In een verhaal van Tsjechov getiteld Een ambtenaarsexamen moet een postbode voor zijn promotie tot 'college registrator' een examen afleggen in allerlei vakken, maar met name in de Wetenschap der postboden, namelijk aardrijkskunde. Maar de aardrijkskundeleraar, Galkin, heeft de pik op hem, weet de postbode zeker, omdat hij hem een keer zijn plaats wees in het postkantoor.
Op zich een weinig opzienbarend negentiende eeuws verhaal, behalve dan die heerlijke toevoegingen, zoals dat Galkin, toen hij dronken was, met zijn biljartkeu uit het raam hing van een café en naar de postbode riep: 'Kijk eens heren naar die gebruikte postzegel, daar gaat-ie.'
Ook geestig is het aardrijkskunde-examen zelf, waarvoor hij dus zogenaamd moet zakken. Eerste vraag: 'Wat voor regering is er in Turkije?' Antwoord van de postbode: 'Een Turkse.' (Fout. Moet zijn: 'een constitutionele'. ) Tweede vraag: 'Welke bijrivieren heeft de Ganges?' Antwoord: 'De Ganges, dat is een rivier ergens in India, die uitmondt in de oceaan...' 'Dat vraag ik u niet. Welke bijrivieren heeft de Ganges?' Enzovoorts, enzoverder tot in de eeuwigheid amen. Natuurlijk zet de postbode het op een huilen: dit kunnen ze hem niet aandoen, hij gaat bijna met pensioen, hij heeft de speciale pet voor de gepensioneerde al besteld... En hij zakt ook niet voor zijn examen, omdat het louter een formaliteit is. Tsjechov is genadeloos voor zijn personages, maar nooit onnodig cru.