Dwepen

Afbeeldingsresultaat voor charlie chaplin
Chaplin in The Great Dictator



Motto
Wie niet liefheeft wordt gezien
Wie niet liefheeft wordt gezien
Herhaal de gedachte elke dag
Wie niet liefheeft wordt gezien
Lucebert

Ziehier het motto uit de debuutroman van kunstvriendin Persis Bekkering, getiteld Een heldenleven, net verschenen bij Prometheus. Toen ik dat motto las, dacht ik: ah, maar natuurlijk, Lucebert. Welke Nederlandse schrijver dweept niet met Lucebert? Ikzelf, in mijn eigen debuutroman FAKE, in 2008, liet de vermeende weduwe in de overlijdensadvertentie die ze had gezet voor de hoofdpersoon, pagina 238, eveneens dwepen met Lucebert:

Eindelijk de lege weg
De eindeloze lege weg

Let op de overeenkomsten tussen die twee Lucebert-citaten. Herhaling als een bezwering, van een eenvoudig beeld of een eenvoudige gedachte. (Net zoals in de reclame te doen gebruikelijk. Alles van waarde is weerloos zit even diep in mijn brein geëtst als Miele, er is geen betere, U moet de groenten van Hak hebben en thee heeft zoveel charme en toch blijft thee heel gewoon.)

Het dwepen met Lucebert zal denkelijk iets afnemen na de onthulling dat hij er als negentienjarige nazistische, inclusief anti-semitische, ideeën op nahield, en zijn brieven ondertekende met Sieg heil – lang geleden, uiteraard, en: jeugdzonde enzovoort (waar ligt de cut off age voor jeugdzondes?), maar toch.

Een vraag die zich bij mij opdringt is: nu we weten dat hij er nazistische ideeën erop nahield, verandert dat iets aan zijn werk? Ga je anders naar zijn werk kijken? Natuurlijk ga ik anders naar zijn werk kijken. Daarom vind ik de conclusie van Lucebert biograaf Wim Hazeu, dat hij het werk van Lucebert tegen het licht heeft gehouden, en in zijn duizenden dichtregels geen nazistisch, dan wel nationaal-socialistisch gedachtengoed tegenkwam, nogal simplistisch.

Lees die citaten hierboven nog eens over. Zonder nu te willen scherpslijpen en Lucebert meteen maar bij het grofvuil te zetten, geven deze teksten, in the light of what we know, toch een vreemde smaak in de mond.

Het absolutistische zit erin, de verheerlijking van iets (maar wat dat iets is, blijft geheim; of toch: de dood, of, zou het kunnen?, de haat), dat lijdt geen twijfel. In die zin is de poëzie van Lucebert misschien wel zwart-romantisch. Het ware leven of de dood – zoiets. Maar wat is dat ware leven dan?  De socialistische heilstaat? Een leven zonder Joden?

Of ben ik nu aan het hineininterpretieren?

Je zou eigenlijk op je hoede moeten zijn voor iedere tekst, en daarmee iedere schrijver, die niet op enigerlei wijze spot drijft met zichzelf.