Deel 20 (slot): Vrije val



Ik zit in een bomvolle Transavia-vlucht van Nice naar Rotterdam. Voor mij huilen zuigelingen, achter mij huilen zuigelingen, links en rechts huilen zuigelingen. Zuigelingen zijn een groeimarkt, en niet alleen voor Transavia, maar ik kan mijn gedachten niet houden bij Jonathan Littells magistrale boekhoudersproza. Littells hoofdpersoon, een oude nazi, lijdt aan een chronische neiging tot braken. Ik lijd aan een acute neiging tot braken, maar dat komt door de turbulentie boven de Alpen. Het broodje dat ik at op het vliegveld komt terug in het vliegtuigtoilet, waar het met geweld wordt opgezogen. Op de terugweg naar mijn stoel, bij de achterste nooduitgang, word ik staande gehouden door een man die zich uitgeeft voor recherche. Hij wil weten waarom ik mijn vlucht heb omgeboekt van 16 maart 2010 naar 16 oktober 2009. Ik zeg dat ik mijn sabbatical wegens omstandigheden vroegtijdig heb moeten afbreken. 'Welke omstandigheden?' De rechercheur werpt een blik door het piepkleine raampje van de nooduitgang. Ik leg uit dat de puissant rijke cliënt van wie ik de villa mocht lenen, tamelijk plotseling in de problemen is gekomen, een vrije val zogezegd. Gebrek aan vertrouwen. 'Hij wil zo snel mogelijk van zijn villa af. Er waren al kijkers uit Duitsland.' 'Welke villa?' 'De villa waar ik sliep en de villa die ik had moeten slapen bleken een en dezelfde. Met een druk op de knop schoof er een vloer over het zwembad en kwam de driving range omhoog. Maar ik moet zeggen: dan nog heeft ze het vernuftig gedaan.' 'Wie?' 'Eternité van Protection 24/7.' 'Dit gelooft u?' 'Ik moet dit geloven.' De man komt dicht tegen mij aanstaan om een passagier te laten passeren. 'Er dreef een lichaam in het zwembad,' fluistert hij. Hij stinkt uit zijn mond. Net zoals ik, waarschijnlijk. In één katachtige beweging duw ik de man van me af, breek de nooduitgang open, ik weet ook wel dat dit niet kan, maar het moet kunnen, het moet gebeuren, onmiddellijk, en vlieg op eigen kracht door een gat in de wolken naar de leegte waar ik thuis hoor.

Deel 19: Kill with kindness



De rust lijkt te zijn weergekeerd op QG van Protection 24/7. Brazilian lounge  sijpelt door de onzichtbare speakers, een Gauloise blonde smeult op de zonovergoten vensterbank, Eternité lakt haar teennagels – noir obscur van Chanel –, terwijl ze Solange gebiedt van haar iPheun af te blijven omdat een iPheun niet geschikt is – niet gemáákt is – voor vrouwen zoals zij. Solanges vingers zijn, primair, te dik voor de widgets, en secundair heeft ze de neiging in het minuscule spraakgedeelte te kwijlen, ook als ze niet belt. Ik roer met een vinger in mijn lauwe thee. 'Hoelang word ik geacht hier nog te blijven?' Niemand antwoordt. 'Of moet er eerst nog een dode vallen, har-har?' 'Er vallen continu doden,' zegt Eternité  toonloos. 'Terechte doden, onterechte doden, toevallige doden, niet zo toevallige doden. Laat mij hier losjes Kundera citeren: als iedereen in staat zou zijn ongestraft en vanaf een afstandje een ander te doden, dan was de mensheid allang van de aardbodem verdwenen.' Solange gooit Eternités iPheun met een boogje op de bank en schommelt de kamer uit naar het toilet. 'Als ik het voor het zeggen had,' vervolgt mijn supervrouw, 'wat helaas niet zo is, zou mijn voorkeur uitgaan naar een mort atroce, een brute, afschuwelijke moord.' 'Een kogel door het oor?' 'Zoiets kan een kind bedenken. Bovendien: een gepasseerd station. Als de methode niet variabel is, als er niet voortdurend iets nieuws wordt bedacht, valt de dader door de mand. Dan gaat zelfs de achterlijkste gendarme beneden in het dorp een patroon herkennen in de lijken die hij aantreft. Ecoute, mon cher Tristan: doden laten vallen lijkt eenvoudig, en inderdaad, soms gaat het vanzelf, maar, geloof me, in de meeste gevallen vereist het behoorlijk wat vindingrijkheid.' Ze vindt me lief, dit streelt me. Er komt een geluidje uit mijn broekzak ten teken dat mijn telefoon op is, dit verontrust me. De oplader zat tussen mijn persoonlijke eigendommen, die Dunkelmann gisteravond in de open haard heeft gegooid om mij leren 'los te laten'. Ik wandel naar de zithoek, zet mijn thee op tafel en laat me, geveinsd achteloos, in de bank vallen, een schuin oog gericht op de iPheun. Zou 112 in deze regionen werken?

Deel 18: Het enige dat ik zeker weet is dat morgen nog niet is begonnen.



