Yuval Noah Harari stelt op talrijke manieren, soms dacht ik: al te talrijke manieren, maar toch ook voor mij soms nieuwe, – onverwachts poëtische – manieren, dat de mens hard op weg is overtollig te worden. Homo deus, de titel van zijn boek, getuigt dus van behoorlijk sarcasme, want in het beste geval blijft er in zijn scenario een kleine elite van supermensen over, die voor het Internet van Dingen nog wel enig nut zou kunnen zijn, terwijl het overgrote deel langzaam over de rand wordt geduwd, of gewoon geruisloos naar de achtergrond verdwijnt.
Harari is niet de eerste die dit beweert, maar ik had het argument aanvankelijk als science fiction afgedaan, borrelpraat van futuristen, of op zijn minst een voorspelling die ver, ver weg ligt, te ver om je over druk te maken, maar deze Israëlische historicus toont overtuigend aan dat het proces allang in gang is gezet en waarschijnlijk niet meer valt te stoppen.
Wat dat met je doet, zo'n mantra van 400+ pagina's waarin je telkens opnieuw wordt ingepeperd dat je niets voorstelt, niet eens een kruimel op de rok van het universum, hooguit een algoritme, maar dan een gebrekkig algoritme, terwijl er allang veel betere algoritmes bestaan, is eerst zoiets van: verdomd, als dit waar is, waarom zou ik dan überhaupt mijn nest nog uitkomen, laat staan mijn kindjes met lichte dwang voortduwen op het lange, al te lange pad naar volwassenheid, als een boer een kudde koeien naar het volgende stukje grond (of beter gezegd: het volgende station in de volledig geautomatiseerde melk-productie)?
Vervolgens denk je: oké, er bestaat toch geen vrije wil, we klooien maar wat aan, we zitten onze tijd uit hier. We zijn ruis. Altijd geweest ook. Dit inzicht geeft een bepaalde troost. Maar niet voor lang. Daarna ga je toch weer verlangen, tenminste dat doe ik, naar een idylle ver weg van hier en nu, waar de imperfecte mens nog ongestoord mens mocht zijn, maar maar dat zal wel weer mijn hopeloos romantische inborst wezen.