De wil tot democratie (3)
Het probleem met de wil tot democratie is dat die nogal ambigu is, en ook onder druk staat, trouwens. Want wat is, om te beginnen, beter: een benevolente alleenheerser, die alles goed regelt zodat je nergens meer naar hoeft om te kijken en je helemaal positief apathisch laat zijn en je geen stembiljet ter grootte van een landkaart hoeft op te vouwen in je stemhokje? Of een rommelige democratie als de onze, die voortdurend een beroep op je doet? Met andere woorden, zou je je vrijheid willen opgeven in ruil voor minder gedoe? Ik soms wel, als ik die alleenheerser kon vertrouwen. Maar dat is nu juist het probleem, alleenheersers zijn per definitie niet te vertrouwen; er is bij mijn weten nog nooit een alleenheerser geweest die de corruptie van de macht kon weerstaan (ja, God, ja, Churchill en Eberhard van der Laan, maar die zijn allemaal dood). Een van de problemen van democratie is het inherente amateurisme waarmee het gepaard gaat. Natuurlijk is het sympathiek dat de regering het volk raadpleegt om na te denken over veiligheidsvraagstukken, maar wat weet het volk daarvan af? Het lijkt slim om als burger vol voor privacy te gaan, met de argumenten van Bits of Freedom in de hand, maar misschien is dat juist heel dom, zoals het ook dom is om je kinderen niet te laten inenten. De afweging die de referendumcommissie het volk heeft voorgelegd, kan iemand die geen veiligheidsexpert is, en/of IT-specialist, onmogelijk maken. (Het is ondertussen onsympathiek van de regering om dat referendum meteen weer af te schaffen.) Vertrouwen is het sleutelwoord hier. Vertrouw ik de regering? Wie vertrouwt wie nog, in dit tijdsgewrocht, wie heeft er g e e n dubbele agenda? Alleen pasgeborenen en comateuzen hebben geen dubbele agenda. Die hebben trouwens ook een broertje dood aan democratie.