Kleine overwinning
Die avond reed ik naar Haarlem met een lege tank. Althans, de wijzer stond in het rood maar het lampje brandde niet. Ik was aan de late kant, dus ik dacht: ik tank op de terugweg. En inderdaad, op de terugweg, de wereld was donker en leeg, vond ik een onbemande tank. Toen ik voorbereidingen trof om te tanken – me verheugend over de lage benzineprijs – bleek ik mijn beursje niet bij me te hebben. Geërgerd vertrok ik weer. Een mede-weggebruiker zwaaide dat ik het klepje van de benzinetank had opengelaten. Wacht even, dat betekende dat de benzinedop, die ik op het dak had gelegd... het ruime sop had gekozen. Ik stopte bij een bemand tankstation en sprokkelde alle munten die ik in het dashboardkastje vinden kon bij elkaar. Winst: twee liter benzine. De man in het station gaf me attent een emmer mee met tankdoppen achtergelaten door slordige tankers als ik om uit te proberen op mijn tank. Ze pasten niet. De man verzekerde me dat de dop waarschijnlijk nog in de buurt van de onbemande tank zou liggen. Nu denkt u: hij vond hem terug en ziedaar de kleine overwinning, maar zo makkelijk is het niet. Zo makkelijk is het nooit. Ik kon de onbemande tank niet terugvinden, terwijl het tanklampje wel ging branden. Naar huis dus. De volgende dag naar de sloop aan de Amstel. De man in het kantoortje – blinkende steen in de oorlel en op de onderarm een CHANTAL-tatoeage –, stopte met het ordenen van met balpen beschreven kartonnetjes. Ik wilde hem volgen het autokerkhof op, maar hij gebaarde dat ik moest wachten. Ik zag hoe hij als een hagedis tussen de wrakken verdween en opmerkelijk snel terugkeerde met mijn dop in zijn hand.