 'Goed dat je belt. Ik dacht dat je nooit meer zou bellen, bedoel ik niet sarcastisch. Ik heb ook veel te vertellen. Om te beginnen heb ik keelpijn. Wat? Gewoon keelpijn, har-har. Wat bedoel je? O, dat hoorde ik iemand hier doen, toen dacht ik hé, grappig. Dat, of ik heb het in een column van Floortje Smit gelezen. Die bezorgen ze hier ook. Over de hele wereld. Gisteren? Gisteren. Wat heb ik gisteren gedaan? De dagen lijken hier zo op elkaar dat je niet meer weet wat gisteren is en wat vandaag. Het enige dat ik zeker weet is dat morgen nog niet is begonnen. Wanneer heb je me voor het laatst gebeld? God, dat lijkt een eeuw geleden. Heerlijk, ik denk helemaal niet aan 't Bankje. Ik denk überhaupt niet aan banken. Ook niet aan omvallende banken, ik denk zelfs niet aan de puissant rijke cliënt, al hangen overal belangwekkende portretten van 'm. Heeft hij al geïnformeerd naar mij? Mij heeft hij nog niet gebeld. Waarom zou hij ook, de instructies voor alle huishoudelijke apparaten heeft hij keurig netjes erbij gehangen, op gele papiertjes. Wat zou hier mis kunnen gaan. Die overstroming? Lezen jullie daar nu pas iets over? Dat is hier zo passé. Hier spelen hele andere dingen. Moord & doodslag, etc, har-har. Goed ik zal het niet meer doen. Gisteren kwamen de buren op visite. Twee stellen. Spontaan ja. Mooi toch? Waar zie je zoiets nog, spontaniteit? Daarvoor moet je tegenwoordig dus helemaal naar de Côte.'

Deel 17: Lichaamsopeningen



Het spel eindigt, willekeurig of onwillekeurig, dat is nogal eens de vraag, bij een garde. 'Wie heeft er een suggestie ten aanzien van de methode?' vraagt Dunkelmann. 'Alle opties staan open.' Iedereen zwijgt. Inmiddels is mijn zogenaamde afstraffing voor mijn zogenaamde overtreding in mijn zogenaamde villa zo ver van de werkelijkheid verdwijderd geraakt, dat mensen in mijn directe omgeving beginnen te mokken. Er moet een eind aan komen: het is mooi geweest. Eternité serveert artisjokken. Ik mag ook mee-eten. Dat is een meevaller. Ik verheug me op de bodem. Alleen bij de koning der groenten verheug ik me op de bodem. Guchigästli heeft op een paar knoppen gedrukt waardoor de plexiglas vleugel verandert in een pianola, die hetzelfde blijft spelen, maar dan beter. Foutloos. 'Is 't 'n idee om 'm gewoon diep in z'n strot te duwen? Is daar iets op tegen? Ik zou zo gauw niks weten. Het is origineel, en het ziet er kunstig uit. Ja, ik denk dat dit mijn methode zou zijn,' zegt de kale met de sik, die ik al wantrouwde, als hij als eerste door het hooi de artisjokbodem heeft bereikt. 'Kijken of ie dan nog iets zinnigs weet uit te brengen,' lacht de snorpuntendraaier, schamper. Nu durft hij wel. 'Of in zijn rectum, natuurlijk. Vergeet vooral zijn rectum niet.' Het valt me op hoe martelaars, amateurs zowel als professionals, een voorkeur hebben voor lichaamsopeningen. 'Alle suggesties worden serieus genomen,' besluit Dunkelmann, als iedereen zijn zegje heeft gedaan, 'maar er mag geen bloed vloeien. Dat vind ik niet sjiek.' Het enige wat ik van mijn marteling overhoud, de volgende dag, als ik in de ander villa door Solange wakker word gemaakt, is een rauwe keel, maar ik wil liever niet aan de episode worden herinnerd.


Er geen martelwerktuig dat zich niet tot juweel laat maken.

Deel 16: Er zitten geen vetvlekken in mijn vaatdoek.



'Laten we er een spel van maken,' zegt de ringbaard, als Mr. Guchigästli achter de plexiglas vleugel heeft plaatsgenomen en begonnen is aan een reeks melancholieke Russische kinderliedjes, waar hij, naar eigen zeggen, altijd een zwak voor heeft gehad. 'Hier zijn de regels: om de beurt gaat een van ons geblinddoekt naar de keuken en moet daar binnen één minuut gebruikmakend van zijn overgebleven zintuigen een martelwerktuig uitkiezen. Dat levert drie martelwerktuigen op – Mr. Guchigästli doet niet mee, want zijn muzikale bijdrage is op dit moment veel te waardevol, en Eternité evenmin, want dat zou haar een loyaliteitsconflict kunnen opleveren. Het is nooit goed je cliënt al te veel te martelen, har-har.' De kale met het sikje lacht niet mee, dit verontrust me. 'De werktuigen,' vervolgt de ringbaard, 'leggen we netjes op tafel voor een geblinddoekte Herr Oleander, die binnen één minuut moet kiezen. Zo is er voor hem ook nog wat aan.' De kale die aan zijn snorpunten draait, steekt zijn hand op: 'Mr. Dunkelmann, waar halen we zoveel blinddoeken vandaan?' 'Dit lijkt me een uitdaging voor Eternité. Ik zou zeggen vaatdoeken, maar dan wel schone, want ik vind niets zo onsmakelijk als een vaatdoek vol vetvlekken in mijn gezicht, har-har.' Eternité verdwijnt naar de keuken en keert terug met een stapel rood-witgeblokte vaatdoeken en blinddoekt me. Er zitten geen vetvlekken in mijn vaatdoek. Ik raak opgewonden, maar die weg wil ik niet inslaan. Het is voor mijn eigen bestwil om een andere weg in te slaan, bijvoorbeeld die van de tactische zelfverdediging. Ik probeer me te concentreren op het keukengerei dat ik zou kunnen verwachten, alsmede  de bijbehorende martelingen, maar ik word afgeleid door associaties bij de naam Dunkelmann, en Guchigästli's gevoelige interpretatie van het liedje 'Roodborstje'.

