe Kunst, mompel ik tegen lieftallige: 'Jij zou precies hetzelfde doen, als je zo oud was als zij.'
Ze knikt.