Terug in Parijs

Léon Lhermitte, Les Halles, 1895

We waren benieuwd of de zwerver, ongeveer van mijn leeftijd, die van de zomer in ons straatje in het 10e met zelfgemaakte schoenen en een rugzak dag en nacht de wacht hield, er nog steeds zou zijn. Dat bleek niet het geval. Verhuisd – hoewel je van verhuizen eigenlijk niet kan spreken – of dood neergevallen en afgevoerd? Ik weet niet wat ik moet hopen. Wel was er een vestiging van G-Star Raw bij gekomen, inclusief anti-zwerver beugels voor de etalages. Die waren niet voor onze oude zwerver bedoeld want die sliep staand tegen een geparkeerde auto (niet de onze).
Het appartement troffen we in dezelfde, verrukkelijke staat aan (dus met overal waar je kijkt boeken), met dit verschil dat de achtjarige de Wii niet opgestart kreeg – dezelfde Wii waar hij zich zo op had verheugd en die 80 % van de reden uitmaakte om überhaupt naar Parijs te willen (de overige waren croissantjes en het ligbad, beiden voor 10 %). Gelukkig – voor ons – wist hij een andere game aan de praat te krijgen.
Vandaag op pad met als doel Irving Penn in het Grand Palais. Ik stelde voor te gaan fietsen, of desnoods met de metro, maar dat leverde al meteen de eerste vakantie-kissebis op: lieftallige wilde per se met de bus. Lopen dan maar, met de kleintjes in ons kielzog op de step. Dat ging wonderwel fantastisch, totdat de vierjarige niet meer wilde steppen. Dat betekende tillen, zowel de vierjarige als de step, dus eenmaal bij Grand Palais aangekomen, had ik geen zin meer in Irving Penn. Een versnapering in de cafétuin van het Petit Palais dan? Op weg daarheen stuitten we op een reusachtig, levendig schilderij van de Hallen. We zijn er even voor gaan zitten. 'Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is... een kip.' 'Dood of levend?' 'Levend.' 'In de grote mand.' Enzovoorts, enzoverder tot in de eeuwigheid amen.