'Ik ben blij dat hier nog wat bloot hangt,' zeg ik tegen mijn nieuwe garagist, terwijl ik knik naar een grote Würth-kalender met een geheel ontkleed, maar toch decent poserend wichtje. Mijn oude garagist voerde geen bloot op de werkvloer of in kantoor, en mijn bandenman heeft ook alleen maar keurige, blootvrije kalenders aan de muur hangen, en sowieso wordt bloot in het openbaar met uitsterven bedreigd – hetgeen wonderlijk is, gegeven de voortschrijdende ontbloting in de privésfeer.
'Ja, prima toch?' zegt de garagist, terwijl hij mij voorrekent hoeveel honderden euro's ik nu weer kwijt ben.
'Het hoort bij een garage.'
'Zo is dat. In al die jaren dat ik hier werk heb ik één keer een afkeurende opmerking gekregen. Van een vrouw. Zo van tsk-tsk-tsk. Toen heb ik gezegd: ik heb er geen problemen mee. Als u er wel problemen mee heeft, is dat uw probleem.'
Ik word tijdens zijn tautologische argumentatie nog eens afgeleid door al het gewassen vrouwenvlees aan de muur, dat zo'n contrast vormt met de troep in de garage en de monteurs die onder het smeer zitten. Oogsnoep, vermoedelijk, om ze te herinneren waarvoor ze het ook allemaal weer doen.
'Men vindt dat het niet meer kan,' zeg ik. 'Bloot op de werkvloer.'
'Wie? Waarom, in vredesnaam?'
'Weet ik ook niet.'
'Ik snap niet waarom het zo'n issue is,' drijft mijn nieuwe garagist zijn reeds gemaakte punt verder, alsof hij een bout vastdraait. 'Ik weet niet beter, ik z i e het niet eens meer.'
Als ik thuis achter de computer de Frauenkalender nog eens doorneem, strictly for research purposes, valt me op dat Würth ook braver is geworden, althans vergeleken met de jaren negentig, toen er nog volop werd geposeerd op en rond auto's en garages, met hier en daar zowaar een borst i n c l u s i e f tepel.