Ah, de bevrediging van het apocalyptische schrijven. Bovenstaande las ik aan het eind van 'De morgen loeit weer aan' van Tip Marugg. Als literatuur de lezer in staat stelt naar een andere plek te reizen die zij nog niet kent, zonder van haar krent te hoeven komen, dan is Marugg in zijn missie geslaagd. In nog geen honderdvijftig pagina's neemt hij je mee naar de zelfkant van een Caraïbisch eiland, naar een wereld die niet meer bestaat en tegelijk altijd heeft bestaan. Deze roman bevat vele parels. De jeugdherinneringen aan de naïeve priester-oom in Venezuela, die gevangenissen bezoekt. Of de boer die zijn arm in zijn moeizaam barende koe steekt, daarbinnen het vastzittende pootje van het ongeboren kalf rechtzet, en voor deze daad bedankt wordt met een lik over zijn hand van de moeder. Of de kijvende vrouwen uit het dorp die een geheel eigen methode voor conflict resolution hebben: ze stellen zich op aan weerszijden van de rivier en beginnen elkaar verrot te schelden. Dorpelingen kiezen partij. Als de woorden op zijn, volgt het moddergooien. (Zouden we hier ook moeten doen. Mediator onnodig.) Maar het mooiste beeld dat Marugg schetst is van de ik-figuur, een homo tragicus die zijn laatste nacht op de veranda doorbrengt met vier (elkaar hatende) honden en whisky en bier binnen handbereik. Is De morgen loeit weer aan de Nederlandse, of beter gezegd, de Caraïbische Under the vulcano? Misschien. Hoe dan ook: wie gaat dit meesterwerk verfilmen?
De zelfkant van een eiland
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn