Yani Sheng: Play Time |
Ze woonden al tien jaar samen in een piepklein appartementje op de vijfenvijftigste verdieping van een flat in Harajuki, waar de ramen niet open konden (gelukkig niet), en ze eigenlijk ook geen uitzicht hadden, tenzij je de eeuwige beerput van een mall die maar niet afkwam een uitzicht wilt noemen. Er stond bijna niets in hun appartement, afgezien van wat geluidsapparatuur en een bankstel en een tafeltje, omdat ze, zoals ze vrijwel dagelijks tegen elkaar en tegen de spiegel zeiden, als een soort mantra, dat ze alleen elkaar nodig hadden.
Ze waren over het algemeen goed gemutst, maar soms ging er wel wat mis, zoals in elk 'huwelijk' (ze waren niet getrouwd, maar zo voelde het), en dan kon met name Naomi uit haar slof schieten. Volgens Naoki, die eindeloos geduld had met zijn geliefde, kwam dat omdat ze alleen met haar dove moeder was opgegroeid in Hokkaido, en als meisje haar emoties niet had kunnen uiten behalve door haar haar uit te trekken en onbegrijpelijke haiku's te schrijven.
Haar woede-uitbarstingen vertoonden een patroon. Als Naomi bijvoorbeeld haar bankpas kwijt was, of ze had zich verslapen voor een afspraak, dan zette ze snoeiharde deathcore op en ging eerst met glazen gooien, daarna met borden en uiteindelijk met flessen. Altijd tegen dezelfde muur, namelijk de muur waarop Naoki, die 's nachts, als hij inspiratie had, werkte als beeldend kunstenaar (eigenlijk droomde hij ervan beeldend kunstenaar te zijn), een droompoesje had geschilderd, een vreemd poesje met een bal. Door al dat brekend glaswerk was de muurschildering wel iets aangetast, maar Naoki hield vol dat hierdoor zijn kunstwerk alleen maar mooier was geworden.
Echte liefde.
Buren klaagden, maar na een bezoekje van Naomi waren ze weer stil; hoe ze dat voor elkaar kreeg wist niemand.
Steeds als Naomi zo'n destructieve bui aan voelde komen, zei ze tegen haar vriend: 'Het is weer zover. Ga jij maar een ommetje maken.' Als hij terugkwam, na een stuk of vijf, zes sigaretten te hebben gerookt op het winderige plein beneden, dan had ze alles alweer opgeruimd, ze had de zak met glas (vaak verzamelde ze het in een kartonnen doos omdat een zak de neiging had te scheuren) beneden in de kelder van het flatgebouw, waar het afval werd verzameld, in de glasbak gekieperd en dat was dan dat.
Niemand wist van Naomi's woede uitbarstingen – behalve haar moeder, maar die hield zich stil.
Toen, na vijf jaar van steady optredens, met name in en rond Tokio en Kyoto, de manager van Naomi en Naoki, een zekere meneer Yamamoto, hen persoonlijk kwam vertellen dat hun act niet meer geboekt zou worden omdat er geen vraag meer naar was, hij had papieren bloemen en sake en allerlei bento boxen meegenomen om de boodschap te verzachten, kwam het niet als een verrassing voor Naoki dat Naomi vrij snel na het vertrek van Yamamoto, hem weer eens verzocht een ommetje te maken. Nu bleef hij extra lang weg. Hij liep echt een ommetje, om de beerput heen. Het was windstil en het motregende. De stad lag er liefdeloos bij.
Toen Naoki weer thuiskwam, was niet alleen het glaswerk weg, maar de glaswerpster zelf ook. Later bleek dat ze spoorslags naar Hokkaido was vertrokken om voor haar stervende moeder te zorgen.
Sindsdien schildert hij haar, op alle mogelijke manieren, van foto's, uit zijn hoofd, van dichtbij, van veraf, in alle mogelijke poses en standpunten. Als hij zijn laatste portret van haar af heeft, een graffiti werk op een grote lege muur in Ginza, dat hij van plan is in één nacht aan te brengen, beschouwt hij zijn leven als voltooid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn