Kopkluiven



Een schrijver die is kopgekloven door Propria Cures kan drie, eigenlijk vier dingen doen. Hij kan gaan uithuilen bij zijn moeder. Hij kan een brandbom naar binnen gooien bij de PC-redactie (pas op voor de Groene!) en gaan uithuilen bij zijn moeder. Natuurlijk kan hij ook bij zichzelf een brandbom naar binnen gooien, gaan uithuilen bij de Groene en net doen alsof er niets gebeurd is. Maar er is nog een mogelijkheid. Een schrijver die is kopgekloven door Propria Cures kan in de spiegel kijken en zich afvragen of zijn haar nog goed zit. Als het antwoord luidt: ja, toch wel, op een bepaalde manier, dan kan het zijn dat het kopkluiven pretty-pretty onvoltooid is gebleven, dat de schedel nog aan een draadje hangt, dat de neocortex onbeschadigd is en dat er in principe prima doorgeschreven kan worden aan het oeuvre (wel even op tijd aankloppen bij het Letterenfonds).
In Angelsaksische landen bestaat de traditie van het roasten, het op speelse wijze afbranden van een gearriveerd persoon die dat toch wel kan lijen omdat hij nu eenmaal gearriveerd is. De arrivé laat zich de plaagstootjes 'sportief' welgevallen. Ik heb zulke roasting sessies nooit erg veel aan gevonden, omdat van te voren vast staat dat het allemaal niet gemeend is, dat ze maar een spelletje spelen, dat ze straks weer als vrienden enzovoorts, enzoverder tot in de eeuwigheid, amen.
Het doet, met andere woorden, geen pijn.
Doet het kopkluiven van Propria Cures dan wel pijn? Dat hangt af van de vraag of de tirade goed geschreven is. Dat was bij 'Fröbelaar' niet het geval, vond ik, en ik was niet de enige. Als iemand namen van personages uit een roman begint op te sommen en lukraak lappen tekst citeert (vooral uit het begin van het boek), dan weet je: die is haar stuk tot de vereiste lengte aan het oppompen omdat ze haar huiswerk niet heeft gedaan.
'Lui!' zou mijn moeder roepen. 'Gewoon: lui!'