Groningen

'Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een vat of zet haar onder een bed, maar hij zet haar op een standaard opdat wie binnentreden het licht mogen zien,' las ik op een willekeurig opengeslagen pagina van de hotelbijbel die ik, enigszins tot mijn verrassing, aantrof in het University Hotel, waar ik mocht overnachten van lieve literair dispuut Flanor, dat mij had uitgenodigd voor een lezing. De gratis verstrekte oordopjes op het hotelkamerbureautje verontrustten mij enigszins, maar het was pas zes uur, we zouden wel zien hoeveel overlast deze studentenstad mij ging bezorgen.
Voor het Javaans Eetcafé werd ik opgewacht door het lieve bestuur: vier prachtige studenten in de bloei van hun leven, en nog geïnteresseerd in literatuur ook – waar heb ik dit allemaal aan verdiend? Gelezen hadden ze mijn roman nog geen van allen, hoewel sommigen er in waren begonnen, maar dat was bijzaak.
'Wat doe ik hier eigenlijk, op deze planeet, of waar dan ook?' vroeg ik me af terwijl ik de Vegetarische Rijstschotel die ieder van ons had besteld naar binnen schoof, maar dat vraag ik me wel vaker af.
Spoorslags naar de Graanrepubliek, die op vijf minuten lopen bleek te liggen. Het met boeken bepakte, lieve bovenzaaltje vulde zich allengs met studenten/leden van Flanor, plus twee mystery guests. Een meisje vroeg of iemand trek had in een pannenkoek. Ik heb vaak trek in een pannenkoek, maar niet net na een rijstschotel, al was het een vegetarische.
'Hallo allemaal, nice dat jullie zijn gekomen,' sprak de voorzitter van Flanor, een lieve kunstgeschiedenisstudente, die ik wel mee naar huis had willen nemen, opgeruimd. 'En dan geef ik nu het woord aan Viktor.'
Ik had last van zenuwen, maar het waren goede zenuwen. Iedereen luisterde aandachtig naar het hoofdstuk De vergadering, waarin een sfeer wordt geschreven die niet verder af kon staan van de sfeer die thans in dit bovenzaaltje hing. Een niet-lieve sfeer, zou je kunnen zeggen.
Tijdens de discussie over de vernederingscultus van het corps bekende een blond meisje met springerige wenkbrauwen dat ze in therapie moest na een jaar lid te zijn geweest Vindicat.
'Ik moest ook in therapie,' zei ik, begripvol. Om er onmiddellijk aan toe te voegen: 'Het kan nooit kwaad om in therapie te gaan.'
Rond middernacht verheugde ik me op mijn University Hotel. Onderweg erheen stuitte ik op twee overlastgevende studentenhuizen, alsmede een groepje brallende studenten. Hun gedrag maakte dat ik mij enigszins ongemakkelijk voelde in mijn witte pak en mid life strohoed. Maar het 'Hé, kankerhomo, waar ga je naar toe?' bleef uit en ook de oordoppen konden in de verpakking blijven.