De kleine boekhandel

Meteen bij binnenkomst in de hoge, kleine boekhandel, vroeg de boekhandelaar, veilig verschanst achter zijn met stapels boeken opgetaste balie: 'Kan ik ergens mee helpen?' De schrijver schrok enigszins; hij was gewend dat hij met rust werd gelaten, of eigenlijk genegeerd, dat kwam op hetzelfde neer. Hij dacht: ik kan eerst rondneuzen, de titels die ik wil hebben niet vinden maar wel andere, en me daarmede eindeloos onledig houden, of ik kan meteen informeren of de boekhandelaar de titels in huis heeft. Hij koos, niet alleen uit efficiëncy, maar ook om de boekhandelaar iets te doen te geven, voor het laatste.
De boekhandelaar, pijp in de mond, bril scheef op de neus, kwam achter zijn vesting vandaan, en rukte in één moeiteloze beweging de eerste van de twee titels uit de bakken. Dat was geen prestatie, omdat het een recente bestseller betrof, maar toen de boekhandelaar een trap besteeg en ook titel 2 uit de kast plukte, kon het geluk niet op. (Titel 2 was ook een bestseller, maar geen recente, en alleen in Polen.)
'Als je mijn boek nu ook nog op voorraad hebt, dan kan mijn dag niet meer stuk,' zei de schrijver. Dit bleek niet het geval, maar de boekhandelaar had er toch maar drie exemplaren van verkocht, zag hij op zijn zo te zien vooroorlogse computer.
Waar blijft de oud-uitgever in dit verhaal? Hier: op een stoel met iets te lezen op schoot. Hij had het baardje van een magiër, een priemende oogopslag en een oudemannenbuikje. Te oordelen naar de wederzijdse, liefkozende plagerijtjes, waren de boekhandelaar en de oud-uitgever op vriendschappelijke voet met elkaar. De schrijver toonde, op zijn mobiel, het omslag van zijn forthcoming titel aan de boekhandelaar. 'Verschrikkelijk!' riep de boekhandelaar over de typografie. 'Afschuwelijk!' riep de oud-uitgever over de verknipte foto. 'Jullie lijken mijn moeder wel,' zei de schrijver, 'die vond het omslag ook niet om aan te zien.'
Het werd nog een geanimeerd gesprek, daar in de boekhandel, over omslagen, uitgeven, boekverkopen en oplagen. Opeens schreed er een luchtig gekleed meisje binnen met een rugzak. Ze bliefde niet geholpen te worden. Ze struinde/grasduinde tussen de boeken door, om even later ergens te gaan zitten lezen.
Alleen al voor dit meisje, dacht de schrijver, moet deze boekhandel blijven bestaan.