Sjans/chance

Kitagawa Utamaro

Sjans, op een verjaardagsfeestje, van een vijfenzeventigjarige. Vorig jaar troffen we elkaar ook, op hetzelfde verjaardagsfeestje. Toen had ik ook al sjans.
Over dat woord. Nogal kinderachtig, zo fonetisch. Waarom niet chance? Goed, maar dan zijn de vragen nog niet beantwoord, want 'chance' kent het Frans niet in de betekenis die het Nederlands het geeft, althans niet in de woordenboeken die ik tot mijn beschikking heb. Ik vraag het Ewoud Sanders. Tot die tijd spel ik het op zijn Frans.
Toen ik binnen kwam, ik was wat laat, met vrouw en kinderen, zag ik haar al zitten in een hoek, maar ze zag mij niet. Ze was in gesprek, of wenste mij op dat moment te negeren. Nu denk ik het laatste, en dat dat onderdeel was van het spel.
Even later hees ze zich uit haar zetel, en begaf zich naar de drank en spijzen-tafel, waar ik mij ophield met alcoholvrij bier. Ik begroette haar met drie kussen op haar zachte huid, waarop zij zei: 'Wat een geluk te worden gekust door zo'n onwezenlijke knappe man als jij!' Ik wilde het compliment retourneren, hetgeen niet moeilijk zou moeten zijn, maar het lukte niet. Ik was niet snel genoeg. Ik kreeg de kans niet om haar mijn chance te geven.
Haar dochter liep langs, half ogenrollend.
De vijfenzeventigjarige begon op te sommen wat de voordelen zijn van het hebben van een man in en rond het huis. 'Een man is toch echt technischer ingesteld dan een vrouw.' Ik protesteerde dat ik mijzelf absoluut niet als handig beschouw, maar dat ik best een keer wilde langskomen in haar huis aan de kust, waar zij al jaren woont, als divorcée, in het gezelschap van diverse dieren.
'Dat zei je vorig jaar ook...' riep ze verontwaardigd, of gemaakt verontwaardigd uit. 'Maar je komt tóch niet!'
'Jawel,' zei ik. 'Ik kom wel. Ik beloof het.'