Het was voor het eerst dat ik wakker werd op een woonboot. Om zes uur 's ochtends helaas, en met een groggy mond van de oude, koude sushi die ik bij aankomst nog even snel voor de ijskast naar binnen had gewerkt, maar toch. Het kan zijn dat de ongebruikelijke keten van gebeurtenissen van de afgelopen 20 uur me bijzonder had uitgeput, of dat het kwam door het zachtjes, heel zachtjes wiegen op het water (wellicht ingebeeld, want het schip lag met dikke kabels vastgesjord), of het vriendelijke gedoe der eenden vlak naast me aan de andere kant van de patrijspoort, maar voor mijn gevoel had ik nog nooit zo diep geslapen. Toch een wonderlijke afspraak in het complex der menselijke beschaving: een derde dagdeel of daaromtrent de stekker eruit en daarna vrolijk weer door alsof er niets gebeurd is. De stad kan zijn platgebrand, ouders kunnen zijn gestorven, vrienden geëmigreerd, maar de slaper slaapt. Lekker rustig, inderdaad.
Hoewel, zo lekker rustig was het nu ook weer niet. Iets kraakte ergens op Katalla (zo heette Bettina's boot), en ik kon het niet thuis brengen. Ik heb de deuren gecheckt. Die zaten op slot, maar je kon ze met enige goede wil wel zo intrappen. De dakluiken idem dito. Alleen de patrijspoorten, die kreeg je met geen mogelijkheid open.
Misschien was ik vannacht toch nog een keer wakker geworden, meende ik me nu te herinneren, van het gedroomde idee dat de romp waarin ik me thans bevond, langzaam volliep met grachtwater. Ik draaide me om op Bettina's twijfelaar, die ze helemaal achterin in een kleine bedstee had laten bouwen, en droomde dat het langzaam nat werd onder me, en dat ik die bedstee niet meer uit kon. Dat Titanic-scenario behoorde tot mijn netflix van nachtmerries. Niet het verzuipen, niet het opgesloten zitten, maar de combinatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn