Eettentjes



Vakantievieren in een stad als Parijs, dat 13.822 restaurants telt (of wat daarop lijkt), is vooral mogelijkheden verkennen om te eten. Op de eerste avond van ons verblijf dacht ik een charmant tentje te hebben gevonden in de straat, gerund door een Thais tantetje met sproeten, dus ik sleepte mijn kinderen mee naar binnen en zette ze aan een kleine formica tafel achter de cola. 'J'attends ma femme,' verklaarde ik ongevraagd aan het tantetje mijn traagheid om te bestellen. Ze knikte, ging op een stoel staan om iets te pakken van een hoge plank. Dat was wel een grappig gezicht. Aan tafel werd druk geschermd met eetstokjes. Toen kwam ma femme. 'Hebben jullie nog niet besteld?' 'Ik wachtte op jou,' zei ik. 'Maar we gaan hier niet eten! We nemen het mee naar huis!' Ik zag niet in waarom we hier niet konden blijven, maar goed, c'est la femme qui etcetera, dus we bestelden, en opmerkelijk gauw (dat moest een magnetron zijn, maar opwarmen is opwarmen) werden de kartonnen doosjes, die me aan New York deden denken, bij ons afgeleverd. Openstaand. Ik vouwde ze weer dicht. Nu kwam het aan op betalen. Ik gaf het Thaise tantetje een briefje van 20. Ze keek heel lang, heel moeilijk, naar haar grote rekenmachine. Toen heb ik zelf maar het wisselgeld uit haar kassa gehaald, terwijl ik hardop de rekensom maakte. Thuisgekomen stortten we ons vol goede moed op de pad thai, die inmiddels lauw geworden was (of nooit heet was geweest to begin with), en bijzonder slecht smaakte, maar ma femme en ik deden alsof onze neus bloedde. 'Ik moet kotsen!' riep de achtjarige uit, met zijn mond vol, en haastte zich naar de WC. Gisteravond hadden we meer succes bij een piepkleine pizzeria om de hoek, die luide house draaide, waar de vierjarige, staand op haar stoel, wulps op danste.