Ik was als eerste aanwezig. A. is niet een vrouw die wacht, maar die op zich laat wachten, en terecht. De gay ober (die ik trouwens niet eerder gezien had bij P., maar dat zegt niets, misschien was hij een corona-aanwinst), pompte een kwakje desinfecterend middel in mijn handpalm, en vroeg naar mijn email en telefoonnummer, om een reservering te kunnen maken. Een reservering maken op het moment van binnenkomst heeft iets kafkaesk. Als we een app hadden, was het niet nodig geweest, maar we hebben geen app.
Ik nam plaats bij het raam. Een van de aantrekkelijkheden van uitgaan is naar andere mensen kijken. De voyeur in mij had het naar de zin.
A. arriveerde, in een goed humeur. Ze was niet natgeregend, en ze had opdrachten gekregen, en niets brengt A. in een beter humeur dan een opdracht.
Wijn? Eigenlijk hadden we ons voorgenomen om wijnloos te blijven vandaag, maar ja, J. had een baby gekregen, en uit lunchen gaan zonder wijn is toch zoiets als vrijen zonder kussen. Ik had zin in de Gruner Veltliner, maar die kostte, herinnerde ik me van pre-corona, het toch niet misse bedrag van 9,20 per glas – ver boven mijn stand (zelfs met inbegrip van TOZO). A. zei: ach, doe maar. (Een goede reden om van haar te houden.) Zelf nam ze een riesling, die niet bloemig was, zoals ze had gewild, maar wel boterig.
'Zouden er culturen bestaan,' vroeg ik me hardop af toen we aten, 'zonder restaurants? Waar mensen misschien wel bij vrienden eten, bij familie, enzovoorts, maar niet op een plaats waar relatieve onbekenden koken voor geld?'
A. meende van niet. Ik ben geen cultureel antropoloog, maar het leek me een aardig onderwerp. 'Eskimo's, ik bedoel inuit, hebben die restaurants?'
'Misschien culturen waar ze geen geld hebben.'
'Geld is een ruilmiddel. Je kunt alles als ruilmiddel gebruiken.'
We toastten op J.'s baby, Evi heette ze, en natuurlijk op de horeca. Alleen dieren hebben geen restaurants. Restaurants maken ons tot mensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn