Mijn vervanger


Ernst Ludwig Kirchner: Selbstbildnis doppelbild 

Het was op een grijze, schaduwloze middag dat er werd gebeld en mijn vervanger voor de deur stond.
Ik had hem verwacht, alleen had niemand mij verteld wanneer hij precies zou komen.
Hij zag er vriendelijk uit, vriendelijk als een toevallige passant, als iemand die niets hoeft te verkopen, er alleen maar is.
We groetten elkaar geluidloos. Hij werkte zich langs mij naar binnen. Ik wilde zijn jas aannemen, maar hij gebaarde dat dat niet hoefde.
Even stonden we elkaar ongemakkelijk op te nemen, ik was eigenlijk wel verguld met hoe hij eruit zag, laat ik het zo zeggen: het had slechter gekund, tot ik voorstelde om wat te drinken te halen. Zonder zijn antwoord af te wachten, ging ik naar de keuken en haalde twee glazen water.
Door een stoel naar achter te trekken, nodigde ik hem uit aan tafel te komen zitten, maar hij bleef graag staan; daarom bleef ik ook maar staan.
Hoe gaat het? wilde ik weten, hoewel ik het niet wilde weten. Mijn vervanger voelde mijn desinteresse feilloos aan, want hij glimlachte alleen maar.
Zo stonden we daar, in mijn huis, met ieder een glas water, zonder iets te zeggen of te doen.
Formulieren, dacht ik ineens. We moeten formulieren invullen. Waar zijn de formulieren?
Mijn vervanger keek me vragend aan. Formulieren waren overbodig. Misschien vormden formulieren zelfs een obstakel.
Kon je me makkelijk vinden? De vraag hing als een klein spinnetje in de lucht, een spinnetje dat langzaam omlaag zakte.
Wat deed het ertoe of hij me makkelijk kon vinden? Het enige wat er toe deed was dat hij me had gevonden. Kennelijk was mijn tijd aangebroken om gevonden te worden.
Ergens piepte mijn telefoon twee maal kort achter elkaar, maar ik kon het ding niet vinden. De piep herkende ik uit duizenden, maar waar was hij? Met toenemende frustratie zocht ik mijn zakken af, de tafel, de bank, de oplader.
Ik keek naar mijn vervanger.
Hij duimde een bericht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat jullie er zijn