Huidtinten
'Jezus, wat heb ik toch een rooie kop,' verzuchtte ik tegenover lieftallige, toen de achtjarige het portret liet zien dat hij van mij had gemaakt met gebruikmaking van het rekwisiet dat de vierjarige had gekregen als traktatie in de klas. Ik geef toe, er zijn ergere dingen, zoals een kind krijgen met Marfan, maar goed, cosmetische problemen zijn ook problemen.
'Jij hebt een ongelooflijk rooie kop,' beaamde lieftallige.
'Een kreeftenkop.'
'Zoiets.'
'Vooral als ie zo afsteekt tegen een groene achtergrond. Terwijl ik niet eens in de zon heb gezeten.'
'Ja. Net als je vader. Die is ook rood.'
Ze heeft gelijk; niet alleen in dat opzicht lijk ik op mijn vader. (Een ander opzicht is bijvoorbeeld dat ik liever niets onderneem dan iets, maar dit houdt denkelijk met onze roodheid geen verband.) 'Mijn moeder is bruin,' probeerde ik mijn pigmentaire achtergrond nog enigszins recht te trekken.
'Jouw moeder is geel,' zei ze. 'Net zoals je zus, en één van je broers. De rest is rood.'
Ik had nog nooit naar mijn familie gekeken in termen van rood en geel, maar opnieuw moest ik haar gelijk geven. Zij heeft, zijnde gediplomeerd fotograaf/fotoshopper, ook verstand van huidtinten.
'Ik hoop dat jouw pigmentaire achtergrond niet terugkomt in onze kinderen,' wilde ze nog kwijt.
Dat hoop ik ook niet. Niemand wil rood zijn.