Project Kansloos

'De doden hebben het goed voor mekaar,' verzuchtte ik.
'Hoezo dat dan?' wilde lieftallige weten.
'Die hoeven niet te leven.'
Reden voor mijn moedeloosheid was het project dat ik onderhanden had genomen: het vervangen van de vertiefte spiegeldeurtjes van het badkamerkastje. Het demonteren was tot daaraan toe, maar toen ik al te voortvarend met mijn zojuist aangeschafte glassnijder te keer ging in het door mijn schoonouders royaal ter beschikking gestelde spiegelglas, ging de boel aan diggelen. Symbolisch?
Kan wezen, maar ik moest naar de Jamma voor nieuwe spiegels. Thuis maakte ik met een glasboor (waarvan ik het bestaan tot dan toe niet afwist, maar ik het met terugwerkende kracht wel kon vermoeden) een gaatje van 5 mm voor het kastdeurknopje.
Pang! daar barstte de spiegel van het linkerdeurtje, die ik tot mijn eigen verbazing zo mooi op maat had weten te snijden. Ik vloek niet vaak, maar hier was het terecht. Ik besloot de Jamma te ontwijken, en deze barst te accepteren. (Leven is barsten accepteren.) Ik begon de barst zelfs charmant te vinden, jeugdig, inspirerend.
Een nieuwe vloekpartij galmde door de badkamer toen bij de montage bleek dat ik een van de deurknopjes diametraal verkeerd had gesitueerd: rechtsboven in plaats van linksonder.
Dit foutieve, nutteloze kastdeurknopje zou de gebruiker van de spiegel steeds opnieuw herinneren aan de onhandigheid van de monteur.
Soit!
Pas toen de spiegel van het andere deurtje ook barstte tijdens het, tot nieuwe vloekpartijen aanleiding gevende vastschroeven, kon niet langer van een doe het zelf klus, maar alleen nog van een not so ready made kunstwerk worden gesproken.
De vraag die mij alleen nog bezighield was hoeveel stomende douchebeurten de lijm aan zou kunnen, waarmee de spiegels aan de deurtjes waren bevestigd. De tijd gaf hier uitkomst.
'Dit  k a n  jij gewoon niet!' luidde het lieftallige commentaar toen ik haar had uitgenodigd een kijkje te komen nemen. 'Dat is niet erg, maar  d o e  het dan ook niet!'