Voorafgaand aan de ochtend II



Het begon te motregenen, maar er bewoog meer dan lichte regendruppels in beweging konden zetten. Inzig had het gevoel dat de achtervolging was ingezet. Dat gevoel werd bevestigd toen, nadat de motregen was opgehouden en de sterren eindelijk zichtbaar werden, een zwerfkat vanachter een struweel verscheen, Inzig in de ogen keek, met doordringende, zij het verveelde, blik, en pas weer begon te lopen toen Inzig liep. Omdat er verder niemand was om gesprekken mee te voeren, voerde Inzig gesprekken met het pluizige dier. Veel wijzer werd Inzig daar niet van, de zwerfkat ook niet; uiteindelijk namen ze genoegen met zwijgen. Toen ze bij een rommelige wei kwamen waar langharige schapen lagen te slapen, nam ook Inzig van de gelegenheid gebruik om zichzelf te rusten te leggen. Inzig schakelde de zaklantaarn uit en vergaapte zich aan het uitspansel, maar vergiste zich in de grond. De koude trok langzaam Inzigs lijf binnen. Zoals gewoonlijk droeg Inzig te weinig kleren, alleen het noodzakelijke – maar wat is noodzakelijk, in this day and age? De koude infiltreerde, als een idee, in de rug, in de benen, in de armen, in de longen. Toen de koude bij het hart kwam, stond Inzig weer op en liep verder, op de voet gevolgd door de zwerfkat, die grijnsde.