De hel zoals ik me die voorstel – toegegeven, er zijn meerdere varianten, maar dit is een die telkens terugkeert: – een grote ruimte, gevuld met duizenden mensen die in paniek raken en die, in hun ijver om te ontsnappen, elkaar vertrappen. De eerste keer dat ik me goed van dit scenario bewust werd, was bij de ramp in het Heizel-voetbalstadion in 1985. Ik kijk nooit naar voetbal, maar toen was ik aan het beeld gekluisterd. Je kon live zien hoe mensen werden verdrukt.
Ik zag een filmpje langskomen van twintig seconden uit Manchester. Gillende mensen. Een vrouw die eerder was vertrokken, las ik in The Guardian, zag lichaamsdelen rondvliegen en vond later bloedspatten in haar haar. Er zullen meer films zijn. Ik hoef ze niet te zien.
Elk mens is tot op zekere hoogte claustrofobisch, maar zoekt tegelijkertijd afgesloten ruimten op – Middas Dekkers muntte die laatste neiging thigmofilie – en wil sociaal zijn. Bij mij wint de claustrofobie het dikwijls van de andere neigingen.
Het is moeilijk, maar niet onmogelijk, om je een toekomst voor te stellen waarin populaire gelegenheden alleen nog virtueel kunnen worden bijgewoond. Ook een hel.