De ontvoering van mijn fiets (VIII)



Ik zette mijn fiets op slot, met medeneming van de fietspomp, en schaduwde Tycho R., die, met medeneming van mijn fietszadel, mijn verwarde tante schaduwde naar haar zolderkamertje op de Konijnenstraat. Ik wachtte tot Tycho R. naar binnen was gegaan, die wachtte tot mijn verwarde tante naar binnen was gegaan. Toen Tycho R. zich op eenvoudige wijze toegang had verschaft tot het pand, verschafte ik mij op eenvoudige wijze toegang tot het pand. Zolang ik mij kon herinneren was het slot van de voordeur kapot. Het maakte volgens tante niet uit; van buiten zag je geen verschil. Je moest weten dat je die deur open kon duwen. Wist je dat niet, dan bleef die deur voor jou gesloten. Ik liet de filosofische implicaties van een en ander even rusten en legde mijn oor tegen de 'deur' van haar zolderkamertje, die niet eens op slot kon. 'Gôh, jôh, wat enig, Esau!' hoorde ik haar gillen. 'Thee? Ik heb alleen rozenbottel! En een kaakje!' Tycho R. bromde iets dat ik niet verstond. Het was even stil. Gerommel. De fluitketel floot. Mijn verwarde tante serveerde haar gepatenteerde rozenbottelthee, die je het beste op een onbewaakt moment teruggoot in de theepot en haar slappe kaakjes, die je het beste ongezien terugschoof in de trommel. Waarover spraken zij/die twee daar in dat hok? Waar was Tycho R., ogenschijnlijk beroepscrimineel, op uit? De luizige spaarcenten van mijn tante? Haar woning? Had hij genoeg van Nieuw Sloten en zag hij mogelijkheden in deze uithoek van de Jordaan? Wacht, nu bromde hij iets dat ik wel verstond: 'Hier ouwetje, voor in je thee, ga je lekker van dromen.' Stilte. Was hij bezig mijn verwarde tante te drogeren? Zo ja, met wat dan, en hoe erg was dit? Veel verwarder dan ze was kon ze niet worden. Toch besloot ik in een opwelling van familiale solidariteit met geheven fietspomp de zolder van mijn verwarde tante binnen te stormen.