Annie Laurence Malleron: Nemesis |
'Wie Zal Dat Zijn?' zingen wij in koor.
Door de openstaande portier ontwaar ik het borstelhaar van een inwoonster cq. autobezitster die mij had zien inparkeren (de Amsterdamse methode, dus kusje voor, kusje achter, klaar) en ziedend is over het bijhorende contact.
'Ik noteer je nummerbord!' gilt ze.
Mijn vrouw stapt rustig uit: 'Prima, dan noteren we jouw nummerbord ook.'
Tikhakkend verdwijnt de autobezitster, om even later weer terug te keren en in haar auto die achter de mijne is geparkeerd te rommelen. Nu krijgen we het, denk ik, de pakjes uitladend uit de achterbak: ze geeft mij keihard een kusje om me een lesje te leren. Maar nee. (Deze escalatie, inclusief beenamputatie, moet verder uitgewerkt in een Hermansiaans, dan wel Roald Dahlesk kort verhaal.)
Leuke buren, zeg ik tegen het familiehoofd in zijn ruime woning.
Hij knikt. 'Welke waren het?'
Aan het eind van de avond, bij het inladen van de pakjes (nu uitgepakt), bespied ik onwillekeurig de zitkamer van mijn nemesis, en sla de achterklep dicht. Meteen zit ze rechtop in de bank.
Heerlijk, die deplorables in de provincie. Maar pas op, de dag der wrake is nabij, geelgehesd of niet!
BeantwoordenVerwijderenIk ga een bunker graven.
BeantwoordenVerwijderen