The Blindfold (2006). Steven Kenny.

Deel 15: Enfant terrible



'Now tell me good man, what exactly are you doing here?' zegt de beringbaarde kale met een zwaar Duits accent als we, ik onder Eternité's pistoolbedreiging, aan tafel zijn gaan zitten. Van de rode vloeistof die over hun kets is uitgegoten is niets meer te zien, niet in hun gezichtbeharing, zelfs niet op het revers van hun rokkostuum. De vier frotteurs ogen onberispelijk. Die met de snor draait aan een van zijn snorpunten, wat ik ook zou doen als ik een snor zou hebben, maar ik heb geen snor. 'I could ask you the same question,' zeg ik, in evenmin accentloos Engels. 'After all, I live here.' Mijn riposte schijnt bijzonder weinig indruk te maken. 'Nobody lives here,' werpt de ringbaard tegen. 'Or, should I say: anyone could live here, har-har.' Hij kijkt zijn mededisgenoten een voor een aan om bijval te oogsten. 'Tell us your name.' 'His name,' valt Eternité in voordat ik zelf kan antwoorden, in het zwaarste maar ook charmantste accent tot dusver, 'is Tristan Oleander. He is a client of mine. But he wasn't supposed to be here. He was supposed to be at QG. Mr. Oleander is being an enfant terrible.' Jammer dat Eternité ophoudt met praten, naar haar Engels zou ik eindeloos kunnen luisteren, met of zonder Bernardelli in mijn nek. 'If Mr. Oleander is being an enfant terrible, then he should be punished as such, isn't that fair to say?' Opnieuw kijkt de ringbaard de tafel rond om te zien of hij het bij het rechte eind heeft of niet. Niemand maakt bezwaar, de besnorde kale draait nu van pure opwinding aan beide snorpunten tegelijk, en knikt langzaam, alsof hij daadwerkelijk over het voorstel heeft nagedacht. 'Mr. Guchigästli,' zegt de ringbaard tegen de kale met de bakkebaarden, 'would you be so kind to play some music for the occasion?'

Steinway uit een advertentie in Harper's Weekly, Aug. 23, 1862.

Deel 14: Je moet je wrijving ergens vandaan halen.



Het hoofdgerecht bestaat uit frottage. Wat wil je, met een genootschap van frotteurs. Nu begrijp ik waarom de vloerbedekking in de living aanvoelde als een kortharige teckel. Je moet je wrijving ergens vandaan halen. Eternité doet, tot mijn vreugde, niet mee. Ze houdt zich afzijdig. Ze heeft zich uit haar laarzen gehesen en leest een kookboek. De kalen kunnen het alleen af. De details van de frottage laat ik het liefst aan de verbeelding van de surfer over. Wie prikkeling nodig heeft weet waar hij moet zijn. Er is een wet die zegt dat in fictie iedere frottage, welk geflikflooi of fetisjisme dan ook, functioneel moet zijn, maar dit is geen fictie. Terwijl de besnorde en bebaarde kaalhoofdigen druk bezig zijn met waar ze dan ook mee bezig zijn – wat je ook bedenkt op dit vlak: iemand is het ergens aan het doen – sluip ik langs het zwembad door een van de openstaande terrasdeuren naar de studeerkamer, waar ik mijn persoonlijke eigendommen heb achtergelaten. Dit is het lot van de private banker: hij zorgt zo goed voor de persoonlijke eigendommen van anderen dat die van hemzelf er bij inschieten. Met alleen een telefoon, waarvan de batterij bovendien op sterven na dood is, red ik het niet. Ik trippel met mijn buit naar de voordeur. Als ik iets denk te horen, anders dan het onheilspellende gegrom van het kwartet in de belendende kamer, en opkijk, staar ik in de loop van Eternité's Bernardelli. 'Haut les mains!' zegt ze, onaangenaam verrast.

Deel 13: My little violet




Ah ah ah ah ah ah ah oh superman ah ah ah ah ah ah ah. Ik haal mijn telefoon uit mijn broekzak. Het is mijn vrouw – deelgenote aan mijn afwezigheid. 'Jaaaaaaaaaaaaa?' 'Nou je kunt ook wel eens wat aardiger opnemen. Ben je chagrijnig of zo.' 'Niet echt. Ik voel me uitstekend. Ik heb me nog nooit zo goed gevoeld.' 'Dus de sabbatical werkt?' 'De sabbatical werkt fantastisch. Boven verwachtingen.' 'Mis je me?' 'Schat, elke vezel in mijn lijf mist je, elke bloedcel, elk haarvat...' 'Ja ja. Ben je al in St. Tropez naar de jachten gaan kijken?' 'Ze zijn groter dan dertig jaar geleden. Ongeveer drie keer zo groot. Ze zijn nu zo groot dat ze niet meer in het haventje passen, wat volgens mij niet de bedoeling kan zijn. Een boot heet My Little Violet. Een monsterlijk gevaarte.' 'Met personeel in het wit?' 'Met personeel in 't wit. En schaarsgeklede dekschrobbers.' 'En het jacht van de puissant rijke cliënt, ligt dat er ook bij?' 'Het Narrenschip bedoel je? Ligt ergens achteraf, op de derde loopplank links. Ziet geen hond. Enfin, wie puissant rijk is in Nederland is hier een puissant arme stakker, vergeet dat niet.' Eternité, zie ik, is verdwenen naar de keuken; kaal + snor staat op en houdt een redevoering. Mooi, denk ik, die Fransen. Die weten nog wat levenskunst is. Of zijn het Duitsers? 'Nou, leuk dat je even informeert hoe het hier gaat.' 'Hoe gaat het daar?' 'Ik mis je.' 'Missen is goed, verlangen is goed. Er wordt te weinig verlangd in deze wereld. We raken het vermogen kwijt te verlangen.' 'Tristan, jij verlangt naar verlangen, maar verlang je ook naar mij?' 'Ik waarschuw je dat de battterij van mijn telefoon bijna op is.' 'Ja, ja. En de villa, bevalt die? Is het een goede deal? Wat ben je nu aan het doen? Ik wou dat ik bij je was. Hier regent 't. Al dagen. Het lijkt of het nooit iets anders gedaan heeft.' 'Ik zit in de tuin.' 'En?' 'En wat? Is dat niet genoeg?'

Fractal art by Vicky.

Deel 12: Nu ja, naakt:



Eindelijk kom ik aan het eind van een lange, meanderende, steile weg bij een half open toegangspoort. Is dit mijn villa? De villa's in deze gated community hebben de neiging nogal op elkaar te lijken; hoe hoger het segment hoe groter de uniformiteit. Ik zie geen auto's maar die kunnen in de garage staan. De puissant rijken zorgen goed voor hun eigendommen; anders zorg ik er wel voor. Ik loop rond de westelijke vleugel van de villa. Uit de eetkamer komt fel licht. Ik verschuil me achter een rozemarijnstruik bij het zwembad, stap daarbij bijna op een trompette de la mort. Vier kale heren, gekleed in rokkostuum, waar zie je zoiets nog, zitten aan tafel. Een heeft een ringbaard, een heeft een sikje, een heeft een snor en een heeft alleen bakkebaarden. Wat zijn bakkebaarden in het Frans? Rouflaquettes. Is dit de Franse afdeling van de commissie ter bevordering van diversiteit in gezichtbeharing? Als dit de nieuwe huurders zijn, dan hebben ze zich verrassend snel geïnstalleerd. De deur naar de keuken gaat open en Eternité verschijnt, naakt. Dat werd tijd. De schepper heeft zijn best gedaan op haar creatie. Nu ja, naakt: ze draagt hoge laarzen, een slipje in vijgenbladmotief, en paarse kwastjes op de tepels. Een voor een gaat ze de heren langs met een bowl en een soeplepel en schenkt over elke kale schedel een of andere vloeistof uit, die veel weg heeft van bloed, maar het zou ook cranberrysaus kunnen zijn zonder cranberries, bloody mary of gewoon bowl. Ik vraag me af of het tafereel me vervult van opwinding, dan wel walging, het verschil is niet altijd  duidelijk. De heren doen net alsof er niets aan de hand is. Ik ben benieuwd naar de volgende gang.

Trompette de la mort, ook wel truffel voor de armen genaamd.

Deel 11: Een eenvoudig geval van une erreur d'identité.



'Nog vragen?' Eternité steekt een Gauloise Blonde op. Ik heb geloof ik nog wel wat vragen, maar ik begrijp ook wel dat ik niet alles moet willen weten. Daar is nog nooit een mens beter van geworden. 'Ce cadavre. Wat deed dat in het zwembad van mijn villa?' 'Oh, dat? Dat was vermoedelijk een medewerker van France Telecom. We zoeken nog uit of 't een zelfmoord was, of dat deze medewerker van het dak is gewaaid tijdens de orage.' 'Juist ja. En wat was de toedracht van de aanslag op mijn leven? Bent u daarover al iets wijzer geworden?' Eternité rolt met haar ogen. 'De man die u heeft aangevallen en geprobeerd te verdrinken was uit op de eigenaar van de villa – uw puissant rijke cliënt uit Holland, non? De moordenaar wist niet dat u in zijn plaats kwam. Een eenvoudig geval van une erreur d'identité. Maar het zal hem niet nog eens overkomen, hè, hè.' Ik ben daar niet zo gerust over, in mijn ervaring zijn persoonsverwisselingen zelden eenvoudig, en bovendien, waarom moest hij mijn puissant rijke cliënt hebben, maar voor ik haar dit kan vragen stapt ze, glimlachend, met haar hartvormige computermuis, in haar Amazone en is ze verschwunden. Complètement disparue. Ik blijf achter met Solange. Deze heeft me weinig meer te bieden dan lauwe jasmijnthee. Ik hou het bij jasmijnthee. 's Middags ontsnap ik uit de villa waar ik word beschermd, of gevangen gehouden, het is maar hoe je het bekijkt, in een poging de villa te bereiken waar ik van plan was mezelf gevangen te houden, of mijn sabbatical te vieren. Die villa moet op een steenworp afstand liggen, in dezelfde gated community, maar als de avond valt stel ik met bezweet borstbeen vast dat ik ben verdwaald in het doolhof van steile, doodlopende weggetjes.

Kretenzisch doolhof via labyrinthos.net

Deel 10: Sabbatical

 

Ik zit met mijn knie in het verband aan de ontbijttafel. De Bernardelli, zul je net zien, is per ongeluk afgegaan, heeft mijn knie geschaaft – goddank niet doorboord – en een volmaakt rond gat geslagen in een vrieskist met een slot erop die aan mijn voeteneind staat. Over die vrieskist stel ik verder geen vragen. Het vuurwapen is me meteen door Solange afgenomen. 'Verder goed geslapen? Nog gedroomd?' informeert Eternité. 'Alleen leuke dromen,' lieg ik. In werkelijkheid bevatte mijn droom behoorlijk wat geweldsporno gericht tegen gezichtsloze monsters maar dat ga ik Eternité niet aan haar mooie neus hangen. Solange legt een aangebrande croque monsieur op mijn bord. Het ligt voor de hand aan te nemen dat Eternité en Solange uit hetzelfde hout zijn gesneden omdat ze allebei voor Protection 24/7 werkzaam zijn, maar er ligt zoveel voor de hand. Solange is het type matrone waar je geen ruzie mee wilt hebben, zelfs geen meningsverschil. Vandaag draagt ze een onduidelijk gewaad. Wie weet wat ze morgen aanheeft. Bij de koffie komt Eternité met een laptopje aanzetten met hartvormige muis van Japanse makelij. 'Nog even voor de administratie,' zegt ze over het terras zonder mij aan te kijken. Ik vind alles best. Voor de administratie ben ik tot veel, zoniet alles bereid. 'Naam?' 'Tristan Oleander.' Daar doet ze even over, om dat met haar parmantige vingertjes op haar laptopje in te voeren. Ik houd mijn blik gericht op de muis. 'Beroep?' 'Ik ben met sabbatical.' 'Wat was uw beroep voordat u met sabbatical ging?' 'Private banker.' Daar moet ze even om grinniken, om dat beroep, maar dat overkomt me wel vaker. 'Zult u weer private banker zijn als u terugkeert van uw sabbatical?' 'Dat is niet de bedoeling. Ik ben hier om mezelf tegen te komen, en dan eens goed door elkaar te schudden. Dat lukt al heel aardig moet ik zeggen. Ik had eigenlijk naar Thailand gewild maar dat vond mijn vrouw te gevaarlijk.'

Deel 9: Je kunt afslaan tot je een ons weegt, de horizon zal je niet halen.



Eindelijk liggen we in bed. Dit moet ik preciseren. Ik lig op een aftandse slaapbank die ik zelf naar de bijkeuken heb mogen sjouwen, waar de huishoudelijke machines ratelen, en Eternité ligt met haar jongere, zwijgzame concullega Solange in een driepersoons hemelbed op een hoogte die zelfs voor de stijfste bejaarde nog toegankelijk zou zijn in de torenkamer van het kasteel. Het is geen echt kasteel, alleen voor Nederlandse begrippen. Welbeschouwd lijkt Eternités kasteel verdacht veel op de villa die ik op haar bevel heb moeten achterlaten, behalve dat hier de poort wel werkt en er in plaats van een zwembad sprake is van een driving range richting Méditerranée. Je kunt afslaan tot je een ons weegt, de horizon zal je niet halen. Eternité heeft me haar damespistool gegeven, dat is aardig van haar, zodat ik mezelf kan beschermen. Protection 24/7 is tot veel in staat, maar als haar agenten de slaap der rechtvaardigen slapen, wil men nog wel eens een steekje laten vallen. Zelfs moordlustige supervrouwen bedienen zich van de Franse slag. Tot nu toe heeft dat gunstig uitgepakt voor mij, maar daar kan een keer een eind aan komen. Bij aanstekerlicht bekijk ik Eternité's damespistool. Het is een Bernardelli, pistola automatica, Cal. 7,65 - 9 Corto. Er zitten twee kogels in. Ik mag een keer missen. Mocht ik een keer missen, en die kans is groot, dan moet ik de tweede keer raken, tenzij ik twee keer moet raken, omdat ik van twee kanten wordt aangevallen. Dan mag ik de eerste keer niet missen. Mijn brein werkt nog, geloof ik. Even overweeg ik uit verveling het pistool uit elkaar te halen en weer in elkaar te zetten, maar voordat ik dit onzalige plan kan uitvoeren val ik in slaap.

