Dopje
Vlak voor de finale van het ABN/AMRO tennistoernooi, dat ik met mijn vader bijwoon, om hem, namens Medische Broer, die dit uitje eigenlijk had bekokstoofd maar zelf niet kon omdat hij moest skiën, Roger Federer in levende lijve aan het werk te laten zien, de oudste nummer 1 van de wereld ooit, ga ik een flesje spa halen, maar ik krijg het dopje niet mee.
'Mag ik niet meegeven,' verontschuldigt de barjuffrouw zich.
'Het is voor mijn vader.'
Ze blijft nee schudden en haalt haar superieur erbij, een vlotte jongen met een kuif. 'Kunnen we niet aan beginnen, meneer.'
'Het is voor mijn 88-jarige vader,' leg ik nog eens uit, 'die wil graag een dopje op zijn flesje. Misschien wil je een uitzondering maken.'
'Sorry,' zegt hij, 'als ik voor iedereen een uitzondering ga maken –'
'– dan zou het geen uitzondering meer zijn,' onderbreek ik hem, maar hij houdt voet bij stuk. 'Mag ik vragen w a a r o m het flesje doploos moet blijven?'
'We willen niet dat mensen met doppen gaan gooien. Ik begrijp dat dat risico bij uw vader misschien niet bestaat, maar ik kan er helaas ook niets aan doen.'
Ik ben net op tijd terug voor de pre-game show met Afrojack, die letterlijk uit de lucht komt vallen, onder luid discogedreun en met zwaailichten. 'Verschrikkelijk,' zegt mijn vader.
De aangekondigde droomfinale tussen Federer en Dimitrov is binnen een uurtje gepiept; na de eerste paar ballen weet je dat Federer de tien jaar jongere, in het roze geklede Bulgaar met weinig games naar huis gaat sturen. 'Wie gaat er dan ook in het roze de baan op?' zegt mijn vader.
Recht voor ons zit een Federer-fan, die het hardst klapt op momenten dat zijn tegenstander een (onnodige) fout maakt.
Als ik een dopje had gehad had ik het naar zijn hoofd gegooid.