Voorafgaand aan de ochtend VI



'Waarom draag je eigenlijk een berenvel en zwarte schmink op je huid,' vroeg Inzig aan Timeu, terwijl ze, na een kopje zeer sterke koffie samen richting C hobbelden, waar ze, zo hadden ze gemakshalve besloten, op zoek gingen naar mensen die graag de zweep over de rug gelegd wilden hebben. 'En, now we're at it, waarom draag je een dozijn koebellen op je rug? Zo maak je het hele dorp wakker.'
'Het hele dorp is al wakker,' zei Timeu, met zijn zweep voor zich uit knallend naar een zwerfkat. Dit was niet dezelfde zwerfkat als dewelke Inzig had gevolgd door het landschap; dit was een andere, met een hoek van bijna 90 graden in zijn staart. De kat gaf een klagelijke miauw.
'En die vermomming, wat moet ik daarvan maken?'
'Wat jij wil,' sprak Timeu, en hees het koord waarmee het berenvel bij elkaar gehouden werd nog eens aan. 'Mensen denken dat ze niet vermomd zijn, maar dat zijn ze wel degelijk. Ze dragen de vermomming der middelmatigheid.'
Inzig bekeek zichzelf in het licht van de straatlantaarns die bungelden in de wind. Zoals gezegd droeg Inzig te weinig kleren, maar straalden zij middelmatigheid uit? Dat was niet meteen duidelijk. En trouwens, ging het, ceteris paribus, niet om het innerlijk? Deze overwegingen hield Inzig echter voor zich.
Ze bereikten een piepklein, licht hellend, pleintje. In een grotachtige, helverlichte bar was, Timeu had gelijk gehad, een grote uitsnede van de bevolking van C was samengepakt rondom kleine formica tafeltjes. Zo naar hun vermomming te oordelen alleen mannen; alleen achter de toog stond een vrouw, met een haviksneus en meer horloges om haar polsen dan strikt noodzakelijk. De mannen, die woeste, roodbruine koppen hadden, dronken donkerpaarse drankjes. Ze vielen en masse stil toen Timeu en Inzig binnenkwamen.
'Het zal me benieuwen,' dacht Inzig bij zichzelf, 'wie van deze mannen behoefte voelt om zich Timeu's zweep over de rug te laten leggen.'