Lunch in Antwerpen



Lunch in Antwerpen: research voor mijn nieuwe roman. Klinkt als een snoepreis. Is het ook. In de trein, als om mij heen het landschap in glitterend zonlicht aan me voorbijtrekt, bedenk ik dat Antwerpen toch eigenlijk wel soort van in een ander land ligt, en dat Europa, Schengen of zelfs maar de Benelux nog niet dermate geïntegreerd zal zijn dat je daar OV-kaartmatig heen kunt chippen. Dit blijkt inderdaad het geval. Ik kan in Rotterdam een retourtje Roosendaal – Antwerpen kopen maar dan mis ik mijn trein. Online een kaartje kopen blijkt niet zo ingewikkeld, als je het installeren van een app, online bankieren, en wat niet al niet als ingewikkeld beschouwt. Leven is wandelen door een zee van stroop, maar als het openbaar vervoer meewerkt, is er heel wat gewonnen.
Waarin verschilt Antwerpen van Amsterdam en waarom vind ik die stad daarom leuk(er)? De blinkende, gruizige diamantairs rondom het station. Den Botaniek (zie hierboven). Op de Groenplaats drink ik een Westmalle Tripel in de zon, maar aan pinnen doen ze niet – alleen zwart geld. In een shopje gerund door een hipster met sik, knoopsgaten in zijn oorlellen en een vierkante zonnebril op valt mijn oog op Moet just niks. Zo'n t-shirtlijn kan ik ook beginnen, en ik zou het ook moeten doen, moneywise, maar ik heb het niet gedaan. Bij Leonidas, dat, hoe krijgen ze het voor elkaar, nog steeds een monopolie heeft, hoor ik in het Frans bestellen waardoor ik het ook wil, maar ik doe het niet, want dat zou onzin zijn, en ik zou denkelijk onmiddellijk worden gecorrigeerd. Bij het wisselgeld vind ik drie centjes, aandoenlijk op een hoopje. 'Die zijn bij ons allang afgeschaft.' 'Zulks heb ik gehoord ja,' zegt de winkeldame die een opmerkelijke overeenkomst vertoont met de vrouw van Abraracourix.