Bernardelli's onofficiële site, wat dat ook moge betekenen. 

Voor wie later is ingeschakeld, hier is 't allemaal begonnen.

Deel 8: Sky Ride



'We moeten zo snel mogelijk met elkaar naar bed,' zeg ik tegen Eternité in haar Volvo Amazone met Je reste au lit, een vrolijk liedje van Pascal Parisot, op de achtergrond. 'Ik voel het. Het moet gewoon. Als we het niet doen zou dit ernstige maatschappelijke gevolgen kunnen hebben.' Dat excuus heeft ze vaker gehoord. Onder haar wulpse vogeljurkje is haar boezem licht bezweet geraakt, ik weet niet waarvan, ze lijkt me une type cuoole. 'Het maakt me niet uit waar. We kunnen op iedere plek de liefde bedrijven. Misschien niet op die poubelle waar we die plastic zakken hebben gedumpt, maar verder werkelijk overal. Dat is het mooie van de liefde, je hebt er alleen lijven voor nodig.' Eternité, een vrouw met een eigen wil, draait de parkeerplaats op van een helverlicht maar totaal verlaten lunapark bij Grimaud. Als ik protesteer dat ik hier te oud voor ben, zegt ze: 'Dan heb je nog nooit in de Sky Rider gezeten.' Daar moet ik haar gelijk in geven. Als zij betaald heeft bij de verveelde hoogblonde dame met het hondje in het hokje (ik heb geen geld bij me; ik heb nooit geld bij me), nemen we plaats op een aluminium platform. Een man helpt ons in een tuigje dat ons horizontaal fixeert – als bevroren supermensen hangen we in de lucht. Dan knikt hij naar de hoogblonde dame in het hokje. We worden schuin achteruit omhoog de zwarte nacht in gehesen, voor de Sky Rider is alleen de grootst mogelijke aanloop groot genoeg. Zolang ik mijn blik op haar boezem gericht houd gaat het nog wel. Voor de zekerheid omarm ik haar maar. Op het hoogste punt aanbeland – zestig meter boven de parkeerplaats – worden we met een snelheid van 120 kilometer per uur naar beneden gekatapulteerd. Rakelings scheren we over een nietsvermoedende man die met zijn zoontje staat toe te kijken met een barbe à papa in de hand. Eternité gilt het uit van genot, ik van angst, maar we gillen, simultaan, en dat is ook wat waard.

Deel 7: Ik ben bang in het Nederlands te denken, daarom denk ik in het Frans.



La Ferme La Douceur was een geheimtip uit Nederland. Dat hebben Eternité en ik geweten. Het ligt in het midden van nergens, het is aardedonker als we aankomen, maar Nederlandssprekenden hebben de tent en masse weten te vinden. Ik ben bang in het Nederlands te denken, daarom denk ik in het Frans. La Douceur kent geen menukaart, geen wijnkaart, iedereen eet mee met de pot en drinkt het huisbocht in etiketloze flessen. Ik wantrouw etiketloze flessen. Maar tegen de flat rate van €42, all inclusive, ben ik niet bestand. Net zoals de plaatselijke pensionado's aan de belendende tafels die hun hart in Heerhugowaard, Bergen op Zoom, Geldrop of Alkmaar hebben laten liggen. 'Les Français à l'étranger,' fluister ik in Eternité's gaaf gevormde oor tussen hoofdgerecht (comfort food) en kaas (een plakje) in, 'ils vous irritent aussi?' Ik wil weten of het typisch Nederlands is dat Nederlanders zich in het buitenland aan Nederlanders ergeren, maar waarschijnlijk is het typisch Nederlands dit te willen weten. Enfin. Eternité haalt haar schouders op. Het enige wat zij wil weten, terwijl ze de kaas wegspoelt met het rode huisbocht, is of mijn ergernis zulke vormen aanneemt, dat zij ervoor moet zorgdragen dat een aantal van de Nederlandssprekenden het eind van de avond niet haalt, want daar heeft ze zo haar methodes voor. Discrete methodes. Ik schud mijn hoofd. De ergernis is alweer verdwenen. En trouwens, er zijn voorlopig genoeg doden gevallen. 'Okay,' zegt ze, in haar mooie Frans, waarbij de y melodieus de hoogte in gaat. 'Comme vous voulez.'

Een van de aardige weblogs die naar mij linken, is van Nederlandssprekenden in Frankrijk.

Deel 6: Dual use



Samen met Eternité sleep ik het lichaam van mijn snode aanvaller naar het gazon achter de villa. Hakken op gras maakt minder herrie. Ik haal de bijl die ik in de garage heb zien liggen. 'Weet je zeker dat hij dood is?' Miniem hoofdknikje. 'Op de gewrichten mikken,' zegt ze, 'daar ontmoet men de minste weerstand.' Terwijl ik mijn werk doe met meer geestdrift dan ik had verwacht, ik heb mijn roeping gemist, vlijt zij een eindje verderop neer op een ligbankje in de zon en steekt een Gauloise Blonde op. Als ik 's mans benen van de romp heb gescheiden, en de ledematen in drie stukken heb gehakt, een procedé waaraan opmerkelijk weinig bloed te pas komt, steekt ze een hand op: 'Arrêtez! Ça suffit! Eerst de hompen inpakken. Dan gooi ik die alvast in de achterbak.' In de keuken vind ik grijze plastic zakken met daarop DUAL USE. De zak kan én gebruikt worden als boodschappentas, én als pedaalemmerzak. Franse supermarkten zijn inventiever dan je denkt. Eternité blijkt niet vies van versgehakte lichaamsdelen, maar kop en romp, waar toch nog wel wat bloed vanaf komt, mag ik zelf in plastic zakken proppen. Na afloop ruim ik met veger en blik de stoffelijke restjes op van het gazon, trek die door het toilet, schrob voor de tweede keer bloed van het terras bij het zwembad en stap bij Eternité in haar roomkleurige Volvo Amazone. 'Zijn dit al uw bezittingen,' vraagt ze, als we vol gas over de Croisette richting Ste. Maxime scheuren. 'Hoezo?' 'Mijn excuses, ik had het u eerder moeten zeggen. U keert niet meer terug naar de villa.'

Deel 5: Niets lijkt haar te verbazen



Het laatste beeld op mijn netvlies voordat ik mijn bewustzijn verlies is dat van het putje in de blauwbetegelde zwembadbodem. Als ik weer bijkom, op het terras, kijk ik recht in de ogen van een vrouw in een jurkje met vrolijke vogeltjes. Ze heeft me net mond op mond beademing gegeven. In haar decolleté, onder het bandje van haar al even vrolijke bikini, bespeur ik een klein damespistool. 'Vous connaissez ce mec là?' zegt ze, nadat ik rechtop ben gaan zitten en een glas Provençaalse rosé heb gevraagd en gekregen. Ze wijst met haar hoofd richting een besnorde man in een plasje bloed. Ik schud van nee. Het is niet de jardinier. Ook niet de croissant-bezorger van La Tarte Tropezienne. Is het de buurman met het maanachtige nachtlicht? Ik vertel haar over het lijk, en de wonderbaarlijke verdwijning ervan. Het lijkt haar niet te verbazen. Niets lijkt haar te verbazen. 'Est-il mort?' vraag ik, uit voorzorg, over het meest recente slachtoffer. Ze knikt, bevallig. Ik neem mijn redster nog eens goed in me op. Dit is geen straf. 'Mais qui êtes vous?' 'Je m'appelle Eternité,' zegt ze, 'de Protection 24/7.' 'Quels beaux oiseaux,' zeg ik, over haar jurkje. Het kan geen kwaad om bij je redster in het gevlei te komen. 'Merci,' zegt ze, alsof ze het compliment nog nooit eerder gehoord heeft. 'Alors... Ça va, monsieur?' Ik klaag dat ik nog wel wat pijn heb aan mijn schedeldak, laat het klagen maar aan mannen over, anders gaat ze misschien weg. 'Voulez vous diner avec moi, ce soir, à La Ferme La Douceur?' Dat wil ze wel, als we eerst samen de besnorde snoodaard in stukken hakken, de stukken in plastic zakken stoppen en die naar de poubelle brengen. 'Ah, la poubelle,' zeg ik. 'Mais bien sûr.'

Deel 4: Zorgvuldigheid



Het is twaalf uur in de middag als ik eindelijk de rolluiken durf te openen. Voor elk venster dient een knop te worden ingehouden. Even word ik als een konijn in zijn hol verblind door het zonlicht, rechtstreeks en weerkaatst door de Middellandse Zee. Ik steek mijn hoofd naar buiten en merk op dat de ene haperende deur van de elektrische poort niet helemaal gesloten is: zorgvuldig is mijn nachtelijke ordeverstoorder niet, aan de andere kant: de zorgvuldigen spelen een marginale rol in de geschiedenis. Pas als ik mijn tien matineuze baantjes heb getrokken – het moeten er tien zijn, niet één minder of meer – besef ik dat het lijk weg is. Het enige wat resteert op de plek waar het lag is een pluk zwart haar en een substantie die het midden houdt tussen bloed, kwijl en ondetermineerbaar overgeefsel. Met alle schoonmaakmiddelen die ik kan vinden schrob ik de rand van het zwembad schoon. Ik beloon mezelf met een espresso, en een croissant aux amandes, bezorgd door La Tarte Tropezienne, een uitstekende bakker. Net als ik tot mijn niet geringe opluchting vaststel dat ik met minimale inspanning van een nijpend probleem af ben – namelijk: wat te doen met het lijk – voel ik een scherpe pijnscheut bovenop mijn schedel, ik vermoed openhaard-gereedschap, en een brute kracht die mij met klapstoel en al het water induwt.

Deel 3: Parelduiker



's Avonds dineer ik genoeglijk onder de sterren aan de lange tafel bij de buitenkeuken, als de discoverlichting van het zwembad begint te knipperen – eerst regelmatig, denk ik, maar daarna onregelmatig, om er uiteindelijk helemaal mee op te houden. Ik zit in het donker. Ik had bij kaarslicht willen eten, hoe corny dat ook is, maar alle kaarsen zijn opgebrand. Het lijk licht zwak op in het maanlicht – dat, als ik wat beter kijk, helemaal geen maanlicht blijkt te zijn, maar de tuinverlichting van de aanpalende villa. Ik leg mijn boek weg, het heeft nu helemaal geen zin om te lezen. Het is misschien zelfs ongepast. Die nacht woel ik onrustig onder de dekens in bed. Ik droom dat ik parelduiker ben en dat ik tijdens een van mijn duiken, op tien, twintig meter diepte, met mijn armetierige zwembroekje achter een rots blijf hangen. Ik zou niet schrijven: zwetend werd ik wakker, als het niet waar was, maar ik werd zwetend wakker, en wel van gebons tegen de elektrische rolluiken, die ik juist uit voorzorg allemaal had dichtgedaan.

Deel 2: Sinistré



De volautomatische toegangspoort van de villa, waarvan een kant hapert, gaat langzaam open. Een vrachtwagen rijdt achteruit het terrein op. Opeens staat een jongeman voor mijn neus met een geitesikje en een koptelefoontje in zijn oor. 'Jardinier!' roept hij. 'Speak English?' Ik spring op van mijn ligstoel en been hem tegemoet. 'Spreekt u toch vooral Frans,' zeg ik. Mijn Frans, denk ik, is beter dan zijn Engels. Prompt steekt hij in rond Provençaals een minutenlang betoog af over de orage die vrijdagnacht over het dorpje heeft geraasd, en die voor een inondation heeft gezorgd en minstens duizend sinistrés. In zijn eigen kelder stond twintig centimeter en ook zijn auto was geheel ondergelopen en bevuild. 'Oh la la.' Meer weet ik niet uit te brengen. 'En hier,' vraagt hij, 'is hier veel schade aangericht?' 'Ça va,' zeg ik. 'Eh... de tuin ziet er nog goed uit.' 'Een van de voordelen van op de bergtop wonen,' lacht de jardinier. Ik knik en loods hem de poort uit, terwijl ik het lijk aan de rand van het halvemaanvormige zwembad uit zijn blikveld probeer te houden.


In de classificatie van het Rampenfonds was hier waarschijnlijk sprake van een D-ramp: zonneklaar.

Deel 1: Lijk



Aangekomen bij de villa in de heuvels aan de Côte d'Azur vind ik in het halve maanvormige zwembad een ronddrijvend lijk. Ik vis het uit het water en leg het op het gras te drogen. De zwembadpomp wordt aangezet; ik ga met een schepnet door het water om andere ongerechtigheden te verwijderen. Als ik daarmee klaar ben, vraag ik me af of dit het moment is om te baden. Zeker, er is niets meer te zien, maar dat zegt niets. De grootste vuiligheid in het leven is onzichtbaar. Hoelang heeft dat lijk in het zwembad rondgedreven? Heeft het water het rottingsproces vertraagd, of juist versneld? Wanneer ik, al zwemmende, een hap water binnenkrijg, wat toch niet ondenkbaar is, zal ik dan buikgriep krijgen, of een afschuwelijke, nu nog onbekende ziekte? Het zwemmen, een van de attracties van deze villa, wordt een dag uitgesteld, zodat de pomp zijn of haar werk kan doen. Op het gebied van ronddrijvende lijken geldt: better safe than sorry.

Een pittoresk poster van Roger Broders (1883-1953).

Vermaak


In Bakkum staan twee restaurants. Het ene heet Café Restaurant Borst. Het andere, aan de overkant van een klein pleintje, heet Apicius.

Bij Borst is iedereen dronken, of bezig het te worden. Bovendien staat de geluidsinstallatie (denk: 'Sunday Bloody Sunday', 'La Vie En Rose' en uiteindelijk amorfe house) op 10. Een vrouw in een rolstoel, een sigaret in haar mondhoek, laat zich continu op en neer wippen door elke man die zich daartoe geroepen voelt. Een vrouw in een blote zwarte jurk, haar tattoeages goed zichtbaar, schudt haar billen in de deuropening. Een serveerster gooit volle plastic bekers bier leeg in de plantenbakken. Een man hapt, schreeuwend door zijn telefoon, in een bamischijf. Een ouder echtpaar bekijkt het tumult van een afstandje. Om 8 uur komt de politie langs in een SUV met open ramen. Of het wat zachter kan. En trouwens, had het niet al om 3 uur afgelopen moeten zijn? De vrouw met de blote jurk en de tattoeages lacht wat met de agenten af en klimt dan met een man in een housebroek op een kinderspeeltoestel waar geld in moet.

Uitdagend kijkt de vrouw met de blote jurk en de tattoeages mij recht in de ogen.

Wij zitten, op twee meter afstand, achter een niet volmaakt geïsoleerd, maar wel uitstekend uitzicht biedend raam van Apicius, waar we een vijfgangenmenu met bijbehorende wijnsuggesties tot ons trachten te nemen.

Ik vraag me af wie zich hier beter vermaakt.

Idylle, Kasper Niehaus. Ook al Bergense school.