(Geen) lucht

Nadat de klerenkastvormige steward in het gangpad verveeld heeft uitgelegd hoe je het zuurstofmasker omdoet voor het geval de lucht wegvalt in de cabine, en de achtjarige naast mij uitvoerig de pictogrammen heeft bestudeerd op de veiligheidskaart uit de sleuf van de stoel voor hem, vraagt hij: 'Waarom moet je eerst het masker bij jezelf omdoen en daarna pas bij anderen?'
Goede vraag. Hier raakt de achtjarige aan een fundamenteel ethisch beginsel.
'Stel voor de lucht valt weg in de cabine en ik doe eerst een masker bij jou om, wat gebeurt er dan?' 'Dan krijg jij geen lucht, pappie.'
'Daarom moet ik het masker eerst bij mezelf omdoen.'
'Maar dan krijg  i k  toch geen lucht?'
'Nee. Maar als ik mijn eigen masker om heb kan ik jou beter helpen.'
'En zij dan?' De achtjarige wijst naar de driejarige die een stoel verder op een 'booster seat' aan de raamkant zit, niet om van het uitzicht te genieten, maar om het plastic luikje alsmaar omhoog en omlaag te doen.
'Als ik eerst mezelf en daarna jou help,' ga ik dapper verder, 'dan kunnen wij samen jouw zusje helpen het masker om te doen.'
Ik ben eigenlijk wel in mijn nopjes over de uitleg, maar de achtjarige blijft sceptisch.
'Weet je wat,' zegt hij na een tijdje, 'ik hou mijn adem wel in.'
Alsof de goden ons gesprek hebben afgeluisterd, krijgen we boven de Alpen te maken met flinke turbulentie. Ook de klerenkastvormige steward wordt vriendelijk verzocht zijn gordel om te doen. Halfschertsend roep ik tegen lieftallige: 'Alle royalties naar de gymnasiast.' De kleintjes naast mij echter hebben de grootste pret. Wat hen betreft kan er niet genoeg turbulentie zijn.